Aakzeilen niet zonder risico

Door: Dirk Huizinga

In 2012 werd de discussie over de recente ontwikkelingen in vormgeving bij de ontwerpen van snelle wedstrijdaken vertaald in nieuwe richtlijnen en een nieuwe tijdcorrectiefactor voor wedstrijdschepen. De modernste ontwerpen bleven weliswaar formeel binnen de normen die in het verleden opgesteld waren voor een Lemsteraak, maar werden feitelijk uitgewerkt in een richting die in brede kring discussie opriep. Het onderwaterschip van een moderne wedstrijdaak is onvergelijkbaar met dat van een traditionele Lemsteraak. De tuigen werden zo smal en hoog, dat sommigen dachten dat de volgende stap een torentuig zou zijn. De koppen van de moderne aken werden lichter en smaller vormgegeven, wat het robuuste karakter van de aak aantastte. Met de aangescherpte normen moest aan die ontwikkeling duidelijke grenzen worden gesteld.

Hindeloopen, 2012. De Buikschuiver 2, een lichtgebouwde aak met een smalle en extreem sterk geveegde kop.

Niet alleen de technische commissies van de SSRP en de klassenorganisatie stellen met hun normen, resp. handicapregels grenzen aan de ontwikkelingen. Ook de werkelijkheid op het water, de praktijk, doet van zich spreken. Een wedstrijdjacht in vissermanuitvoering geeft grote voordelen voor schip en bemanning. In de ruime kuip kan veilig gewerkt worden. Bovendien is het schip lichter en heeft een lager zwaartepunt dan een vergelijkbaar roefschip en is daarmee stabieler. Een open schip is echter kwetsbaar op ruw water en bij harde wind. De schipper moet voorkomen dat er veel water in het schip komt, want dan gaat de stabiliteit snel verloren. Als zo’n aak kentert, zal die ogenblikkelijk zinken.

Den Helder, Botterrace van 16 juni 2012. De aak LE 3, een pas opgeknapte ‘Kuperusaak’ van 10.6 meter, schept water bij het ronden van de boei en zinkt. Een bemanningslid raakt licht gewond. De aak is de volgende dag gelicht en is weer hersteld. (Foto’s: Femke Berga)

Dat ook de traditionele Lemsteraken plat kunnen gaan, beleefde André Sterk met zijn ‘Visotter’. Tijdens het zeilevenement Lemmer Ahoy , medio mei 2013, stond er stevige bries na enige dagen van harde wind. Tijdens de wedstrijd kwam de Visotter in de greep van een windvlaag die het schip bijna omdrukte. Ondanks die gevaarlijke schuiver, sommigen zeiden dat de vleugel het water raakte, maar dat was overdreven, zeilde Sterk de wedstrijd ‘gewoon’ uit. Er was het nodige water in het schip gekomen, maar gelukkig waren er bij de bemanning geen ongelukken. Iedereen had zich tijdig vast kunnen grijpen, niemand was overboord gegaan.

Een aak van 15 meter kan niet omslaan, zo beweerde Sterk traditiegetrouw en dat bleek nu maar weer eens in de praktijk. Maar zonder gevaar is een hellinghoek van meer dan 45 graden natuurlijk niet. En omslaan kan een aak als de Visotter (met de lijnen van De Groene Draeck) wel degelijk. De statische stabiliteit van deze De Boer aak is net groot genoeg om bij 90 graden slagzij nog terug te komen. Op het water geldt echter een dynamische stabiliteit. Op relatief rustig water is de oprichtende kracht bij 45 graden helling nog groot genoeg. Bij hoge golven op zee zou een aak bij zo’n helling door een zee dwarsscheeps zomaar kunnen kenteren.

De Visotter tijdens de wedstrijd Lemmer Ahoy, mei 2013. Foto: Hielke Roelevink vanaf de Lemsteraak ZA 1.

Het belangrijkste in zulke situaties is, dat de bemanning niets overkomt en bij platbodemzeilen is dat minder zeker dan bij wedstrijden met scherpe zeegaande jachten. Die jachten kennen meer preventie zoals een zeereling van voldoende hoogte en lifelines voor de bemanning, zodat overboord vallen niet meteen ernstig is. Op Lemsteraken is een zeereling echter ‘not done’ en is er meestal ook geen voorziening om de bemanning ‘aangelijnd’ over dek te laten gaan.

In de zeventiger jaren kozen toerzeilers die uit de open zeilbootjes kwamen, massaal voor kajuitzeiljachten. Hoewel open zeilschepen bij mooi weer fijner zeilen en meer ruimte bieden, was hun ervaring dat deze scheepjes bij regen en harde wind te weinig beschutting boden voor de bemanning. Bovendien konden kajuitjachten onkenterbaar zijn met een goede ballastkiel en een zelflozende, dichte stuurkuip. Bij de Lemsteraken zien we toerzeilers die kiezen voor een vissermanuitvoering, dus met open kuip, halfgedekt en toerzeilers die liever een roefschip hebben vanwege het comfort van een gezellige, droge kajuit. Bij de wedstrijdzeilers is om zeiltechnische redenen een voorkeur te vinden voor de vissermanuitvoering, maar de zeewaardigheid van de half gedekte aak is aantoonbaar geringer dan van een roefaak.

Dat werd in 2012 voor iedereen duidelijk toen de visserman LE 3, een pas opgeknapte Kuperusaak van 10.6 meter, tijdens de Botterrace bij Den Helder kenterde, na het ronden van de boei. De schipper wilde wat te enthousiast oploeven, waardoor de aak water schepte en naar de bodem verdween. In een vergelijkbare situatie zou een roefaak een vervelende slagzij maken, maar geen water binnen krijgen en gewoon door kunnen zeilen.

De Lemsteraak VA 165 (‘Zuidwester’) Deze hellinghoek is voor een moderne aak niet fataal. (Foto: Jan Heuff)

De wedstrijdaken worden steeds lichter ontworpen, maar het eindresultaat is niet zondermeer een superieur schip voor alle omstandigheden. Veel schippers van een aakjacht willen naast de wedstrijden ook comfortabel kunnen toerzeilen en dan moet je concessies doen aan de eisen die de optimale racemachine stelt waar de laatste wedstrijdaken op beginnen te lijken.

De Buikschuiver 2 (ontwerp Niels Moerke, gebouwd bij Iege Blom in Hindeloopen), tijdens de Enkhuizer akendagen 2012. Dit schip is de moderne wedstrijdaak in optima forma. Details zoals de enorme overloop voor de grootschoot, maar ook de vormgeving van de kop en de ballast verdeling bij deze aak zorgden voor veel kritiek uit meer traditionele hoek. Een nieuwe Tijd Verrekenings Factor moest ervoor zorgen dat ook oudere aken een kans hielden om een wedstrijd te winnen. Het blijft overigens een spectaculair zeilende aak. (Foto: Hajo Olij)

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.