Inleiding
Lemsteraken, van visserman tot jacht.
Door: Mr. Dr. T. Huitema.
Zicht op 'Het Dok', met schepen.
De Zeiltijd.
Het duurt in Lemmer tot halverwege de twintiger jaren alvorens de eerste motor door een visserman wordt gebruikt. Het was Liekele Poepjes die achter in de LE 69, een botter met de onmogelijke naam 'Schön wiederein zal nooit de leste zijn', een ijzeren koker had laten maken waarin hij als het windstil was een zware Penta aanhangmotor kon laten zakken. Dit voorbeeld vond uiteraard navolging en na verloop van tijd werd bij de bouw van een nieuw schip al rekening gehouden met een te plaatsen motor. De echte zeiltijd was daarmee voorlopig voorbij en voor het doel van ons artikel leggen we de grens- overigens vrij willekeurig bij het einde van de twintiger jaren.
De aak.
In feite kun je in het geheel niet spreken van 'de' aak. Met dit woord, dat in ieder geval reeds in de 17e eeuw voorkomt, worden immers een aantal geheel verschillende scheepstypen aangeduid, en het woord komt in allerlei verbindingen voor, zoals visaak, botaak, mosselaak, palingaak, Wieringer, Enkhuizer, Workumer, Lemster, Hasselteraak, IJsselaak, boeieraak, zandaak, stevenaak en aak zonder meer.
Nu eens worden er ronde schepen mee aangeduid, dan weer platbodems, vaak zijn het vissersschepen maar ook vrachtschepen, meestal zijn het schepen met een kromme, min of meer gebogen voorsteven, maar uit een beschrijving van de bij uitstek deskundige F.N. van Loon, zou kunnen worden afgeleid dat althans in het begin van de vorige eeuw ook voor overnaads gebouwde schepen van het schokkermodel de naam aak werd gebruikt. Met andere woorden, het woord aak biedt als zodanig geen enkel houvast als het gaat om een typebeschrijving.
Lemmer.
Reeds in 1511 lag bij de Lemmer een sluis in het belangrijkste 'binnen duynse' vaarwater dat van Amsterdam over de Zuiderzee, door deze sluis via Sloten, Sneek en Dokkum naar Hamburg voerde. Het scheepvaartverkeer en alles wat met de bouw en onderhoud van schepen te maken heeft vormde dan ook vanouds het voornaamste bestaansmiddel van de Lemsters. 'Wee binne lemster jongens, wee leve fan de see'.
En al in 1719 was er de bekende veerdienst op Amsterdam. In 1888 wordt een nieuwe zeesluis en haven, zoals wij die nu kennen, in gebruik genomen. Het inwoneraantal van het 'vlek' de Lemmer neemt sedert de 18e eeuw voortdurend snel toe. In 1714 zijn het er slechts 1104, in 1850 reeds 4752, in 1930 gestegen tot 7249. De Friese dichter Fedde Schurer, zelf Lemster, brengt in zijn 'Liet foar de Lemmer' de onderlinge verbondenheid van mens, plaats en zee aldus onder woorden:
Dû ynleaf plak fan ús komôf en berte
Ferneamde haven oan de Sûdersee
Foar dy o Lemmer slacht aloan ûs herte,
En ta dyn lof en leafde bin' wij ree. . .
De skippen dy't fersile mei de weagen
Yn nacht en needtij doarmen her en der
Oant hja it Ijochtsjen fan dyn fjûrtoer seagen,
Se fynt ús hert syn Lemster haven wer..
De visserij was merkwaardig genoeg tot de tweede helft van de vorige eeuw nauwelijks van enige betekenis. In een officieel rapport van 1819 wordt gewag gemaakt van 7 binnen vissers die zich soms op zee wagen om onder de wal met fuiken op paling te vissen, terwijl zegge en schrijve 2 personen de botvisserij beoefenen, maar ook weer vlak langs het strand op geringe diepte: 'zij gebruiken daarvoor aakjes die zij alleen bevaren'.
In de tweede helft van de vorige eeuw beleefde de visserij echter een opleving. In 1867 zijn er 10 botaken op de Lemmer, in 1870 dertien en in 1882 - als de wettelijk verplichte registratie van vissersschepen wordt ingevoerd - blijken op de Lemmer in totaal 37 schepen (scheepjes) bij de visserij te zijn betrokken, welk aantal in 1889 is gegroeid tot 53 vaartuigen.
De hier bedoelde wet is die van 21 juni 1881 waar in artikel 2 en 4 het volgende wordt bepaald: art. art. 2: Alle schepen, schuiten of booten, in Nederland te huis behoorende en die tijdelijk of voortdurende zeevisserij, van welken aard ook, hetzij buiten of in de zeegaten, hetzij in de Zuiderzee, uitoefenen, moeten het letterteeken voeren van de gemeente, waar zij te huis behooren, en het nommer waaronder het vaartuig in het bij art. 4 bedoelde register is ingeschreven.
art. 4: De burgemeesters der gemeenten, waar de vaartuigen te huis behooren, zorgen voor het aanleggen en geregeld bijhouden van een register, waarin die vaartuigen onder een doorloopend nommer worden inschreven, met vermelding van den naam van het vaartuig en van den eigenaar.
Uit de redactie van het art. 4 blijkt ook nog dat vissersschepen wel degelijk allemaal een naam hebben, hoewel een visser bij mijn weten deze naam nooit aan de buitenkant van het schip aanbrengt zoals dit bij binnenvaartuigen en jachten gebruikelijk is.
Het Centraal Visserij Register bij het Ministerie van Landbouw en Visserij in Den Haag bevat een compleet overzicht van alle sinds 1911 geregistreerde vissersschepen. We vinden daarin het visserij nummer, de eigenaar, de naam van het schip, maar helaas zelden bouwjaar, bouwwerf of afmetingen.
In het weekblad Zuid-Friesland van 7 februari 1980 publiceerde D. van Dijk een uitvoerig overzicht van de namen van de Lemster vissersschepen.
Gebouwd in de Lemmer.
Het curieuze is nu - hoewel anderzijds ook weer een logisch gevolg van de geringe betekenis van de visserij dat volgens de gemeente verslagen pas in 1877 voor het eerst vissersschepen in de Lemmer zèlf worden gebouwd. Het zijn twee aken, waarvan in ieder geval één is gebouwd door Pier de Boer: een 36 voets botaak (= 10,20 m).
Het schip werd ontwikkeld uit de kleinere bot-aak. De Lemsteraak is een rond schip met kielbalk. De voorsteven is gebogen en vallend. De achtersteven is recht en licht vallend. De romp heeft een rond grootspant en is gladboordig. De kop is volrond. Het achterschip is iets slanker. Het boeisel valt sterk in. De romp heeft een matige zeeg. De tuigage bestaat uit een steekmast met bezaantuig (grootzeil, stagfok en kluiverfok). De zwaarden zijn lang en smal. De lengte varieert van 10.30 meter tot 14.50 meter.
De eerste ijzeren Lemsteraak werd in 1898 gebouwd door Croles te IJlst. In de door Durk Hak in het Rijksarchief te Leeuwarden teruggevonden snijboeken van zeilmakerij de Vries in 1871 zelfstandig gevestigd, vinden we nauwkeurige gegevens over de tuigage van deze nieuwe botaak uitgehaald bij de scheepsbouwmeester Pier de Boer te Lemmer door Jan Blauw: een grootzeil en stagfok van 'best Hollands zeildoek 2 draads', alsmede een linnen kluiffok en bezaan.
Nota van Gebr. de Boer aan de Vries.
Deze snijboeken - ook die van Molenaar bevinden zich in het Rijksarchief - vormen een uiterst waardevolle bron van informatie. Niet alleen staat er duidelijk in welk jaar een bepaald schip door een bepaalde visser bij een bepaalde werf is 'uitgehaald', maar ook wordt heel vaak door de Vries de lengte van het betreffende schip aangegeven. Daardoor is het mogelijk gebleken heel wat aken nauwkeurig te determineren.
Nieuw model?
Over de vorm van deze eerste door de Boer gebouwde botaak is niets bekend. Maar, zo schrijft Durk Hak in zijn 'verslag naar aanleiding van zijn cultureantropologisch leeronderzoek naar aspecten van de Zuiderzeevisserij op de Lemmer' (1980), een scheepsmodel komt niet uit de lucht vallen. Met hem lijkt het redelijk aan te nemen dat de eerste aak die de pas gevestigde, 40 jaar oude scheepsbouwmeester te water laat, niet al te veel van de dan gebruikelijke modellen afwijkt ook al brengt (bracht) iedere bouwer van houten, op het oog gebouwde schepen altijd iets eigens in zijn product.
Alle schrijvers over Lemsteraken, zoals van Waning, Vroom, van der Molen, Petrejus, Halbertsma, Zwart en Hak, leggen een verband tussen de tjotterachtige, Friese binnenaken en de allengs 'groter gegroeide' schepen die de vissers op de Zuiderzee gingen gebruiken en die aangepast waren aan het ruimere water en de zich wijzigende vismethode (botslepen).
Een verschil vormde daarbij volgens Hak ook de grootte van de gaten in de bun. Botaken hebben een bun met grote gaten omdat anders de bot, een platvis, de gaten van de bun afdekt. Visaken, met kleinere gaten in de bun, worden door binnenvissers gebruikt.
De betrekkelijk kleine binnenaken werden door alle werven in Friesland gebouwd. Vroom heeft nagerekend dat bijvoorbeeld Eeltjebaes alleen tussen de jaren 1848 en 1907 in totaal 67 schepen heeft afgeleverd die met de naam 'aak' werden aangeduid en in lengte varieerden van 22 tot 42 voet (6 tot 12 meter).
Het verband tussen de binnen-of visaak en de buiten-of botaak lijkt dus wel vast te staan. Verschillende werven (Croles, Bos, de Boer, van der Zee, Zwolsman) bouwden beide typen, maar Pier de Boer en zijn zonen bouwden verreweg de meeste en zij hebben aan dit scheepstype geleidelijk de lijnen en vormen gegeven die we daaraan zo zeer bewonderen.
Het is dan ook een compliment aan de scheepsbouwerfamilie de Boer dat dit scheepstype tenslotte de naam Lemsteraak krijgt, zoals met de aanduiding 'Jouster boeier' Eeltjebaes en zijn zoon Auke worden geëerd.
In Lemmer zelf sprak men echter uitsluitend van aken of botaken en het is dan ook In de snijboeken van Molenaar te Gróuw van 1899 dat Hak de naam 'Lemsteraak' voor het eerst tegenkomt' Molenaar levert in dat jaar namelijk een grootzeil en fok - 'van eerste soort karldoek halve breedte met blinde naden' - aan Gustaaf Steurbaut te Gent voor diens 'Lemsteraak of Boeyer'.
Dit schip is in 1898 bij de Boer gebouwd en in dat jaar levert de Vries reeds de zeilen er voor, maar hij spreekt van een 'pleziervaartuig'. Deze Steurbaut bestelde overigens in 1906 al een derde tuig te Grouw, maar dan noemt Molenaar het scheepstype niet.
En in 1904 vermeldt Auke van der Zee de bouw van een ijzeren 'Lemsteraak' voor de Lemster visser Hoekstra. Dan is de benaming blijkbaar al ingeburgerd, hoewel in 1927 de Waterkampioen nog van botaken spreekt als men het heeft over de bekende wedstrijden voor de Lemmer.
Lemster Visserman. tekening van P. Dorleyn (uitg. Z.Z.M)
Voorafgaande: Werven/bootmakerij/scheepstimmerbaas vanaf 1763 tot 1904 te Lemmer.
1763: Lubbert Jans; Een schuiteschip, met zeil en treil, dreg en touw, zeer geschikt tot graan varen, door Ipe Hendriks laatst bevaren 53 x 11 ¼ x hol 5v onder de watering en 3½v op de welling.
1772: Sybren Abes; Verkoping te Lemmer van een huis voorzien met twee kamers, bak, put, bleek en hof, schuur daarnaast staande, waar in lange jaren met veel succes de bootmakerij is beoefend, staande en gelegen op de zogenaamde Langestreek in de Lemmer, bij Sybren Abes cum soc. als eigenaar bewoont en gebruikt, vrij van huurjaren.
1774: Bote Abes; Verkoping te Lemmer van een wel bezeild schuiteschip 56 x 11 ½ x 3 ¾ zo goed als nieuw, in het jaar 1768 nieuw uitgehaald van de werf van Bote Abes.
1782: Pieter Leeuwkes; Uit de hand te koop een extra wel bezeild tjalkschip, met zeil en treil, ankers en touwen, laatst door schipper Cornelis Claassen gevoerd 68 x 15 x 5vt. Wie daar aan gading maakt kome by Pieter Leeukes meester scheepstimmerbaas in de Lemmer alwaar de tjalk voor zijn werf is leggende. Waar in 1789 ook een bakkerij, staande bij de Lange Brug in de Lemmer werd aangeboden door de scheeps-timmerbaas Pyter Lieuwkes in de Lemmer. En in 1790, Verhuur van een helling en huis en timmerschuur, benevens onderzijde van een schip, lang 85 voeten en de verdere gereedschappen op taxatie over te nemen, staande en gelegen in de Lemmer, laatst in leven bij Pieter Lieuwkes gebruikt. En verkoping te Lemmer van een scheeps-vlak, lang 84 voeten, benevens enige planken als mede een van 2 schouwen, en een scheeps-timmermans-vlot, bomen en kromhout, staande en liggende in het timmerhuis en timmerwerf, laatst bij Pyter Lieuwkes in de Lemmer, met de dood ontruimd. En ten sterfhuize van wijlen Pieter Leukes: allerhande scheepstimmerwerfs-gereedschappen, als 19 grote vijzels, enige dommekrachten, grote en kleine ketens, blokken, takels, grote slijpsteen, 3 tonnen pek enz; als mede diverse soorten van houtwaren.
1786: Tjalling Jans; Een á twee scheepstimmermans knechten liefst ervaren, in kleine werk, die genegen zijn in de Lemmer te werken, kunnen zich melden en op het spoedigst over komen bij Tjalling Jans in de Lemmer, mits haar werk goed verstaande, de dagloon is 25 stuivers per dag. (Tjalling Jans Bootsma, scheepstimmerbaas) Er behoorde onroerend goed tot de nalatenschap Antje Lammerts Faber, vrouw van Tjalling Jans (Bootsma), scheepstimmerbaas (enige testamentair erfgenaam); geen kinderen; ab intestato erfgenamen zouden zijn geweest nicht Elligje en de kinderen van wijlen neef Ane Gosses de Weerd. Saldo fl. 675, .
1791: Fedde Clases; Verkoping te Lemmer van een kapitale Huizinge, grote timmerschuur, kanthelling en ruime werf alles staande en gelegen in de Lemmer, en bij Fedde Clases mr. scheepstimmerman als eigenaar bewoond en gebruikt terstond na de Finale handslag in vrijdom te aanvaarden. Zullende voort na de verkoping der vastigheden de gereedschappen, en een leggend scheepsvlak verkocht worden.
1792: Sjoerd J. Stapert; Uit de hand te koop: een extra wel bezeild en betimmerd smak-schip, genaamd de Lynbaan, 76 x 17 ½ x 7vt op de uitwatering, ongeveer 48 roggelasten in ’t Jaar 1785 nieuw in zee gegaan, en gemaakt door Sjoerd Jouwerts Stapert in de Lemmer, met zeil en treil etc en te zien is in de Zylroede in de Lemmer, gelijk ook laatst door de schipper Haantje Oenes van Surhuisterveen is bevaren. Hier gading aan makende, adresseerde zich in persoon of anderszins uiterlijk voor den eersten Maart 1792, ten Huize van gemelde Sjoerd J. Stapert in de Lemmer.
1792: Fedde Clases; Gabriel en Harmanus Witteveen in de Lemmer, als geautoriseerde curatoren over de geabandonneerde (is een nalatenschap, die door de erfgenamen niet wordt geaccepteerd, meestal omdat de schulden hoger zijn, dan de waarde van) boedel van wijlen Fedde Clases, in leven scheepstimmerman aldaar, voornemens zijnde te doen Rekeningen, Bewijs en Overige van hunne Administratie, zo worden de daar bij belang hebbende verzocht te compareren op Dinsdag de 23 Oktober 1792, ‘s morgens om 10 uur precies, op de Grietenye Regtkamer.
1795: Rein Peisser (Visser?); Verkoping te Lemmer van de geregte helft in een huis, schuur en kante helling, mede op het Turfland in de Lemmer, bij Rein Peisser cum uxore (met echtgeno(o)t(e), met zijn vrouw) et soc. bewoond.
1804: Tjalling Jans; Uit de hand te koop; een halfsleeten veerschip [40vt] met zeil en treil, leggende aan de Helling van Tjalling Jans in de Lemmer; nader te bevragen by Johannes Annes aldaar.
1805: Harmen Jans Post; Verkoping te Lemmer van een welgetimmerde Huizinge, bestaande uit twee kamers, loods, bak, 2 timmerhuizen en een ledige plaats, waar in een lengte van jaren de bootmakerij met goed succes is geëxerceerd, nu laatst door Harmen Jans Post, met de dood ontruimt, staande en gelegen aan de Zijlroede op het Westeinde van de Lemmer, mede zeer geschikt tot timmerij van binnen vaartuigen, op de 12 May 1805, vrij van huringe, de timmerhuizen en ledige plaats, direct bij de Palmslag te aanvaarden. NB. De kopers desverkiezende, kunnen de halve koopschat, tegen behoorlijke intrest behouden.
1819: Teckle Hylkes; Notaris Wesselius Balster Kool van Heerens verkoopt tjalkschip de TWEE GEZUSTERS, gemaakt aan de werf van Teckle Hylkes in de Lemmer.
1820: Sjoerd Stapert; Verkoop van een ruime plek grond en een scheepstimmerwerf, een timmer-schuur op het Turfland in de Lemmer. Bij Sjoerd Stapert in gebruik geweest.
1821: Fredrik Cornelisz (Frederik) Witteveen; Notaris Jongbloed te Langweer verkoopt - een huis met tuin en een scheepstimmerwerf en kanthelling met bijbehorend erf, gelegen aan de Langestreek in de Lemmer – en een huis, tuin en timmerscheepswerf met kanthelling, gelegen op het Turfland in de Lemmer (laatst gebruikt door Fredrik Cornelisz (Frederik) Witteveen) verder door notaris J. Jongbloed van Langweer: Verkoopt op de scheepstimmerwerf van wijlen de heer F.C. Witteveen in de Lemmer een partij scheepstimmerhout, hellinggereedschappen.
1825: Fedde Hylkes Spaan; Te huur: een scheepstimmerwerf op het Turfland in de Lemmer, thans bij Fedde Hylkes Spaan als huurder in gebruik. Informatie bij de heer C. Sleeswijk te Lemmer.
1825: H.W. Molenaar; Vijf à zes scheepstimmerknechten kunnen direct werk krijgen bij H.W. Molenaar, scheepstimmerbaas in de Lemmer.
1826: C. Sleeswijk; In de Lemmer te huur een scheepstimmerwerf met schuur kanthelling en woning. Bij C. Sleeswijk, zeilmaker aldaar.
1826: Tjalling Jans Bootsman; Op 24 juli en 16 februari zijn te Lemmer overleden Tjalling Jans Bootsman, scheepstimmerman, en zijn vrouw Antje Lammerts. Hun boedels en nalatenschappen worden geërfd door de naaste bloedverwanten welke niet allen bekend zijn. Er behoorde onroerend goed tot de nalatenschap vrouw van Tjalling Jans Bootsma, scheepstimmerbaas (enige testamentair erfgenaam); geen kinderen; ab intestato erfgenamen zouden zijn geweest nicht Elligje en de kinderen van wijlen neef Ane Gosses de Weerd. Saldo fl. 675,-
1826: Tjalling Jans Bootsman; Secretaris Greydanus te Lemmer en Griffier W. van Eyk te Balk zullen met Notaris Ruardi van Sloten op 16 en 23 december in het logement ‘de Wildeman’ verkopen: -een huis, timmerschuur en helling staande aan het eind van de Schans in de Lemmer. In gebruik geweest bij Tjalling Jans Bootsman.
1829: Notaris Waubert de Puiseau te Lemmer zal op 21 november en 5 december bij logementhouder Hendrikus Le Heux in de Wildeman te Lemmer, verkopen: - een scheepstimmerwerf, koopmanshuis, schuur, kanthelling enz. op het Turfland in de Lemmer.
1835: H.M. de Vries; Acht of tien scheepstimmerknechten, hun werk verstaande, kunnen van heden af aan werk bekomen bij H.M. de Vries, scheepstimmerbaas te Lemmer.
1840: Notaris Waubert de Puiseau te Lemmer, zal in het openbaar, veilen en verkopen: ene bijzonder geschikt gelegene en uitmuntend ingerichte scheepstimmerwerf, met Huizinge, schuur, hok, bleekveld en erve, voorzien van twee hellingen en drie sleden, alles naast elkander staande aan het einde van de Schans in de Lemmer, W.4, B.3, nos 420 en 421, sectie A, nos. 401, 402 en 405, achter uitkomende aan de Rien. Zullende de scheepstimmerwerf c.a., waarvan de losse goederen door den koper op taxatie moeten worden overgenomen, kunnen aanvaard worden op den 1 Januari en de woon Huizinge en bleek op den 12 Mei 1841.
1842: W.J. Reyenga; Twee scheepstimmerknechten kunnen direct werk bekomen bij W.J. Reyenga te Lemmer
1843: J. Reyenga; Notaris Waubert de Puiseau, Lemmer, verkoopt 2. een veerschipshol, liggend aan de werf van J. Reyenga, aan de Rien te Lemmer
1848: C.P. Bakker; De notaris Waubert de Puiseau, in de Lemmer zal verkopen: Het hol of casco van een Tjalkschip, thans staande op de kanthelling der scheepmakerij van C.P. Bakker, in de Lemmer, vroeger bevaren geweest door schipper Lucas van der Heide.
1852: C.P. Bakker; Lemmer de 19 mei. Heden is van de werf de Herstelling, van den scheepsbouwmeester C.P. Bakker alhier, met goed gevolg te water gelaten het schoener schip Bertha Victoria, groot 140 tonnen, gebouwd voor rekening ener rederij onder directie van de heren J.S. Tromp en Zoon te Woudsend. 1851 Zeilmakerij De Vries leverde 1851 de tuigage voor het schoenerschip ‘Bertha Victoria’.
1853: C.P. Bakker; Te koop: een in aanbouw zijnde Schuit, groot min of meer 35 ton, lang 15 el 392 streep (52 voet), wijd 3 el 700 streep (12? voet) en hol naar rato. Hetzelve kan met vijf weken gereed zijn. Te Lemmer bij C.P. Bakker
1858: W.J. Reijenga (Wopke Johannes Reijenga?); De notaris Waubert de Puiseau in de Lemmer zal veilen en verkopen: Ene sedert onheuglijke jaren met succes gedreven en bijzonder gunstig gesitueerde Scheepstimmerwerf, voorzien van twee sleephellingen, met woning, 2 schuren, bleekveld, ruim erf enz. allen naast elkander staande en gelegen aan het einde der Benedenschans en het vaarwater de Rien binnen de Lemmer, tezamen groot 13 r. 42 el, thans nog bij den eigenaar W.J. Reijenga in gebruik.
1859: W.J. Reijenga; De finale verkoop der scheepstimmerwerf, met Huizinge en aanbehoren, in de Benedenschans in de Lemmer, bij de eigenaar W.J. Reijenga in gebruik, is uitgesteld tot en bepaald op Maandag den 10 Januari 1859; zijnde hierop slechts geboden f 1200,-
1859: Cornelis Poppes Bakker: Heden morgen overleed na ene korte maar hevige ziekte, mijn geliefde Echtgenoot en der Kinderen zorgdragende Vader Cornelis Poppes Bakker, scheepsbouwmeester alhier, in den ouderdom van 47 en na ene allergenoegelijkste echtvereniging van ruim 21 jaren. Lemmer, 29 Sept. 1859 D.S. Visser, Wed. C.P . Bakker
1860: W.J. Reyinga; Uit de hand te koop: Een welonderhouden kof scheepje, groot 18 ton, met volledige Inventaris. Te bevragen bij W.J. Reyinga, scheepstimmerman te Lemmer.
1870: C.P. Bakker; Enige scheepstimmerknechten worden van stond aangevraagd door de weduwe C.P. Bakker te Lemmer, provincie Friesland, voorzien van goede getuigschriften. Liefst in persoon te komen, of per Franco brieven.
1870: C.P. Bakker; Wordt gevraagd, om zo spoedig mogelijk in dienst te treden, een scheepstimmerman, om als baas te ageren, op de scheepstimmerwerf van de wed. C.P. Bakker, geboren Visser, te Lemmer; goed bekend met de eikenhouthandel en voorzien van goede getuigschriften.
1877: Bakker; Lemmer. Verkoop Tjalkschip. (Wegens verandering van affaire) (Notaris Ledeboer te Makkum verkoopt) Een in 1872 nieuw gebouwd en in uitmuntende staat onderhouden tjalkschip, de Vijf Gezusters, (geijkt op 99 tonnen, met de zelfs staand en lopend wand, ankers, touwen, kettingen en verdere scheepsinventaris, alles zodanig het is aanwezig op de scheepstimmerwerf van den Heer Bakker te Lemmer.
1878: Bakker; Notaris C.C. Ledeboer te Makkum verkoopt, een in 1872 nieuw gebouwd en in uitmuntende staat onderhouden tjalkschip, de Lichtstraal, geijkt op 99 tonnen, met de zelfs staand en lopend want, ankers, touwen, kettingen en verdere scheepsinventaris, alles zodanig, het is aanwezig op de scheepstimerwerf van den Heer Bakker te Lemmer. Aanvaarding 8 dagen na den palmslag. Bod f 4002.
1879: C.P. Bakker; Scheepstimmerwerf te Lemmer. Voorlopig bericht. In de loop der maand Januari zal publiek worden geveild: de scheepstimmerwerf met woonhuis, woningen en aanbehoren, in eigendom behorende aan de Erven de Heer C.P. Bakker te Lemmer. Bij advertentie en biljetten breder te omschrijven. Schaafsma, Notaris.
1879: C.P. Bakker; Openbare verkoping van ene scheepstimmerwerf en Heeren Huizinge te Lemmer. (Notaris Schaafsma te Lemmer verkoopt provisioneel op 25 Januarij 1879)
1. Ene grootte, zeer ruime, welbeklante scheepstimmerwerf, de Herstelling, met kant- en 2 sleephellingen en grond, staande en liggende op de Lange Streek, aan de Zijlroede te Lemmer, thans nog gedreven wordende door de Erven van C.P. Bakker.
2. Eene Heeren Huizinge, waarin onderscheidene vertrekken, onmiddellijk naast even gemelde scheepstimmerwerf, met tuin en grond, achter en naast de Huizinge, thans in gebruik bij dezelfde Erven. In het geheel groot 34 are 93 centiare. Te veilen voorbehouden regt van samenvoeging in percelen. Aanvaarding: de scheepstimmerwerf en aanbehoren op de 1 Maart en de Huizinge de 12 November 1879.
3. Drie pramen, 2 groot 10 tonnen en 1 groot 8 ton.
1879: C.P. Bakker; Openbare verkoping van ene scheepstimmerwerf en Heeren Huizinge te Lemmer. (Notaris Schaafsma verkoopt finaal op 15 Februari 1879)
1. Ene grootte, zeer ruime welbeklante scheepstimmerwerf, de Herstelling, met kant- en 2 sleephellingen en grond, staande en liggende op de Lange Streek, aan de Zijlroede te Lemmer, thans gedreven wordende door de erven van de heer C.P. Bakker; staande op f 6557,-
Overname van gereedschappen en houtwaren f 2950,-
Deze werf is zeer geschikt voor de herstelling van stoomboten.
2. Ene sleephelling tegenover genoemde werf; geboden f 2320,-
3. Ene Heeren Huizinge met tuin, onmiddellijk naast even genoemde scheepstimmerwerf; staande op f 4057,-
4. Ene flinke woning, door den meesterknecht bewoond, in het Waaigat te Lemmer; geboden f 1056,-
In het geheel groot 34 are 93 centiare.
5. Drie pramen; staande op f 305,- f 162,- f 132,-
Aanvaarding: percelen 1 en 2 met aanbehoren op de 1 Maart, perceel 4 12 Mei en perceel 3 12 November 1879.
1879: C.P. Bakker; Scheepstimmerwerf. Uit de hand te koop: ene zeer ruime scheepstimmerwerf (kant- en sleephellingen met gereedschappen en materiaal) en heerenhuizinge te Lemmer. Te bevragen bij de erven C.P. Bakker aldaar.
1879: P. de Boer; Uit de hand te koop: een nieuw roefscheepje, lang 13,916 meter (49 voet), wijd 3,408 meter (12 voet), hol 1,378 meter (4½ voet). Benevens een nieuwe praam en turfbok ((vrachtscheepje), waarmee turf vervoerd wordt) en een flink woonschip, bij P. de Boer, scheepstimmerman te Lemmer.
1880: P.C. Bakker; Scheepstimmerwerf. De Ondergetekende bericht zijne geëerde clientèle, dat hij de werf (kant- en sleephelling) van de Erven Wed. C.P. Bakker heeft overgenomen, en, te beginnen op Maandag 31 Mei e.k., voor eigen rekening zal drijven. Tevens bericht hij, dat bij hem ook gelegenheid zal zijn tot het maken en repareren van schepen en stoomboten. Lemmer, 25 Mei 1880. P.C. Bakker. N.B. Bekwame scheepstimmerknechten kunnen dadelijk geplaatst worden. Zij die bekend zijn met ijzerbouw, genieten de voorkeur.
1886: P.C. Bakker; Tot opzichter-directeur bij de gemeentereiniging te Lemmer is benoemd P.C. Bakker, scheepsbouwmeester aldaar.
1889: P. de Boer; Wegens sterfgeval te koop een best onderhouden tjalkschip met complete inventaris, groot 32 ton, ingericht voor buiten- en binnenvaart. Te bevragen en te bezichtigen bij den scheepsbouwmeester P. de Boer te Lemmer.
1898: P. de Boer; Lemmer, 25 Juli. Door de scheepsbouwmeester P. de Boer alhier werd eergisteren afgeleverd een boeier of jacht, gebouwd voor rekening van de heer Gustave Steurbaut te Gent (België). Dit hoogst elegante vaartuig, elegant zowel wat model als afwerking betreft, heeft ene lengte van 48 bij ene breedte van 15½ voet en is gemodelleerd naar de vele aan die werf gebouwd wordende vissersvaartuigen, welke over ’t geheel, ook door het snelle zeilen, uitmunten. Heden middag verliet het scheepje, bij krachtige westenwind, de haven alhier, met eerste bestemming naar Amsterdam. Kenners, die het zagen vertrekken, beweren dat dit scheepje, ook wat het zeilen betreft, de bouwmeester alle eer zal aandoen. Het doel van de eigenaar is om het aan de zeilwedstrijd, welke in de volgende maand te Antwerpen gehouden zal worden, te laten deelnemen.
1904: W. Nijdam; Te koop een overijzerd beurtschip, varende in de vaste beurt tussen Joure-Lemmer-Zwolle, 't welk een flink bestaan oplevert. Te bevragen bij W. Nijdam, scheepstimmerman te Lemmer. Aanvaarding dadelijk.