Familie Poepjes

De familie Poepjes uit Lemmer, in 1909. Bovenste rij: Lykele, (de vader van Siebe) Douwe, (Douwe is viskoopman geworden) Klaas, (Klaas had de botter LE 18) Pieter, (Pieter had de LE 39) Jan (Jan had de LE 119) en Johannes Poepjes, (Johannes had de LE 57). Vooraan: Arend (Arend viste met een grote aak), Klaasje, pake Hans, beppe Geertje, Renskje, Jacob Poepjes (Jacob is de enige die boer geworden is). Lykele,(LE 69) Arend en Jacob waren bekende schaatsenrijders.

De 'Poepen' waren van oorsprong, net als verschillende andere Lemsters vissergeslachten als Toerings en Koornstra′s, binnenvissers. (Volgende zegsman in het rijtje is Willem Toering (geb.1920) die bij zijn vader aan boord kwam van de botter LE 62 op een moment dat de afsluitdijk al een paar jaar dicht was. In de jaren zestig maakte hij de overstap naar de Wadden en vervolgens naar de Noordzee visserij. Het lag toen meer voor de hand om naar Harlingen te verhuizen en daar woont hij nog. Vanuit zijn huis aan de Noorderhaven houdt hij precies in de gaten welke botters er binnen komen).

Rond 1900 richten zij zich meer en meer op de Zuiderzee. Een hele belangrijke visserij voor hen was die met haringzegen, waarvan ze enkele jaren als enige Lemsters gebruik maakte. Bekend zijn met het zegenen vanuit de binnenwateren, pasten zij dit vistuig aan voor gebruik op de Zuiderzee. Vlak voor de afsluiting ontwikkelde zij vanuit de zegen. (visserij die met kommen of kamers (deze benamingen worden vaak door elkaar gebruikt, terwijl het twee verschillende opstellingen betreft) Deze diende in eerste instantie voor vangst van ansjovis en geep.

De 'Poepen' stammen uit de omgeving van het Tjeukermeer, ten noordoosten van De Lemmer. Stamvader is de grootvader van Siebe, aanvankelijk ook een binnenvisser. "Maar toen hebben ze dat afgeveend en is hij boer geworden op het land. Dat was hij toen zijn jongens jong waren; hij viste d′r nog bij in die dichtzetten enzo".

De vader van Siebe, Lykele (1874-1947) was de derde zoon in rij van acht, terwijl het gezin ook nog twee dochters het levenslicht aanschouwde. Slechts één zoon volgde zijn vader op in het agrarisch bedrijf, de andere zeven werden visser. Pas later stapte één van hieruit over in de vishandel.

Men pakte de zaken energiek aan, ja, een vrij forse visserij hadden ze allemaal hoor. Verschillende broers van Lykele huisden in woonarken en stichten grote gezinnen: "Eén het dertien kinders had, dan moet je nog wat ruimte hebben! Verder waren het goede hardrijders op de schaats; ook Siebens vader was daar een kei in. Dat we hier in Makkum kwamen, was vader twee-drieënzestig. Hier kon ik ze allemaal berijen, maar ik heb vader nooit d′r af kennen rijen. Vaak geprobeerd; hij was nog fel genoeg! zelfs in de visserijcourant verscheen op 4 december 1909 een stukje over één van de schaatsende broers".

januari-1909.

De bekende hardrijder A. Poepjes, broer van Lykele Poepjes, ligt met zijn vaartuig een zogenaamde woonark geheel nieuw gebouwd en zeer praktisch ingericht tussen Lemmer en Kuinre, waar hij zich dagelijks met de visvangst in de Zuiderzee bezighoudt. Maar hij doet meer, met oog op de a.s. winter gaat hij zich geregeld trainen door lopen en fietsen, wat hij beide extra snel kan doen. In de nabijheid van zijn vaartuig heeft hij in het land een rekstok doen plaatsen, waar aan hij dagelijks werkt. Levertraan en droogspek gebruikte hij veel, alcoholhoudende dranken nooit. Hij is vol hoop op a.s. winter campagne, want hij meent in bijzonder goede conditie te zijn. Einde bericht dat overgenomen werd uit het Nieuws van de Dag.

Links is Arend Poepjes en Ph. Holst is rechts te zien.

Foto van Dave Visser

Het visserijbedrijf van Lykele Poepjes.

Toen vader Lykele Poepjes voor zichzelf begon, of kort na die tijd, liet hij in Joure een nieuwe botter (LE 69) voor zich maken, dat was in 1899. Vader viste toen ook nog op de dichtzetten op paling, in ′t binnenwater. In de begin jaren viste hij met knechts, maar toen de zoons opgroeide, werden die stuk voor stuk in het bedrijf opgenomen. Zo was Siebe op een bepaald moment alleen met zijn vader aan boord van de botter om bij Genemuiden ten anker liggend de fuikenvisserij op paling uit te oefenen. "Dat gebeurde met de herfstdag. Dan waren wij samen en mijn andere broers visten met zo′n Lemsteraak van ′n oom van me."

Het gezin van Lykele Poepjes en Jacoba Zandstra, telde vijf zoons, Geert (geb.1901) Hans (geb.1906) Siebe (1908) Pieter (1911) en Jurjen Jacob (1912). Ook werden er vier dochters geboren, Gepke, Geertje, Klaasje en Annie. De oudste zoon Geert begon voor zich zelf, terwijl de andere vier op een gegeven moment samen op de botter visten. "Vader viste altijd apart. Die had altijd fuiken met vis met een punter, ′t hele jaar door bij de Lemmerse haven. Hij had zelf een vergunning en een nummer. Dat was alleen maar de haven uit varen en direct om de dam heen. Als het hard waaide moest één van ons helpen, en met zetten; dat was makkelijk. als je dan met hoekwant binnen kwam, was ′t kom maar even mee. dat was nou niet zo vaak, maar toch....; ik hé veel invallen, ik was de invaller." Siebe is in zijn jonge jaren wel eens met zijn vader mee geweest om in het binnenwater te vissen. "Ik was 14 jaar toen gingen we ook in de binnenwaters. Maar dan kwam je ook wel es in water waar je eigenlijk niet in mocht, want dat was water daar viste een oom van ons in. Dat was in de Tjonger, dat is al niet zo breed. ′t Liep tegen de dag en toen pakte twee politie's ons. ′t vroor en mijn broer had nog in het water gelegen, ik half en half, om in die boot te komen, die twee knapen ′t revolver in de lucht afschieten. Maar wij hadden toch niet weg kunnen komen, vader gaf het anders niet zo makkelijk op. In ieder geval de zegen weg; hebben we later terug gekregen, maar de vis niet. En ik was dan te jong, maar vader en mijn beide broers ieder honderd vijftig gulden boete!"

Op de botter moest een van de broers leiding geven. "Nou ik stond meest voor schipper. Twee waren jonger dan mij en Hans was twee jaar ouder als mij, maar dat was nou niet degene die zo berekend was, ook met boekhouden enzo niet. Eén van de beoefende visserijen was het bothoeken. Wij hoekte wel, maar niet zo veel, wij waren niet de echte hoekers. In de herfst deden wij weer met fuiken vissen op aal en paling, dat werd ook nogal vrij laat dat wij dat deden. Tot de winter en als wij dan dachten d′r komt haring, want dat hoorde je wel van de kuil vissers, dan zeiden we ′t word aanstonds. Vader had de boel al klaar liggen en dan gingen we met de reepnetten. We hebben wel eens gehad dat we in oktober, november al begonnen met de haringnetten en dat je dat trof. We hebben de netten ook wel eens verspeeld, door het ijs, maar het is ook wel es heel goed geweest."

De Poepen visten als één van de weinige Lemsters met reep, en staande ansjovis netten bewesten het Vrouwenzand. "We hebben het ook wel eens geprobeerd met de (wonder) kuil, dat moest dan om spiering hoofdzakelijk. Maar dat lag ons niet goed. Ook oefende ze geen enkele vorm van sleepnetten uit. Was de fuiken visserij afgesloten en er was nog haring in zee, dan ging men zolang mogelijk door met hoeken. Bot ving je de hele winter door, daar zat dan ook schar bij. Maar dat heb ik nooit gedaan later meer; na die 14 jaar dat ze ons pakte, heb ik ′r niet meer geweest, dan was ′t op′e Suidersee." 

De vier gebroeders Poepjes bij het halen van het botwant. Links, Jurjen, Pieter, Siebe en Hans.

Het visserijbedrijf van Lykele Poepjes.

Toen vader Lykele Poepjes voor zichzelf begon, of kort na die tijd, liet hij in Joure een nieuwe botter voor zich maken, dat was in 1899. Vader viste toen ook nog op de dichtzetten op paling, in ′t binnenwater. In de begin jaren viste hij met knechts, maar toen de zoons opgroeide, werden die stuk voor stuk in het bedrijf opgenomen. Zo was Siebe op een bepaald moment alleen met zijn vader aan boord van de botter om bij Genemuiden ten anker liggend de fuikenvisserij op paling uit te oefenen. "Dat gebeurde met de herfstdag. Dan waren wij samen en mijn andere broers visten met zo′n Lemsteraak van ′n oom van me."

Het gezin van Lykele Poepjes en Jacoba Zandstra, telde vijf zoons, Geert (geb.1901) Hans (geb.1906) Siebe (1908) Pieter (?) en Jurjen Jacob (1912). Ook werden er vier dochters geboren, Gepke, Geertje, Klaasje* en Annie. De oudste zoon begon voor zich zelf, terwijl de andere vier op een gegeven moment samen op de botter visten. "Vader viste altijd apart. Die had altijd fuiken met vis met een punter, ′t hele jaar door bij de Lemmerse haven. Hij had zelf een vergunning en een nummer. Dat was alleen maar de haven uit varen en direct om de dam heen. Als het hard waaide moest één van ons helpen, en met zetten; dat was makkelijk. als je dan met hoekwant binnen kwam, was ′t kom maar even mee. dat was nou niet zo vaak, maar toch....; ik hé veel invallen, ik was de invaller."

Siebe Poepjes

Een heel belangrijke visserij voor de Poepen, was die met haring zegen, waarvan ze enkele jaren als enige Lemsters gebruik maakte, bekend met het zegenen van uit de binnen wateren, pasten ze dit vistuig aan voor gebruik op de Zuiderzee. Vlak voor de afsluiting ontwikkelden vanuit de zegenvisserij, die met kommen of kamers (deze benamingen worden vaak door elkaar gebruikt, terwijl het twee verschillende opstellingen betreft) Deze diende in eerste instantie voor de vangst van ansjovis en geep.

Een en ander werd mede in de hand gewerkt door de opkomst van motorkracht in de Zuiderzeevisserij. "Voor ′t dat je daar last mee hadden, was dat je de boel vernield kregen. Dat ging bij de nacht natuurlijk; je moest bij de netten blijven als je staande netten hadden. Daarom klaagde alle vissers. Maar we hadden allemaal daan kregen door de Urkers en Heldersen, Zo begonnen die al met sterke motors te vissen; die scheurde alles kapot! Daarom ben wij toen hoofdzaak met kamers begonnen."

Naar Makkum

De naderende afsluiting was voor Lykele Poepjes en zijn zoons reden om uit te kijken naar aanpassingen van het bedrijf. Evenals verschillende andere grote Lemster families vatte zij het plan op om richting Afsluitdijk te trekken en daar, vooral op de Waddenzee, de visserij voort te zetten. Vooreerst omdat we met vijf broers waren. "Toen wij hier in (Makkum) kwamen in tweeëndertig, was ik een goeie twintig jaar, dus wat moet je anders? En allemaal die hier heen gaan bennen, waren krek die grote families, met vijf of zes broers. Dat waren wij, de Poepjes, met vijf families. Wij hebben hier met dertien boten, dertien nummers weest, alleen van neven, ken je wel nagaan! Dan had je de Bootsma′s, dat waren vast vijf broers en hun vader; was het grootste bedrijf dat hier kwam, met drie schepen, Koornstra′s, daar ben wel drie vier boten van weest."

Men hoopte aan de buitenkant van de dijk onder meer de haring en ansjovisvisserij uit te kunnen blijven oefenen. Van de visserij op het IJsselmeer bestonden geen hoge verwachtingen. "Dood water word dat, zeien we almaar. Dat had ook zo kommen ook, als die paling niet zo toe zet had en de snoekbaars; in negenendertig was d′r zoveel snoekbaars! We hebben hier al in tweeëndertig al vist, alleen als Lemsters, was de dijk nog open. Hé we eerst op de wadden vist, op ansjovis, toen ze binnen kwamen. En in oktober vingen we nog geep, toe was ie al dicht, maar die konden er niet meer uit."

Dat de paling visserij op het IJsselmeer na verloop van jaren zo winstgevend zou worden, had niemand voorzien. "We hadden de fuiken van vader wel direct mee nomen. Toen we dat probeerde, liep dat wel, maar toch lang niet zo als later. Hoewel de bedrijfsactiviteiten verlegt werden, bleef men vooralsnog in 'De Lemmer' wonen; pas na verloop van enkele jaren verhuisde de eerste naar Makkum. Wij ben getrouwd in vierendertig en de volgende dag gingen we hierheen, was alles klaar. Met ons of na ons zijn d′r hier een stuk of zestien van Lemmer gekomen. Vader Lykele volgde in 1936 of 1937.

We waren niet de eersten, onze buurman was even voor ons, dat was ′n Koornstra. Die Bootsma′s waren ook ongeveer die tijd. D′r was een nieuwe buurt en voor de Makkumers, dat zeide ze zelf toen we daar kwamen, waren die huizen te duur. Dat was toen 3 gulden per week, water en alles vrij. Daar woonde wij in het eerste huis, Koornstra, Bootsma, Van der Bijl, daar zat een conducteur tussen, kwamen er weer Bootsma′s, twee Koornstra′s, van de tien woningen waren er twee of drie anderen tussen! Hier waren helemaal geen visserslui voor die tijd, een of twee kleintjes met een paar netjes."

Omdat de Waddenzee voor de oorspronkelijke Zuiderzeeharing geen paaimogelijkheden bood, stierf dit visje na verloop der jaren uit. "Een jaar of wat is het goed geweest, heel best, we vingen haringen genoeg. Maar met een jaar of zeven was het gedaan. In 1963 heb ik nog op ansjovis gevist, dus dat is nog lang gebleven, de haring en de ansjovisvisserij op het wad gebeurde met kamers en kommen."

Tegen de verwachting in was het dus het IJsselmeer waar men voor een groot deel van de verdiensten op aangewezen bleef. In de eerste plaats de fuikenvisserij op paling, ′s Winters snoekbaarsslepen. "Dat hebben we een hoop gedaan. We hadden zelf twee kotters, en ook wel met collega′s, dat mijn broers buiten visten en ik binnen. Eén twee jaar hebben we dat gedaan, maar dat voldeed niet; een hoop knechten en een hoop werk. Ik zei we konden het met zijn vieren wel af, dat is dan wel goed."

Na verloop van jaren viel het familiebedrijf uit een. "Eén broer verdronk, en anderen stopte met vissen. Ik heb vier keer de zaak over moeten nemen, die anderen broers uit moeten kopen, ik ben alleen overgebleven, in 1963 ben ik gestopt. M′n zoon hé heb ik ′n jaar of twee aan boord gehad, maar die zag er tegen op om alleen te beginnen. Nou dan ben je geen visserman."

Bij het uit breken van de oorlog in mei 1940 woonde Lykele Poepjes in woning aan de binnenhaven. Een Duitse commandant (een jong snuitertje noemde Poepjes hem) kwam bij hem en zei: "Je moet mee als loods naar Amsterdam." Maar Poepjes hield zich van de domme en zei, "Als ik wist waar Amsterdam lag zat ik vast niet hier in Makkum. Nee hoor ik ben maar een zoet-water matroos" zo kwam hij er mooi van af. Lykele Poepjes woonde dus aan de binnenhaven en hij had eigenlijk wel genoeg van het stampen van de spijkerlaarzen vlak langs zijn deur. Als oud vissersman (ook slachtoffer van de Afsluitdijk) ontving hij Zuiderzeesteun. En viste hij nog wat op de grote Brekken. Zo kwam hij iedere dag langs de Mutserd. Het oude boerderijtje daar stond leeg en daar wilde hij gaan wonen.

Zijn vrouw wilde ook wel; tijdelijk.! Maar dat is wel een hele tijd geworden! Daar in de vrije natuur had hij geen last van spertijd en hoorde hij geen gestamp van spijkerlaarzen. Eenzaam? Dat viel nogal mee, hij hielp onderduikers en etenhalers van de voorzijde van de Brekken het water over. Er was altijd wel iets om over te praten en, tijd genoeg om te blijven plakken. De andere zijde van de medaille: beschietingen van boten uit de lucht, luchtgevechten en later toen het stoomgemaal niet meer draaide, last van het hoge water. Zijn boot had hij met een stuk touw aan de klink aan de deur gebonden. Zo kwam Poepjes met zijn vrouw de oorlog door. Hij vertelt er kostelijk over. Wat bijvoorbeeld te zeggen van de eerste Canadees waar hij kennis mee maakte? Heel alleen kwam hij het pad naar de Mutserd op wandelen en wilde eieren kopen, maar Poepjes moest nee verkopen, want zei hij . De moffen hebben alle kippen meegenomen en waar moeten dan de eieren vandaan komen?

Door: Siebe Poepjes

Klaasje Kroes-Poepjes, dochter van Jan Poepjes, met kleindochter Clara Kroes, Amsterdam 1963

Klaasje Poepjes met kleindochter Clara Kroes, Amsterdam 1963

Clara Kroes, vertelt over haar grootmoeder Klaasje Poepjes, zij was een dochter van Jan Poepjes, een zuster van Lykele Poepjes

Klaasje Poepjes, geboren in 1886 Lemsterland, trouwde rond 1912 met Nanne Kroes (timmerman, geboren 20-06 1885 in Delfstrahuizen). Samen zochten ze hun geluk in Amsterdam. Ze woonden achtereenvolgens op de volgende adressen: Derde Egelantierdwarsstraat 6, Vaarstraat 39 I hoog, Baarstraat 24 II hoog, Vlietstraat 2 III hoog. Ze kregen 6 kinderen: Wiepke (21-06 1913), Jan (28-05 1914), Annie (01-03 1916), Alida (09-01 1919), Petronella (12-08 1924, overleden 3 maanden oud) en Clara Petronella (23-09 1928).(Klaasje (1969) en Nanne (1971) zijn allebei begraven op begraafplaats Delfstrahuizen aan het Tjeukemeer.)

Klaasje Poepjes was een vrouw met een sterke eigen wil, eentje waar je rekening mee moest houden. Als er bijvoorbeeld in een groot gezelschap werd gevraagd: “Iedereen koffie?” , dan voelde zij zich niet aangesproken en weigerde ze het kopje koffie dat voor haar neer werd gezet. Klaasje was immers niet iedereen. Dat ze niet met zich liet sollen blijkt ook uit een verhaal dat mijn vader Jan vaak vertelde. Klaasje was als jong meisje in dienst bij “Rieke Jeltje”. Toen de heer des huizes haar betaste, besloot ze haar diensttijd niet af te maken maar onmiddellijk te vertrekken. Dan maar geen geld. Ze was wel zo slim om als compensatie de duurste jurk van mevrouw uit de kast te pakken en die stiekem mee te nemen.

Hoe trots Klaasje ook was op haar Friese roots, Poepjes heten in Amsterdam, dat was zelfs voor haar lastig. Ze werd er mee geplaagd en om uitgelachen. Ze had liever dat we haar oma Poëpjes noemde (tevergeefs!). Op hoge leeftijd wilde ze alleen nog Fries praten. Als Amsterdamse kleindochter verloor ik daardoor het contact met haar. Had Klaasje vandaag de dag geleefd, dan zou het me niks verbazen als ze de leiding had gehad over een groot bedrijf. Ze had meer in haar mars dan moeder, echtgenoot en oma zijn.

Foto van: Clara Kroes: Klaasje Poepjes als dienstmeisje

Foto van: Clara Kroes: Als moeder met kind, waarschijnlijk mijn vader Jan

Foto van: Clara Kroes: Klaasje met Nanne Kroes, ongeveer 1960

Op de achtergrond is de visserswoning van Jan Poepjes, te zien.

Hans Poepjes, met zijn netten aan de slag.


Onderstaand verhaal en foto's zijn opgestuurd door Coby Westerhof-Palmbergen. (Update oktober 2020)

Een leuk verhaal is dat een van de schepen de WON 49 sinds eind zeventiger jaren op de pier van Scheveningen staat als speel-/klauterobject voor kinderen. De motor stond tot 2010 mooi opgepoetst in de hal van Rijkswaterstaat te Den Haag. Het schip is eind zeventiger jaren door mijn oom Siebe geschonken aan de gemeente Scheveningen om als een symbool voor de visserij een plekje te krijgen op de pier even voorbij het Kurhaus. Het schip was de vervanger voor een andere kotter die er had gestaan, toevallig ook een Makkumer kotter van de familie Bootsma. Men had gekozen voor dit type  kotter omdat die veel weg had van de schepen waarmee de Scheveningers visten op de Noordzee, maar deze schepen waren wat kleiner. Ome Siebe was de laatste eigenaar en heeft het schip feestelijk onthuld door een lint door te knippen. 

Mijn vader (tot 1960 mede-eigenaar) heeft dat helaas niet meer meegemaakt, hij zou het prachtig gevonden hebben. Een aantal jaren geleden heb ik contact gezocht met de wethouder van de deelraad Scheveningen omdat ik vond dat er een plaat op die boot moest komen met de namen van de gebroeders Poepjes omdat het hier gaat om een schip waarvan een hele familie na de Tweede Wereldoorlog jaren financieel afhankelijk was geweest. Maar ook als eerbetoon voor  het zware leven wat de visserij toch altijd met zich meebracht. Het is er helaas nooit van gekomen.

Mij raakt het nog altijd als ik bij dat schip sta, een deel van mijn vroege jeugd heb ik er op doorgebracht met mijn heit, Pieter Poepjes. Ik werd dan in de stuurhut met een leren broekriem op een plankje vastgebonden en kon zo naar buiten kijken als de broers met hun werknemers in de roeiboten gingen om de netten te lichten. Bij binnenkomst in de haven werd ik met de vis meegewogen in een ton in de visafslag.  Maar ook de zondagen als we met de het hele gezin naar Kornwerderzand vaarden om daar te zwemmen en op het prachtige witte zand speelden en broodjes aten.

Ik was dan ook heel erg verrast dat ik ongeveer 7 jaar geleden werd gebeld door de voorzitter van de Stichting Bronsmotorenmuseum. Zij hadden de Bronsmotor uit de Won 49 aangeboden gekregen van Rijkswaterstaat. En waren via deze site bij mij terecht gekomen. Inmiddels is de motor helemaal gereviseerd en pruttelt als vanouds. Een ontroerend moment. Ik zag mijn vader weer, opgelucht dat de motor het weer deed, in zijn beige stofjas, oliespuitje in de hand en schipperspet op, uit het ruim klauteren. Ondertussen heeft het de Stichting niet mee gezeten. Het stichtingsbestuur is verwikkeld geraakt in een juridische strijd met de eigenaar van het pand. De voormalige Bronsfabriek. Men is nu op zoek naar een andere geschikte locatie waar het museum opnieuw opgestart kan worden.

Update:  december 2016. De boot WON 49 moet weg van de Scheveningse Pier. Hij verkeert in deplorabele staat, maar hij komt naar het Bronsmuseum. De Deelraad van Scheveningen is heel genereus. Zij betalen de transportkosten naar het Noorden. Het een en ander over de tijdelijke opslag moet nog geregeld, maar de eerste stap is gezet.

Update: 21 oktober 2020. Stichting Bronsmuseum is van plan in 2021 Het Bronsmotorenmuseum opnieuw de deuren te openen in Farmsum.

Coby heeft de volgende link nog naar www.archieven.nl  -Hier is een filmpje te zien in drie delen waarop U in het laatste deel beelden ziet van de gebroeders Geert, Jurjen, Siebe en Pieter Poepjes, tijdens het legen van de fuiken. Het filmpje is van Hein Faber

Meer inlichtingen over de WON 49:

www.kustvaartforum.com 

www.bronsstichting.nl

V.l.n.r. Geert, Hans, Siebe, Beppe Jacoba, Jurjen, Gepke en Pieter.

Pake Lykele Poepjes.

De haven van Makkum met de won 47 alle broers Poepjes. Deze boot ligt nu gerestaureerd aan de Noorderhaven te Groningen.

Op de haven van Makkum, staand tegen de muur Siebe en Geert.

Kornwerderzand tijdens de aanleg van de afsluitdijk

Pieter Poepjes.

V.l.n.r: Pieter, 2e man niet bekend, Jurjen Poepjes, 4e man niet bekend, Siebe en Hans Poepjes.

Geertje de Blaauw, dochter van Hendrik de Blaauw en Koosje Kingma, vertelt: De man voor de mast is mijn oud oom Jurjen Poepjes. Mijn vader had vroeger de LE 67.

Reactie plaatsen

Reacties

Annigje
10 maanden geleden

Ik ben Annigje, de kleindochter van Klaas (zoon van Arend) en Annigje Poepjes uit Makkum.
Mooi om deze verhalen te lezen.

jan sijtsinga
2 jaar geleden

mijn vader was liekele poepjes zoon van Pieter P. enGeertje Samplonius,geb.31 0kt.1905 te Oosterzee,wie kent de ouders ev voorouders?

Catharinus van der Werf
3 jaar geleden

Rennie de Boer, heb jij in de Meenthe gewoond, in Leeuwarden?

Rennie de Boet
3 jaar geleden

Nee, daar heb ik niet gewoond.

Sterre Oosting
3 jaar geleden

Ik ben op dit artikel gekomen doordat ik een familiegeschiedenis opdracht doe voor de universiteit. Jurjen Jacob Poepjes is de opa van mijn pake (Lykele Hans Poepjes [28-4-1946]) Bedankt voor de mooie verhalen en foto's. Met toestemming wil ik ze graag gebruiken voor mijn paper!

Coby Westerhof-Palmbergen
3 jaar geleden

Hi, je mag datgene wat ik geschreven heb gebruiken hoor.
Groet Coby

Coby Westerhof-Palmbergen
3 jaar geleden

Woont jouw opa Lykele in Harlingen? Dan zou hij een volle neef van mij zijn.
Groet Coby

Sterre Oosting
3 jaar geleden

Mijn opa woont inderdaad in Harlingen!

Coby Westerhof-Palmbergen
3 jaar geleden

Doe hem de groeten maar van Coby van ome Pieter. Jou overgrootvader is dan Lykele Hans Poepjes die getrouwd was met Jacoba Zandstra.

Coby Westerhof-Palmbergen
3 jaar geleden

We hebben nog geen contact gehad met de dochter van Siebe, wellicht klopt het mailadres niet meer. Misschien kan jouw opa haar om toestemming haar om vragen. Van mij mag het, maar ik weet niet in hoeverre ik dat mag doen. Het is van de hand van haar vader, maar het gaat over onze voorouders. Er staan ook stukken tussen van een andere auteur. Ik weet niet wie dat is geweest.

J. T. Westerhof Palmbergen
4 jaar geleden

Update
De boot won 49 is inmiddels door de deelraad Scheveningen geschonken aan de Stichting Bronsmotoren en zal op den duur mogelijk weer herenigd worden met de motor. De boot staat nu nog opgeslagen in een loods in Delfzijl. De Stichting Bronsmotoren is in een juridische procedure verwikkeld over de lokatie waar het Bronsmuseum was gevestigd. Ze zoeken een vervangende lokatie.

Ton Kleijn
5 jaar geleden

Goede middag, ben in bezit van fillm uit 1939 met schaatswedstrijd in Leedam waarbij dhr. Poepjes won .Graag zouden we weten wat de voornaam was en zo mogelijk wat meer info voor vertoningen vergaren.
Het verhaal van mijn moeder was ,dat het “ingevroren binneschippers uit Frl. waren die in deze omgeving iedereen versloegen en zo prijzengeld wonnen. Met vr gr Ton Kleijn

Coby Westerhof-Palmbergen
4 jaar geleden

Er waren een aantal broers en neven die schaatsen. Mijn pake Lykele Poepjes schaatste in 1939 geen wedstrijden meer.

Rennie de Boer
3 jaar geleden

Mijn overgroot vader Arend poepjes heeft naar overlevering goed geld verdiend met hardrijden op de schaats. En idd. in de wintermaanden was dit zeker een bron van inkomsten. Mijn beppe Rinske Klaasje Poepjes kon daar mooi over vertellen.

Nelleke Wissing Koehoorn
7 jaar geleden

Ik vind de foto's en het verhaal prachtig en ben blij dat de boot de Won 49 een mooi plekje mag krijgen net als de motor in het bronsmuseum en hoop ook op nog meer foto's en verhalen aldaar.

Geertje vanprinsenbeek
7 jaar geleden

Wat een mooi verhaal,ik ben de kleindochter van klaas en kaatje poepjes.