Joure |3|

|    1   |    2   |    3   |    4   |

Lager onderwijs: School aan de Midstraat, te Joure.

Onderwijs en schoolmeesters te Joure.

1. De Latijnse school.

Reeds in okt. 1593 is er sprake van de rector te Joure, die een toelage ontving van de Staten van Friesland; zijn naam wordt evenwel niet vermeld. Maar te Franeker wordt in 1599 S. Scotus te Joure tot rector beroepen, die evenwel verklaart, dat hij niet kan komen. We mogen dus aannemen, dat hij hier rector was van de Latijnse school.

  • In 1598 was Scholtetus Regneri, "Recktoer op de Jouwer"; hij kocht toen een stuk land in Oldeholtwolde. Ook op 11 nov. 1601 komt hij voor. Ik denk, dat dit dezelfde persoon is, wiens naam in het eerste stuk wegens onduidelijk schrift voor S. Scotus is aangezien, terwijl Scholtetus bedoeld zal zijn.
  • In aug. 1606 was dr. Carolus Crantz, medisch doctor en rector te Joure; in 1611 heet hij dr. Carolus Cardanus, en was een van de collatoren van het O.L. Vrouwe ter Noodt Leen, te Franeker. Ook in 1615 was hij hier nog rector. Joure ontving jaarlijks 150 c.g. van de Staten voor zijn rector.
  • De school bloeide: op 30 juli 1619 is er zelfs sprake van een conrector, Mr. Dirck Dircks, genaamd, "nu ter tijd wonende op de Joure".
  • Van 1623 tot 1628 vinden we Tietgerus Ruwardi Schotanus, als rector te Joure vermeld, maar in aug. 1629 is het weer Carel Crantz. Op 17 juni 1637 trouwde Carel Crantz, van Leeuwarden afkomstig, medisch doctor en rector in Joure, met Trijntje Gerrijts Leboer van Teecklenburg. Hij was hier in sept. 1644 medisch doctor en rector. In juli 1645 was hij hier ook nog.
  • In 1647 was Paulus Johans, rector [of rechter?] in Joure.
  • Op 3 april 1657 komt voor Jacobus Keverling rector te Joure. Ook in 1666 was de kandidaat Jac. Keverling, rector in Joure. Hij ging zich te buiten aan sterke drank; over zijn herhaalde dronkenschap lezen we bij dr. Cuperus. De classis Zevenwouden bemoeide zich er mee in 1666, 1669 en 1670. Dat hij niet werd afgezet, had hij aan de lankmoedigheid van de classis te danken. Het drankgebruik was toen een zo algemene volkszonde, dat de een de ander in dat opzicht vaak niet veel te verwijten had. In okt. 1672 was hij hier nog. In juli 1675 heet Antie Pieters, de vrouw van de rector in Joure (waarschijnlijk nog wel van Keverling). De familie Keverling, zetelt dus al vroeg te Joure: in sept. 1695 was mr. Petrus Keverling, chirurgijn te Joure. Circa 1722 is "vanwege het dorp Westermeer tot lossing van de chirurgijn Jacobus Keverling, gewesen slaaf tot Algiers geschonken 100 c.g." Omstreeks 1726 was Antie Hanses, weduwe van wijlen mr. Petrus Keverling, te Joure met haar drie kinderen Antie, Trijntie en Daniël. Zij verkoopt dan een huis in Joure aan de zuidwest-kant van de straat, "hebbende de gebuurteschool ten Z.O. en Jacobus Keverling, chirurgijn te Joure, ten N.W." Laatstgenoemde verkrijgt met Carel Keverling, schoolmeester en chirurgijn te IJlst, het niaar.
  • Te Sneek, kwam op 1 juni 1682 Franciscus Bruna, als rector met attestatie van Joure. Hij kan hier wel enige jaren rector zijn geweest.
  • Op 17 nov. 1686 zijn te Workum getrouwd: Regnerus van der Molen, rector te Joure en Frouckien Lemstra, een dochter van de predikant te Workum. In 1687 verzocht hij aan de classis tot de predikdienst toegelaten te mogen worden, wat hem na verschillende examina door de classis toegestaan werd. In 1692 werd hij als predikant beroepen te Hoornsterzwaag c.a., waar hij in 1727 is overleden. De rectoren waren waren dikwijls kandidaten in de theologie. Tijdens de Spaanse successie-oorlog is hij legerpredikant geweest. Zijn zoon Bernardus Lemstra van der Molen, werd rector van de Latijnse school te Workum.
  • Op 27 feb. 1702 was Henricus Engeling, rector te Joure en Christina Wemmers, zijn huisvrouw. In feb. 1712 was hij nog rector. Ook zijn vrouw leeft dan nog.
  • In 1726 was Petrus Hilarides, rector te Joure; hij trouwde hier in juni 1730 met Sijtske Alberts. In 1734 ontmoeten we hem hier nog.
  • Op 16 mei 1750 trouwden te Joure: Johannes Martinus Vos, rector, en Rinske Munnik, beiden van Joure. Hij is hier tot 1785 rector van de Latijnse school geweest; toen is hij overleden. Hun zoon Martinus Vos, hier geboren in 1762, werd predikant te Oudega (W.) Zijn moeder Rinske Munnik, stierf als weduwe in zijn huis te Oudega op 25 jan. 1795. Tot die tijd had ze als "rector Vos weduwe" te Joure gewoond.
  • In 1785 was Gerbrandus Petri Bruining, rector te Joure; in 1786 vertrok hij als praeceptor (derde meester) naar de Latijnse school te Harlingen.

Daarna is de Latijnse school hier in verval geraakt, al bleef ze in naam nog wel bestaan.

Midstraat, met links het Postkantoor, waar voorheen de Latijnse school in zat, deze is in 1905 afgebroken.

Namen van rectoren heb ik evenwel niet meer kunnen vinden in de Provinciale Almanakken of elders. In 1801 heet deze school te Joure vacant. In 1811 was het rectoraat weer vacant wegens overlijden. Doch op 5 maart 1818 schrijft men uit Joure aan de Leeuwarder Courant: " De oude Latijnse school alhier, door den drang der tijden genoegzaam verstorven, is thans als uit haar graf verrezen door een Kon. Besluit, terwijl heeren Curatoren daartoe door Z. Exc. den Commissaris-generaal van het Onderwijs, etc. en den Heer Gouverneur dezer Provincie geauthoriseerd, den post van Rector hebben opgedragen aan Ds. P. Koumans Brouwer, alhier." Deze predikant Koumans Brouwer, stond hier sedert 1810 en is op 5 juni 1825 overleden. Hij heeft op 21 dec. 1820 een lijkrede gehouden op Elias Annes Borger, kort tevoren overleden.

Ook de volgende Jouster predikant Jan Jarigs Wassenaar, was rector van de Latijnse school. Na een korte opleving geraakte de school hier weldra weer in verval. In 1850 waren er volgens het Provinciaal Verslag nog 3 leerlingen, doch in sommige jaren ook geen enkele. De predikant was rector en kreeg daarvoor nog steeds, evenals in 1600, ƒ 150 per jaar van het rijk. Met het emeritaat van ds. J.J. Wassenaar, tegen 1 jan. 1861 "is de Latijnse school vervallen".

Er waren geen leerlingen meer, vertelt ons het Gemeente-verslag van 1860. Ds. Wassenaars, enige zoon was omstreeks 1840 een van de weinige leerlingen geweest; hij werd in 1846 predikant te Nijehaske.

De mededeling van A.B. de Jong pr., dat hij hier in 1864 nog melding gemaakt vindt van de Latijnse school, dan onder leiding van J.A.M. van der Brug, moet dus op een vergissing berusten en slaat waarschijnlijk op de hierna te noemen Franse dag- en kostschool.

2. De dorpsschool.

  • In nov. 1592 was mr. Douwe Rijnsz, schoolmeester te Joure. Hij ontving jaarlijks 70 gulden van de Staten; verder genoten de schoolmeesters de schoolpenningen van de leerlingen (meestal 6 stuivers per kwartaal).
  • In 1594 kwam hier mr. Cornelis Jansz, van Langweer. De school stond tussen de kerk en de Waag. In nov. 1595 was hij hier nog.
  • Van 1596 tot 1599 vinden we hier mr. Reiner Cornelisz, als schoolmeester.
  • Op 18 juni 1621 was mr. Frerck Pittersz "schoeldiener" te Joure.
  • Mr. Dirck Dircks, die we op 30 juli 1619 als conrector te Joure leerden kennen, zal wel dezelfde zijn als mr. Theodorus Theodori, die in nov. 1629 "Duytsche schoolmeester op de Joure" heet. We kunnen aannemen dat de Latijnse en de Nederduitse school onder één dak waren, ieder met één meester.
  • De mede-schooldienaar Henricus Cornely Bruinsemius, te Joure trouwde hier in maart 1637 met Tyeets Votzisdr. Beiden waren afkomstig van Heerenveen; hij was een zoon van mr. Corn. Bruinsemius, aldaar. In nov. 1618 komt hij hier nog nog voor met zijn vrouw Tiedts. Hij was misschien ook conrector (=hulpmeester aan de Latijnse school) en Nederduitse meester. In 1652 was hij nog in functie.
  • In aug. 1653 trouwde de mede-schooldienaar Gerrijt Stevens, te Joure met Martzen Douwes, beiden van Joure. Hij was kort te voren van Wijckel gekomen.
  • In maart 1661 was mr. Sijbbe, hier mede-schooldienaar. Hij blijkt Sijbbe Matheï, te heten. In febr. 1668 koopt hij met zijn vrouw Hiltie Jansdr. een huis in Anne Pieckessteeg, bij de Butterwaagopsloot. Dit huis bewonen ze in 1676 nog. In 1678 was hij hier nog als schoolmeester; ook op 28 jan. 1695 nog. In 1699 was Sijbe Matheï 69 jaar oud; zijn vrouw was toen 66 jaar. Op 10 febr. 1710 verkoopt Hiltje Jans, weduwe van wijlen Sijbe Matheï, in leven schoolmeester en voorzanger te Joure, haar huis in Anne Pieckessteeg, aan Eelke Freerx, cum uxore (=met zijn echtgenote). Wanneer mr. Sijbe overleden is, weten we niet, daarvan werd in de kerkelijke registers niet geregeld aantekening gehouden. Vermoedelijk is hij omstreeks 1700 overleden, want dan wordt Tamme Gerrits schoolmeester te Joure.
  • In dec. 1705 was mr. Obbe Tjeerds Westra, hier schoolmeester, en Brechtje Sjoerds, zijn vrouw. Zij waren hier op 18 febr. 1694 getrouwd; hij was toen schoolmeester te Sneek en van Westermeer, afkomstig. Op de rechtsdag van het Nedergerecht van Doniawerstal, op 20 juli 1707, werd hij veroordeeld tot een boete wegens vogelvangen in verboden tijd, in strijd met de plakkaten. In 1708 ontmoeten we hem hier nog als schoolmeester, doch omstreeks 1711 is hij naar Stiens vertrokken.
  • Zijn opvolger te Joure werd mr. Elias Tijlemans, ca. 1686 geboren, die hier in nov. 1711 was met zijn vrouw Itte Jolles; ze waren van Warns gekomen. Hun zoon Tijleman, werd hier op 4 juni 1714 geboren. Mr. Elias was tevens "coopman" (in 1718 en 1722 bijv.). In 1744 was Ittie zijn weduwe; ik denk dat hij al vele jaren eerder gestorven was, want na 1722 ontmoet men hem niet meer. De zoon Tijleman, hier schipper en koopman, kreeg een dochter Sibbeltje, die weer de moeder werd van de beroemde professor Elias Annes Borger (in 1784 te Joure geboren).

Elias Annes Borger (Joure, 26 februari 1784 – Leiden, 12 oktober 1820) was een Nederlandse hoogleraar in de theologie en letteren te Leiden.

Zie: nl.wikipedia.org

  • In 1725 tekent mr. Johannes J. Elsloo, als schooldienaar voor het eerst het doopboek te Joure. De schoolmeesters, die tevens koster waren, hielden gewoonlijk de contra-doop- en trouwboeken bij. In 1741 was hij hier nog: Johannes Elsloo, "schoolmr. en coopman" te Joure, kocht toen een huis in de Torensteeg. In 1749 ontmoeten we hem hier nog met zijn vrouw Aefke Luitjens Stellingwerf. Hij heet soms ook Jan Elsloo. Hij was al vóór 1736 met Aefke getrouwd.

Een tweede school.

  • In 1671 was Tieerdt Dirx, dorprechter en ontvanger in Joure.
  • In 1734 was Gerben Obbes, floreenontvanger; in 1738 was hij tevens dorprechter. In 1758 was hij nog in functie.
  • Naast de bovengenoemde school is er in deze al spoedig vrij grote plaats een tweede school geweest. Op 2 okt. 1636 tekende Jan Gerrijts "schooldienaer te Joure" een akte als getuige. In april 1638 trouwde hij alhier met Neeltie Annes van der Ylst. Deze mr. Jan Gerrijts stond hier lange jaren naast mr. Henricus Cornely Bruinsemius, mr. Gerrijt Stevens en mr. Sijbe Mattheï; dus moet er een tweede school geweest zijn. Mr. Jan Gerrijts is hier op 7 okt. 1655 hertrouwd met Reynu Aenes, van Bolsward, weduwe van wijlen Harmen Sents. Hij was hier op 10 okt. 1665 nog: "mr. Jan Gerrijts schooldienaer opter Joure. In maart 1670 kocht hij een huis aan de Midstraat en was ook toen nog schoolmeester. Later ontmoeten we hem echter niet meer en ook gedurende 20 jaar geen tweede schoolmeester.
  • Op 27 sept. 1680 wordt nog melding gemaakt van wijlen Jacob Eebes, "in leven schoolmeester op de Joure".
  • Echter in maart 1691 was mr. Beernt Meynerts Odink, schooldienaar en organist te Joure. Toen was er dus in de hier in 1644 gestichte nieuwe kerk (de toren is van 1628) reeds een orgel. Mr. Odinks, vrouw heette Aeltie Hartmans; hij hertrouwde hier op 6 okt. 1695 met Agnieta Cupery. Hij was hier in febr. 1698 nog als schoolmeester en organist. Kort na 1700 was hij schoolmeester te Workum.
  • Op 5 mei 1700 trouwde mr. Johannes Adrianus Stellingwerf, schoolmeester en organist te Joure, alhier met Jancke Jans. Hun zoon Augustinus, werd hier gedoopt op 23 april 1706. In 1711 vinden we opgetekend "de school van mr. Joh. Stellingwerf, te Joure, aan de Z.W. kant".g Na de dood van zijn eerste vrouw Jancke Jans, die na 1714 overleed, is hij hier op 25 jan. 1722 hertrouwd met Johanna Arnoldi de Vries, van Wommels. In 1723 stond hij hier nog.
  • In 1724 kopen Luitjen Sanders Stellingwerf, schoolmeester te Joure, en Janke Tadema, echtelieden, een huis in de Midstraat schuin tegenover de toren. Hoe lang hij hier stond is mij niet gebleken. (De vrouw van eerder genoemde mr. J.J. Elsloo, was blijkbaar een dochter van hem.)
  • In 1736 was Jacobus Rodenhuis, schoolmeester en organist te Joure. Hij en zijn vrouw Anna Maria Tadema, kopen in juli 1741 een huis in de Kakelsteeg te Joure. Hij woont hier in 1749 nog, maar of hij toen nog schoolmeester was, is te betwijfelen. Immers in nov. 1744 reeds was hier mr. Lourens Lourensz, schoolmeester; hij was van Haskerhorne hier gekomen. Hij trouwde in 1745 te Joure met Antje Jelles, van Oudehorne. Hij ondertekent in jan. 1750 als: "mr. L. Hornstra, schoolmeester Joure" en ook in maart 1775 vinden we hier nog: mr. Lourens Hornstra.

Daar deze oude schoolmeesters vroeger door de kerkvoogdij werden betaald en de kerkvoogdij-rekenboeken van Joure niet bewaard gebleven schijnen te zijn, weten we van hun inkomsten weinig anders af dan dat de schoolmeester van Joure jaarlijks 70 c.g. van de Staten van Friesland ontving. Dit was een oude kloosterverplichting (waarschijnlijk van het Haskerconvent), die met de naasting van de kloosters in 1580 op de Friese Staten was overgegaan. Zo waren er nog enkele schoolmeesters in Friesland, die een dergelijk Statentraktement genoten.

In jan. 1685 wordt genoemd: " 't Schoollant te Westermeer". Hieruit blijkt dat de opbrengst van dit land mede diende tot bezoldiging van de schoolmeester. In nov. 1712 verkocht de grietman Vegelin van Claerbergen, aan de volmachten van Vlecke Joure een huis, waarin school voor jongens gehouden werd. Dit zou er op kunnen wijzen, dat de tweede school een meisjesschool was. Uit meerdere akten blijkt, dat de gebuurteschool (dat is dus de hoofdschool) aan de zuidwest kant van de Midstraat stond.

Wie tijdens mr. Lourens Lourens Hornstra, schoolmeester aan de andere school was, weten we niet. Mr. J. Elsloo en mr. J. Rodenhuis, komen beiden in 1749 nog voor, maar dan is er een hiaat. Mr. Lourens L. Hornstra komt hier in maart 1775 nog voor en heeft waarschijnlijk in 1776 afstand van zijn post gedaan. Hij is omstreeks 1780 overleden; zijn weduwe Antje Jelles, is hier in 1794 nog. Op 2 feb. 1798 is zij te Eestrum overleden.

  • Zijn opvolger mr. Dirk Aukes Rauwerda, werd hier in 1776 schoolmeester en organist. Hij trouwde hier op 1 juni 1777 met Grietje Popkes, ook van Joure. Zijn broer Antoni D. Rauwerda, was schoolmeester te Kollum. Mr. Dirk komt hier in 1788 nog in zijn functie voor, ook nog in 1791. In 1792 is evenwel sprake van zijn weduwe.
  • In 1791 kwam van Tjerkgaast, Lourens Dircksz Hornstra, als schoolmeester en organist te Joure, met zijn vrouw Maria Brons. Hij was geboren op 2 okt. 1759 en hertrouwde hier op 20 april 1806 met Geertje Siebes. De later beroemde Elias Annes Borger, professor te Leiden, geboren Jouster, ging bij hem in 1794 naar school. Ofschoon hij leefde in een tijd van onderwijsvernieuwing als gevolg van de eerste schoolwetten van 1801, 1803 en vooral die van 1806, heeft mr. Hornstra, nimmer een van de bij de wet ingestelde 4 rangen gehaald, doch bleef hij maar voortgaan op zijn voorlopige "acte van toelating", die de in functie zijnde schoolmeesters bij het invoeren van de wet van 1806 uitgereikt werd.

In de Leeuwarder Courant van 9 jan. 1808 adverteren de Dorpsgecommiteerden van Vlecke
Joure, dat zij op 28 jan. gedenken publiek te besteden: "het afbreken van een huis en de oude school en het bouwen van 3 nieuwe scholen onder één dak met de leverantie van de benodigde materialen; bestek en tekening liggen ter inzage ten huize van L. Zuiverlijn, kastelein in het Tolhuis te Joure". Dit waren de Latijnse school, de school van mr. L.D. Hornstra, en de andere school (zie verder). Mr. Hornstra, heeft zijn school bediend tot 1824, toen hij met een pensioentje ontslagen werd. Hij is op 20 dec. 1832 te Leeuwarden overleden, oud 73 jaar.

Intussen vinden we in juni 1782 in de andere school ook weer een meester, en wel mr. Albert Douwes (noemt zich weldra A.D. de Vries), die tevens voorzanger en koster in de kerk te Joure was. Hij trouwde hier in mei 1783 met Pietertje Minnes.

Toen de Representanten van het Fries Volk in maart 1796 (na de omwenteling in 1795, toen de Fransen kwamen), van de schoolmeesters evenals van andere ambtenaren de ondertekening eisten van een "Verklaring van afkeer van het Aristocratisch bewind en van het Stadhouderschap", etc., weigerde mr. Albert dit, en werd derhalve afgezet; mr. Hornstra tekende wel. In de Leeuwarder Courant van 2 april 1796 komt nu de volgende oproeping voor:

" Doordien het Gerechte van Haskerland gaarne aan den eisch harer weldenkende Ingezetenen voldoen wil, zo kunnen zij niet nalaten 2 van hunne Schoolmeesters van hunne Posten te ontzetten, als Albert D. de Vries op de Joure, alwaar vast traktement staat 125 c.g. en Jan Oenes in de Haskerdijken, met een vast traktement van 75 c.g. boven de aan beiden nog behorende emolumenten; en om deszelfs plaatsen wederom te vervullen, vindt het Gerecht goed een dag daar te stellen ter nieuwe Verkiezing, die zal zijn op de Joure den 20 April e.k. (en den 21e in Haskerdijken). Zo wordt een ieder weldenkend Vaderlander, de vereischtens bezittende om zulk een Post te kunnen bekleden (zonder onderscheid van welke Religie) uitgenoodigd om zich alsdan in persoon aldaar te vervoegen, ten einde zijn bekwaamheid, Vaderlandsliefde en zeedelijk Character voor het oog der welmeenende Ingezeetenen daar te doen blijken.

Actum Joure den 29 Maart 1796. Twee jaar der Bataafsche Vrijheid."

Gekozen zal toen zijn Johan Bödeker, die we hier op 27 maart 1797 als schoolmeester aantreffen. Hij stond op 27 mei 1799 op vertrek naar Makkum, doch had hier nog schulden. Hij was toen evenwel al geen schoolmeester meer; de pret had slechts kort geduurd, tot 1 nov. 1797.

Toen hebben ze blijkbaar mr. Albert Douwes de Vries, weer aangesteld, die hier op 2 nov. 1797 weer als schoolmeester voorkomt naast mr. Lourens D. Hornstra, en wie beiden dan door de Volmachten der Ingezetenen 50 c.g. traktement van het dorp beloofd wordt, die blijkbaar niet geregeld uitgekeerd werden, want op 8 mei 1805 herinneren de beide meesters de volmachten aan deze toezegging. Meester A. D. de Vries heeft nimmer een van de vier rangen verkregen en is hier in het voorjaar van 1823 hoogbejaard, overleden. Hij is tot zijn dood voorzanger gebleven en ontving daarvoor ƒ 20 per jaar. (In 1823 en 1824 hebben Redmer L. Bergsma en Auke L. Bergsma, deze functie overgenomen.)

Reeds in 1808 was zijn zoon Douwe A. de Vries, hier organist. Hij kreeg daarvoor ƒ 49 per jaar (ƒ 1 per zondag); in sept. 1824 was hij nog steeds organist. In een staat omtrent de moraliteit en ijver van de onderwijzers van 1822 heet hun gedrag goed, maar hun vlijt slecht: "beide door ouderdom en onkunde ongeschikt", staat er.

De beide vacante scholen werden nu gecombineerd en tot hoofd van de gecombineerde school werd op 1 okt. 1824 aangesteld Jan Jacobs Gaauw, "onderwijzer der jeugd" te Oosterend op Texel, bezitter van de 2e rang (op een na de hoogste; maar de 1e rang werd bijna nooit behaald). Het inkomen van de gecombineerde school was nu ƒ 300 van de grietenij, ƒ 70 van het rijk en ƒ 28 van de kerk als voorzanger-koster. Hierbij kwamen dan nog de schoolpenningen van ca. 180 leerlingen, die in een groot dorp als Joure nog heel wat opbrachten (regel was 30 ct. per kwartaal, maar voor wie ook rekenen leerden, meer). Hij kreeg in juni 1856 eervol ontslag en pensioen. In 1868 wordt uit Harlingen zijn overlijden gemeld in de Leeuwarder Courant, op 22 aug. van dat jaar, oud 82 jaar.

  • Zijn opvolger werd op 2 jan. 1857 Lieuwe Bruno van Albada, ook een 2e ranger; hij kwam van Blesse. Sedert de stichting van een Armenschool aan 't Zand (1843; zie verder), heet Albada's school de Burgerschool. Hij was getrouwd met E. van der Lely. Het traktement bedroeg in 1860 ƒ 1050 en ƒ 100 voor huishuur. Volgens de nieuwe Wet op het Lager Onderwijs kwamen de schoolgelden nu aan de gemeente. Naast het hoofd waren aan deze school in 1860 nog slechts verbonden een hulponderwijzer en een kwekeling!
  • Op 15 sept. 1858 werd Johannes van Kammen, tot hulponderwijzer aan deze school benoemd. Hij was daarvoor hulponderwijzer te Oosterlittens geweest. In 1862 waren op de Burgerschool als hulponderwijzers werkzaam: J.H. van Linschoten en Fred Tieleman (geboren op 26 aug. 1843).
  • In mei 1864 werd Anne de Vries, afkomstig van Huizum, als hulponderwijzer benoemd. Het traktement bedroeg ƒ 350. Hij werd in 1868 hoofd in Hoornsterzwaag. Hij werd toen als hulponderwijzer opgevolgd door Tijmen de Groot. In 1866 kwam er een tweede
    hulponderwijzer bij: op 9 nov. van dat jaar werd H. Gorter, benoemd. Zijn traktement was ƒ 300. In 1866 kregen de hoofden te Joure (Burgerschool) en te Haskerdijken ƒ 120 subsidie van het rijk.

De school, ofschoon in 1861 verbeterd, werd weldra te klein en verkeerde in slechte toestand. In 1873 werd de bouw van een nieuwe school met vijf lokalen in de Midstraat aanbesteed; de kosten bedroegen ruim ƒ 26.000. In 1874 is de school in gebruik genomen. Er waren toen vijf leerkrachten. Mr. van Albada, stond tot 1886 aan het hoofd van deze school.

  • Toen kwam Meinte Baarda, van Tjerkwerd van 1886 tot 1920, toen hij met pensioen ging. In 1887 werd de school inwendig zodanig verbouwd, dat door scheidingsmuren, meer lokalen verkregen werden.

In 1900 waren aan de school tien leerkrachten verbonden. Aan de school werd sedert 1902 ook meer Uitgebreid Lager Onderwijs (MULO) gegeven.

In 1919 werd de school gesplitst in een voor gewoon lager onderwijs en een voor Uitgebreid

De Armenschool te Joure.

In 1843 is aan 't Zand te Joure een tweede school, een openbare Armenschool gesticht, waartoe Gedeputeerde Staten bij resolutie van 28 sept. 1843 hun toestemming gaven.

Armenschool, aan 't Zand.

De school werd op 15 jan. 1844 geopend; hoofd werd toen Marten Sijbes Maakal. Geboren omstreeks 1792, woonde hij in april 1814 te Drachten, toen hij op 22-jarige leeftijd de 3e rang verkreeg. In 1824 behaalde hij de 2e rang. Hij was toen reeds ondermeester bij mr. Jan Gaauw, aan de Midstraat te Joure; dat was hij in 1843 nog, toen hij de benoeming tot hoofd aan de Armenschool verkreeg. Het salaris bedroeg ƒ 75 van de grietenij, plus de schoolgelden van de leerlingen. De school kwam hier weldra tot grote bloei. Mr. Maakal, is in de zomer van 1853 overleden.

De school werd provisioneel waargenomen (in 1854 reeds) door Tjitte Everts de Haan, die op 17 jan. 1855 zijn vaste aanstelling ontving. De gemeente gaf nu ƒ 300 traktement. Er gingen ca. 100 kinderen naar school; in 1861 had hij nog slechts een kwekeling tot zijn hulp. In 1860 had de gemeente het traktement op ƒ 500 gebracht en ƒ 50 voor huishuur, daar de schoolgelden volgens de Wet op het Lager Onderwijs van 1857 geen deel van het het onderwijzers traktement meer uitmaakten. Tjitte Everts De Haan, geboren in 1831, was een zoon van de in zijn tijd bekende mr. Evert Romkes de Haan te Wirdum. In 1848, op 17-jarige leeftijd, verkreeg hij de 4e en in 1850 de 3e rang; hij was in die jaren kwekeling te Haskerhorne. In 1854, toen hij reeds provisioneel te Joure was, behaalde hij zijn 2e rang.

In 1862 is een nieuwe Armenschool met woning gesticht aan 't Zand te Joure, op de plaats van de oude weverij (toen afgebroken). De school werd op 2 dec. 1862 in gebruik genomen. Nu kwam er ook een hulponderwijzer: Feike Dokter. Zijn traktement bedroeg ƒ 350. In 1868 werd hij hoofd te Drachten. Hij werd toen opgevolgd door Jan Fred. Haytink. Deze werd in 1871 hoofd te Blessum. Hij werd opgevolgd door P. Vlugt.

  • In 1865 moest de Armenschool al vergroot worden en kwam er een tweede hulponderwijzer bij: Ruurd G. de Haan.
  • Op 9 nov. 1866 werd Pieter Jans van der Wal, tegen een traktement van ƒ 300 aangesteld.
  • In 1890 is de school verbouwd en vergroot, waarvoor grond werd aangekocht; er kwamen nu vijf lokalen; kosten ƒ 7600. Mr. Tj.E. de Haan, ging in 1897 met pensioen. Zijn opvolger werd in dat jaar A.H. Karssiens, van Hemelum.
  • Omstreeks 1900 waren er 7 leerkrachten; in 1911 is de school weer vergroot. In 1919 werd Karssiens, vervangen door S. Dijkstra, van Idskenhuizen.
  • Hij stond hier tot 1925. In 1926 kwam C. van Scheyen. Deze school is met ingang van 1 april 1928 opgeheven.

De Franse school.

Naast de Latijnse school, die waargenomen door de predikant, een kwijnend bestaan voortsleepte, was er in een grote plaats als 'Vlecke Joure' al vroeg behoefte aan een school voor meer uitgebreid onderwijs, waar ook de moderne talen onderwezen werden en de jongens voor handel en industrie werden opgeleid. Met dat doel werd hier in 1843 (goedgekeurd bij resolutie van Gedeputeerde Staten dd. 22 okt. 1842), een zogenaamde Bijzondere School der 2e klasse opgericht voor het onderwijs in de nieuwere talen. De onderwijzer moest akten bezitten voor Frans, Duits en Engels. Dergelijke particuliere scholen noemde men Franse scholen.

Het hoofd Jacobus Nieuwveen Rzn., trad op 27 febr. 1843 in functie. Hij trouwde op 25 mei 1853 met B.(Barteltje) B. Halbertsma, van Grouw; zij was een dochter van B.H. Halbertsma. Hij genoot geen vast traktement en moest zelf voor een lokaal zorgen; zijn inkomsten waren de schoolgelden van de leerlingen. In advertenties in de Leeuwarder Courant noemt hij zich instituteur en hij houdt ook kostleerlingen. Hij dreef deze school tot in de zomer van 1855, toen Folkert W. Hellema, (ook een 2e ranger) ze van hem overnam op 9 juli 1855. Hellema, was hier reeds secondant.

In april 1856 werd aan de kostschool te Joure, een secondant gevraagd van de 3e rang; salaris ƒ 50 à ƒ 75 boven kost en inwoning. Hellema, was bij zijn overlijden op 18 jan. 1863 nog slechts 35 jaar oud. Zijn weduwe was J.C. Nederveen. (Ze waren omstreeks 1855 getrouwd.) In de Leeuwarder Courant van 23 jan. 1863 werd een opvolger gevraagd aan deze Bijzondere Franse school voor Dag- en Kostleerlingen.

Jan Gaauw, het gepensioneerde hoofd van de Burgerschool, gaf ook nog lessen aan deze school, die toen Instituut voor Jonge Heeren te Joure genoemd werd.

Intussen had Lucas Bogtstra, hulponderwijzer aan de Burgerschool bij Van Albada, in de herfst van 1858 hier ook een bijzondere (particuliere) school geopend, die echter in 1860, toen Bogtstra naar Indië vertrok, weer werd opgeheven.

Op 7 april 1863 kwam Johannes Adrianus Marinus van der Brugh, als opvolger van Hellema aan het hoofd te staan van de thans door de gemeente met ƒ 300 gesubsidieerde Bijzondere Dag- en Kostschool voor MULO te Joure. Hij was "secondant" aan een dergelijke school te Den-Haag geweest. Ook aan de school te Joure was een secondant, doch niet lang want weldra begon de school te kwijnen. In 1868 werden de gebouwen door de gemeente aangekocht voor ƒ 6500. Toen Van der Brugh op 1 april 1869 naar een dergelijke inrichting te Noordwijk vertrok, werd de aangekochte woning bestemd voor het hoofd van de Burgerschool L.B. van Albada; ze stond aan 't Zand.

Toch bleef de Franse school te Joure, nog in stand; benoemd werd Jacobus Japikse, van Groningen, die met een gemeentelijke subsidie van ƒ 300, op 1 mei 1869 de school heropende. Hij was te Groningen docent geweest aan een voorbereidende school voor middelbaar en hoger onderwijs. (Zijn zoon was de bekende historicus dr. N. Japikse, die o.a. de Geschiedenis van het huis van Oranje-Nassau schreef. Deze was te Joure geboren.)

In 1880 besloot de gemeenteraad van Haskerland, deze bijzondere gesubsidieerde school voor MULO over te nemen als een openbare gemeenteschool, met ingang van 20 okt. 1880. De heer Japikse, bleef hoofd; de school werd in de school in de Midstraat ondergebracht. Zo telde Joure thans drie openbare scholen: de Burgerschool en de MULO in de Midstraat en de Armenschool aan 't Zand.

Chr. ULO-School.

Openbare MULO-School.

In 1883 werd de ULO-school verplaatst naar de gymnastiekschool en deze naar het lokaal van de ULO. Japikse, stond hier tot 1889. Toen werd J.H. de Ruyter benoemd tot hoofd van de ULO-school. Hij komt hier voor tot 1899 toen de ULO-school werd opgeheven, blijkbaar met ingang van 1900.

Toch werd in de school aan de Midstraat nog ULO gegeven. Eerst in 1919 is de ULO afdeling van de lager onderwijs-afdeling gescheiden en werd B. van Bergen, tot hoofd van de ULO-school benoemd. De school werd gesplitst in twee gedeelten, zodat beide scholen onder één dak bleven.

Doch de school was te klein, zodat er in 1920 een hulpschool voor de ULO ingezet werd in het voormalige hotel Van der Feer. In 1921 evenwel besloot de raad een nieuwe ULO-school te bouwen aan de Harddraversdijk, waarvoor grond werd aangekocht door de gemeente.

De school kon in 1922 in gebruik genomen worden. Aan het eind van de oorlog (1944) was Egbert Otte Boerstra, tot hoofd van deze school aangesteld. Deze werd echter in 1945 gedetineerd als NSB-er en in 1946 werd hem de bevoegdheid tot het geven van onderwijs ontnomen. Sedert de bevrijding was B. van Bergen, weer in functie. Deze ging in 1946 met pensioen.

Sedert nov. van dat jaar is K. Kuperus, reeds onderwijzer aan deze school, als hoofd in functie getreden. Hij werd in 1952 wegens onzedelijke handelingen oneervol ontslagen. Zijn opvolger werd H.P. Stelma, ULO-onderwijzer te Nijmegen. Hij was in 1954 nog in functie op deze school.

Bijzonder onderwijs.

In 1892 werd de eerste school voor christelijk nationaal onderwijs in Haskerland gesticht (op 29 juli 1892 geopend), ofschoon de vereniging reeds van 1880 dateert. De school begon met twee lokalen en was gebouwd achter de Midstaat. Als hoofd werd op 1 aug. 1892 M.J. ten Hoor, geboren te Stroobos, op 6 mei 1864, aangesteld. Hij was daarvoor onderwijzer te Leiden. Hij werd op 1 sept. 1929 gepensioneerd en is op 8 mei 1952, op 88-jarige leeftijd, te Joure overleden.

Hij werd op 1 sept. 1929 opgevolgd door W. van der Bij. Deze overleed in nov. 1944 in het Duitse concentratiekamp te Neuengamme.

De school werd tijdelijk waargenomen door S. Loopstra.

Sedert 1946 was S. de Haan hoofd aan deze school; in 1955 was hij dat nog.

In 1907 werd de school met twee lokalen vergroot en in 1925 en 1930 vonden er verbouwingen plaats.

In sept. 1921 werd aan de school een ULO-afdeling, verbonden. Als hoofd werd toen Westra, aangesteld.

Hij werd omstreeks 1924 opgevolgd door K. Kuperus. Deze is onderwijzer geweest in resp. Welsrijp, Tzum en Kampen. Hij was hoofd te West- Terschelling (1912), Oudega (W.) en Kampen. In 1946 werd hij hoofd van een hervormde school te Franeker.

Hij werd in sept. 1946 opgevolgd door D. Leenheer. Deze werd op 1 okt. 1951 hoofd van de christelijke ULO te Woerden.

Hij werd toen opgevolgd door A. Petersen, van Nunspeet. De christelijke ULO staat aan de Scheen en is gebouwd in 1921.

De hervormde (CVO) school te Joure aan 't Zand dateert van 1927. De school werd op 1 april van dat jaar geopend. Eerst werd de school gehouden in drie lokalen van de openbare lagere school aan de Midstraat. Sedert okt. 1927 in het tegenwoordige gebouw, oorspronkelijk de openbare Armenschool, aan 't Zand.

De school werd in 1939 verbouwd. Hoofd van deze school werd in 1927 P. Bootsma.

In 1927 werd ook de rooms-katholieke school gesticht en op 20 sept. van dat jaar geopend. Hoofden zijn geweest: in 1927 Tj. de Jong, later hoofd van de RK-landbouwschool te Bolsward; in 1930 A.H. van der Berg, van Woudsend en op 1 april 1937 Th. J. Oortwijn; hij was eerder onderwijzer te Apeldoorn.

Bron: www.fryske-akademy.nl

Links de chr.school, Dr. Wumkesskoalle, rechts de Doopsgez. Kerk.

Op zoek naar informatie over het kerkhof in de reacties op deze pagina, kwam ik deze site tegen. Behalve het bericht van mevr. Benoit de Boer heb tot nu toe niet veel kunnen vinden.

Waarom op zoek naar die informatie? Navraag heeft me weinig opgeleverd maar ik blijf er nieuwsgiering naar. Ik kan dat namelijk bevestigen, dat het oude kerkhof bloot kwam te liggen toen de school eenmaal gesloopt was. Dat zal in 1971 geweest zijn. We waren jonge tieners en vaak op pad, we hadden vrije toegang tot het terrein. Eenmaal ontdekt wat daar lag keerden we er met een schep en kruiwagen terug. Het terrein lag overhoop, de graven waren toegankelijk. Echt graven hoefden we niet, spitten was voldoende. Na een paar uur lagen er een 10-15 (?) schedels in de kruiwagen. (en ja, ik weet nog wat daarmee gebeurt is).

Nogal luguber is het, grafschennis. Daarvan hadden we destijds geen idee, spannend vonden we het. Als ik daaraan terugdenk verbaasd het me nog steeds dat we daar rondstruinden met schep en kruiwagen, op een zaterdag middag, en daar door niemand op aangesproken zijn.

Later zet het je tot nadenken. Zo ook de vraag, waarom is het kerkhof destijds niet geruimd, voordat de school er is neergezet? Ik kan me ook niet herinneren dat het ruimen is gebeurd toen de locatie vervolgens parkeerplaats als bestemming kreeg. Ook deze parkeerplaats is inmiddels verdwenen. Na herindeling is de weg verlegd naar de huidige situatie. Informatie uit het Gemeentearchief zou dat waarschijnlijk kunnen bevestigen, maar als ik het wel heb rijd je over het oude kerkhof op dat stukje Harddraversweg.

Theo Nijholt

|    1   |    2   |    3   |    4   |