43. Jan Visser, 23 augustus 1901

Jan Visser, geboren op 23 augustus 1901 te Lemmer, zoon van Jan Visser en Jantje Poepjes. Gehuwd met Akke Koornstra, geboren op 30 juli 1902 te Lemmer, overleden (86 jr) op 21 april 1989 te Bolsward, dochter van Jelle Koornstra en Albertje Bergsma.

Het echtpaar Jan en Akke Visser-Koornstra

Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen bekend.

1. Jannie Visser, geboren op 14 maart 1942 te Haarlem. Gehuwd met Pieter Visser, geboren op 19 september 1937 te Lemmer, overleden op 7 oktober 1985 te ?. 

Ook Akke Visser, hielp haar echtgenoot regelmatig bij het schoonmaken van de netten. De 2e persoon van rechts is Akke Visser-Koornstra, met naast haar (derde van rechts) haar man Jan Visser. 

Het bewogen leven van een Lemster visser in vroeger dagen.

Lemmer/Bolsward: Jan Visser en Akke Visser-Koornstra, vierden dinsdag 26 maart jl. in kleine kring het feit dat ze die dag 60 jaar getrouwd waren. Veel Lemsters kennen hen vast nog wel, het resp. 84 en 83 jaar oude echtpaar, dat momenteel in het bejaarden verzorgingscentrum "Bloemkamp" in Bolsward woont. Jan Visser, stond in Lemmer bekend onder de bijnaam "Jan mei de sinten". Samen met zijn vrouw Akke, leidde hij een vissersbestaan in Lemmer en Makkum. Over alles wat hij in zijn veel bewogen leven mee maakte, kan Jan uren lang vertellen.

Jan Visser.

Jan Visser, werd in 1901 geboren als dertiende kind van Jan en Jantje Poepjes, toen hij elf jaar oud was ging hij met zijn vader naar zee. De Lemster vissersvloot bestond in die dagen uit zeilschepen. Visser: "ik voer een half jaar mee, en was ook een half jaar lang zeeziek". De 84 jarige Visser, herinnert zich nog als de dag van gisteren, hoe zijn vader hem van boord stuurde met de woorden "Gean mar nei dyn mem, en sjoch mar da'st bei de skoanmakker komme kinst"

De kleine Jan Visser, echter kwam bij groenteman en vishandelaar Berend Bruin, uit de Schans, in dienst. Hij werd aangenomen voor een salaris van f 1,- gulden per week. De eerste dag dat Jan, voor Berend Bruin, ging werken, werd hij op pad gestuurd met kistjes gevuld met stro - bokkingen. Eén kistje met 100 stuks, moest aan de man worden gebracht voor twee kwartjes. Nog voor etenstijd had Jan, vijf kistjes verkocht. Zo verkocht hij in een halve dag voor f 2.50,- en dat terwijl hij maar één gulden zou krijgen per week. Dat zag Jan, helemaal niet zitten. Dat handelen kon hij zelf ook wel. Zo kwam het dan dat de bijna 12 jarige Jan Visser, slechts een halve dag in dienst was van Berend Bruin. Dan maar weer met vader de zee op.

Houtmolen.

In 1918, toen hij 17 jaar oud was, was de visserij volgens Jan Visser "Striemin". Vandaar dat hij aan de slag toog op De Houtmolen in Lemmer. Dit was voor hem een waar rampenplan. Hij kon de dagen bijna niet om krijgen. Na het werk en op zaterdag en zondag was Jan Visser, altijd aan boord van de Vissersboot, van zijn vader te vinden. Op een dag er woei een harde bries over de Zuiderzee, zag Jan Visser, vanaf de zolder van De Houtmolen, twee schepen voor de wind aan komen zeilen. Er ontstonden moeilijkheden en er ging een vrouw overboord. Zonder ook maar een seconde na te denken, liet Jan, zich bij de loods neerzakken en sprong aan boord van het bootje, dat net zou uitvaren om hulp te bieden. Met man en macht werd gewerkt, om de vrouw aan boord te krijgen, en de schepen te helpen. Dit gelukt wonder wel. Visser: "Toen ik terug kwam op De Houtmolen, die zich dicht bij de buitenhaven bevond, bleek dat niemand hem had gemist".

Schouw.

Drie jaar lang werkte Jan Visser, op De Houtmolen. Hij spaarde in die tijd f 800,- bij elkaar. Zodat hij een eigen Schouw kon laten bouwen. Die koste f 1.640,- Toen zijn eigen vissersboot klaar was, lachten zijn kameraden hem uit. Er was in die tijd namelijk wel veel vis, maar die werd slecht betaald. De spiering bracht in die dagen 2 cent per pond op. Door echter samen te werken en hard te ploeteren, lukte het Jan Visser, toch per dag soms wel voor tien tot twaalf gulden aan handel binnen te brengen. Na twee jaar te hebben gevist besloot Jan Visser, in het huwelijk te treden met Akke Koornstra, de dochter van "Jan mei it bottertsje" die hij al van zijn 15e kende. Akke, was als dienstmeisje werkzaam geweest bij bakker Haveman, in Lemmer, en een drietal jaren bij een familie in Haarlem.

Trouwen.

Akke, was 22 jaar oud toen ze trouwden en Jan, 23. Ze kwamen te wonen in het Achterom. De dag na de bruiloft zou Jan, thuisblijven van zee. Age, van Jan van Bouke, zou een paar dagen samen met mijn schoonvader mee naar zee. Het was echter slecht weer. Toen ik vanuit het Achterom, naar de haven liep om even een kijkje te nemen, kwam ik mijn maat Bouke Tijsseling, tegen. Die vertelde mij dat Age, niet mee durfde, omdat hij mijn schip te klein vond. Bouke en ik besloten ondanks de storm toch het water op te gaan. Dan maar geen vrije dag. Met twee reven in het zeil deden we drie streken. En wat voor streken. Ik kwam die eerste dag na mijn trouwen met een kapitaal van f 63,- thuis. En dat terwijl we anders amper voor f 30,- gulden per dag binnen haalden. Zo'n dag vergeet je echter nooit weer.

Gean do mar wer nei jim mem.

Datzelfde geld voor wat Akke Visser-Koornstra betreft, dat was toen ze haar man vroeg de schoorsteenpijp even schoon te maken. Jan, pakte de kachelpijp met beiden handen op, en slingerde het ding midden in de schone kamer van hun keurig ingerichte huisje, over zijn schouder. Het gevolg was, de hele brandschone kamer onder het roet, en zijn vrouw in alle staten. "Gean do mar wer nei jim mem" riep Akke, haar kersverse echtgenoot toe. De reactie van Jan Visser, op dit voorval: "Ja Akke wie ek alyd sa skietskjin".

De Friesland.

Toen ze goed anderhalf jaar getrouwd waren, ontdekte Jan, tijdens een schaatstochtje een ijsbootje, met zo'n bootje voorzien van glij-ijzers kon men ook in de winter open water bereiken, waardoor er gevist kon worden, zodat er toch nog wat te verdienen viel. Het bootje was van een helling baas uit Mildam. Jan Visser, kon het scheepje kopen voor 50 gulden van hem. Nu hadden Jan en Akke, wel 70 gulden in huis, maar de huur moest ook binnenkort betaald worden. En een inkomen was er in de winter niet. Met dat ijsbootje zou het alleen maar beter worden. Akke Visser, die nog steeds een goed contact had met haar oude werkgever de heer Haveman, kon zonder problemen de 50 gulden lenen, en zo kon de ijsboot worden aangekocht. Met deze ijsboot kwamen Lemster vissers in 1928 de bemanning en passagiers van de Lemmerboot "Friesland' te hulp toen deze in het ijs was vastgeraakt.

Bot.

In de zomer van 1928, was er volgens Visser veel bot. Samen met Steven, ook wel 'De Slide' genoemd verhandelde Jan Visser, de Zuiderzee-bot, die ze hadden gevangen in Sneek. Visser: "De bot ging voor 3 cent per pond weg. De vrouwen in Sneek waren er gek op. 150 kilogram waren we in een mum van tijd kwijt". Omdat ze de vis keurig ontdeden van ingewanden etc, voor ze aan de vrouwen werden meegegeven, nam het verkopen relatief veel tijd in beslag. Hierop hadden Jan en Steven, echter snel iets opbedacht, "Die 't de fisk sels tamakket giet foar" riepen ze al van verre. Zo nu en dan werd het schoonmaken van de bot, even voorgedaan en binnen de kortste keren kon heel Sneek bot schoon maken.

Makkum.

Toen in 1932 het laatste gat in de Afsluitdijk werd gedicht en de Zuiderzee IJsselmeer werd, was zoals Jan Visser beschreef "De put uit" de visserij bij Lemmer. Er moest door veel vissers worden omgekeken naar andere bestaansmogelijkheden. Jan en Akke Visser, besloten zich te gaan vestigen in Makkum, om zich daar te richten op de IJsselmeer-visserij. Zo was Jan, de eerste man in Lemmer, die deze stap nam. Er zouden er meer volgen, o.a. Andries Koornstra, Ale van der Bijl en Janus Koornstra, 25 jaar woonde en werkte Jan, in Makkum. Waar hij de eerste jaren net als Akke, ontzettend last van heimwee had.

Voor als  hij 's morgens in alle vroegte alleen over de haven naar zijn boot liep, dacht hij vaak met weemoed terug, aan de gezellige dagen waarin hard gewerkt moest worden in De Lemmer. Na zich in Makkum, in eerste instantie met de haringvisserij te hebben bezig gehouden, moest Jan Visser, toen er geen haring meer was, het roer omgooien en zich richten op zoetwatervis als snoekbaars. De vis werd in Makkum, waar in die tijd een begin werd gemaakt met de afslag, in eerste instantie op straat met de mond worden afgeslagen. Export kende men in die dagen niet en de belangstellenden waren daarom vlot voorzien van vis. De snoekbaars die soms wel met 1000 tot 1200 pond werd aangevoerd, bracht slechts 4 cent per pond op.

Zonnehoekje.

Het huis dat Jan en Akke, in Makkum, hebben laten bouwen werd het "Zonnehoekje" gedoopt en had een prachtig uitzicht over het water. Jan Visser, zag vanaf de bovenverdieping vrijsnel dat er onraad was op zee, en kwam zo met zijn vissersboot, menig in noodverkerend schip, en in latere jaren veel zeilschepen te hulp.

Oorlog.

Toen in 1940 de oorlog uitbrak, vluchten de familie Visser, voor de Duitsers naar Hindelopen, waar ze in de eerste oorlogsdagen een kleine week doorbrachten in een lege boerderij. Na de capitulatie van Nederland, keerden Jan en Akke, weer huiswaarts. In Makkum, troffen ze in de haven drijvende auto's aan, en Duitse soldaten die het als spel zagen handgranaten in het water te laten ontploffen. Waarna er honderden dode visjes kwamen bovendrijven. In hun woning aan het water ving het echtpaar Visser, talrijken evacués uit Holland op, die vaak onder de luizen zaten, als ze na een barre tocht in Friesland arriveerden.

Nooit vergeten Jan en Akke, de dag vóórdat Makkum werd bevrijd. Met de Canadezen in zicht, vond Jan Visser, het maar beter om de hele familie, zijn vrouw, pleegdochtertje en de evacués, naar de kelder van de woning te laten gaan. Het zat er volgens hem dik in, dat ze de brug vlakbij hun woning zouden opblazen. Eenmaal in de kelder herinnerde Jan, zich echter, dat alle ramen van hun woning nog open stonden, hij snelde naar boven om ze te sluiten. Jan: "Ik had het kozijn nog maar amper vast, toen ik ineens een enorme klap hoorde en meteen daarna verblind was.

Ik zag werkelijk helemaal niets. Op handen en voeten ben ik naar de kelder gekropen. De granaatscherven zaten in mijn blauwe kiel, ik had goed geluk gehad". De volgende dag hoorden we, dat de buurman de dood had gevonden, en we bevrijd waren. Vanwege het vele schieten vonden we het toch verstandig om te vluchten. Met onze buren en een stel vrouwen, die in de oorlog veel bij de Duitse soldaten waren, doken we onder. Met z'n allen werden we naar de hooizolder gebracht. Daar verscheen nog dezelfde avond de ondergrondse. Alles en iedereen moest van boven komen. Met gemak selecteerden de mannen van de ondergrondse, de Duitse hoertjes, uit het gezelschap die meteen werden kaal geschoren.

Onwennig.

Hier was hij echter de eerste jaren even ongelukkig, door heimwee als de eerste jaren in Makkum. Nu echter was het geen heimwee vanwege zijn woonplaats, maar omdat hij het drukke vissersbestaan enorm miste. Als compensatie begon Jan, te knutselen. Hij maakte vele tientallen voetenbankjes, tafels, kapstokken etc. Ook legde hij zich lange tijd toe op het kweken van kanaries. Jan Visser, was zelfs de eerste voorzitter van de 'Lemster Volière' vereniging. Vanuit de Bantegastraat, waar momenteel hun dochter Jannie en haar man en kinderen wonen, verhuisden Jan en Akke, naar hun woning aan de Emmakade, die eveneens "Het Zonnehoekje" werd gedoopt. Hier woonde het echtpaar een kleine 20 jaar lang, tot ze in 1981 naar Bolsward gingen.

Links, het schouwtje dat Jan Visser, rond 1920 liet bouwen en waarmee hij op de Zuiderzee, voor Lemmer viste.