Lemster handelaren in vis en meer

Door: Dirk Huizinga

De havenplaats De Lemmer werd omstreeks 1900 in korte tijd de grootste visserijhaven van Fryslân dankzij enige actieve ondernemers die zich richtten op de visvangst, de visverwerking en de vishandel. De belangrijksten waren Johannes Sterk, Poppe de Rook en Jan Pen, voor Scheffer, De Blaauw en De Jager.
De Rook en Pen vormden een duo, vanwege familiebanden en politieke overtuiging, dat samenwerkte bij het ontwerpen van een nieuw staandwant dat gebruikt kon worden op de ondiepe Zuiderzee. Zij probeerden het uit bij het eiland Urk, waar Poppe de Rook (ook) een rokerij had en toen dat een succes bleek, regelde Jan Pen met de machinale nettenfabriek Zeppelin in Apeldoorn dat hij (enige tijd) het monopoly had op de verkoop van deze netten. Pen betrok de galen bij Zeppelin en maakte er in De Lemmer op zijn eigen nettenbaan staand want van.

De Lemmer, It Leeg met de nettenbaan van Jan Pen in het souterrain onder de vijf arbeiderswoningen.

De Lemmer, het Dok binnen de oude sluis, met Jan Pen geheel rechts op de legger.

Vishandel De Rook

Poppe de Rook (1845 – 1913) was een zoon van Jurjen Laurens de Rook (1798 – 1857) uit Morra, die in 1835 was getrouwd met Grietje Poppes Langius uit Oldelamer. Jurjen was bokkingroker en had in 1812 tijdens de Franse bezetting de naam ‘De Rook’ aangenomen toen hij een familienaam moest opgeven voor de bevolkingsadministratie, wat het Franse bestuur verlangde. Wellicht was het de bijnaam die hij reeds had vanwege zijn werk als visroker. Poppe is geboren in De Lemmer. Hij trouwde in 1879 met Judikje van Gullik uit Vollenhove. Van de vele kinderen noem ik Tiesse Hendrik de Rook, geboren in 1886, die in 1915 trouwde met Elizabeth de Blauw. In 1918 werd uit dat huwelijk een dochter geboren: Judith de Rook over wie later meer.

De Lemmer, de Binnenhaven omstreeks 1915. Vishandelaar Sterk en zijn vrouw poseren voor de fotograaf. Op de achtergrond het grote pand ‘Oersjoch’ waar Poppe de Rook woonde. Achter Sterk 'It Leeg' met de rokerijen van De Rook en De Jager en de nettenbaan van Pen. Op de dijk de stokken van de vissers om het staand want op te drogen.

Poppe zette de visrokerij van zijn ouders in 1857 na het overlijden van zijn vader voort (als ‘fa. wed. J. de Rook’) en bracht die tot grote bloei. Langs de hele Friese kust kocht hij vis op van plaatselijke Zuiderzeevissers. Ook de hang in het nieuwe haventje van Laaksum ( geopend in 1912) had hij als plan op zijn naam staan, maar de bouw ervan heeft hij niet meer meegemaakt. Hij overleed in 1913. De ‘Visscherij Courant’ noemde zijn overlijden ‘een zwarte dag voor de Zuiderzeevisscherij-nijverheid’. Poppe was namelijk gezaghebbend. Niet alleen in De Lemmer, maar rond de gehele Zuiderzeekust.

In de periode van tegenvallende vangsten, van 1903 tot 1913, werd vanaf 1905 in Amsterdam door afgevaardigden van alle visserijverenigingen overleg gepleegd over vangstbeperkingen. De vissersvereniging ‘Lemmer’ sloot zich in 1906 aan bij deze ‘Zuiderzee Visscherij Belangen’(ZVB). Poppe de Rook was in die vergadering een gerespecteerd man. Geen wonder dus, dat zijn overlijden landelijk aandacht trok.

Na het overlijden van Poppe werd de vishandel Fa. De Rook voortgezet door zijn zoon Tiesse en diens broers. Uiteindelijk slaagden zij er drie decennia later (na de oorlog) niet in de moeilijke wederopbouw tot een succes te maken. Mede door het ontbreken van goede opvolgers. De volgende generatie De Rook van vooral vrouwen zag geen mogelijkheden onder de moeilijke omstandigheden van de vijftiger jaren het bedrijf voort te zetten, zodat de vishandel De Rook werd opgeheven. De vishandel van ‘de Sterken’, eveneens aan de Emmakade, naast die van De Rook, lukte het wel om na de oorlog weer groot te worden.

Bij de rokerij van vishandelaar Poppe de Rook. Tiesse de Rook links achter de mannen met de vis aan speten. Poppe rechts met de hoed.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.