De Groene Draeck als modern geconstrueerde traditionele boeieraak

Door: Dirk Huizinga

Bouw: G. de Vries Lentsch, Amsterdam 1957
Ontwerp: Arie de Boer , Lemmer
Opdrachtgever: Comité Varend Nederland, dat uitvoering gaf aan het plan HKH Prinses Beatrix namens het Nederlandse volk een zeiljacht aan te bieden als nationaal geschenk.
Eerste eigenaar: HKH Prinses Beatrix
Huidige eigenaar: Hare Majesteit Koningin Beatrix
Thuishaven: Koninklijke Nederlandse Zeil- en Roeivereniging te Muiden

Afmetingen
Lengte 15 meter
Breedte: 4.70 m.
Diepgang: 1.00 m.
Waterverplaatsing: ca. 27 ton
Zeiloppervlak: 128 m2
Grootzeil: 71 m2
Fok 30 m2
Kluiver: 27 m2

Geschiedenis Nationaal geschenk

Het 15 meter lange Lemsteraakjacht ‘De Groene Draeck’ is het privéjacht van prinses Beatrix. Zij kreeg het schip als nationaal geschenk voor haar 18e verjaardag van het Nederlandse volk. Het zeilnummer van ‘De Groene Draeck’ is om die reden VA 18. Het schip is genoemd naar een oorlogsschip uit 1623, de ‘Vlieghende Groene Draeck’, wat het vlaggenschip was van Piet Hein. Op de versierde mastplank van de Lemsteraak is het originele oorlogsschip afgebeeld.

Het was natuurlijk niet zo, dat de nog jeugdige kroonprinses zomaar een Lemsteraak bestelde. Een en ander gebeurde in overleg tussen HKH en het Comité Varend Nederland. Ze kreeg het schip ook niet op haar achttiende verjaardag, die was 31 januari 1956, maar anderhalf jaar later. Bij de overdracht van de aak aanvaardde zij de functie van ‘Beschermvrouwe van de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten’. De prinses had te kennen gegeven, dat ze als cadeau graag een traditioneel Nederlands jacht wilde en dat ze van mening was dat de Lemsteraak het beste aan haar wensen tegemoet kwam. Met zo’n schip wilde ze niet alleen tochten maken over Nederlandse wateren. Het schip zou ook kunnen dienen als moederschip. Prinses Beatrix zeilde reeds enige jaren in een Valkjachtje. Als de prinses met vier tot zes vriendinnen en vrienden met een aantal kleinere zeilboten enige weken zou gaan varen in een waterrijk gebied als de provincie Friesland, kon de Lemsteraak als moederschip dienst doen. Er moesten voor zo’n gezelschap daarom voldoende slaapplaatsen aan boord van de aak zijn. Het schip moest bovendien onderkomen bieden aan de twee beroepsschippers die nodig waren om onder alle omstandigheden verantwoord met de aak te kunnen varen.

Bouw

De Groene Draeck werd ontworpen door Arie de Boer in De Lemmer, maar is vervolgens gebouwd in Amsterdam. Dat lijkt merkwaardig, gezien de reputatie van de werf De Boer met de bouw van Lemsteraken, maar die praktische ervaring was wel van ver voor de oorlog. De laatste visaak werd in 1913 gebouwd. Het laatste grote aakjacht van De Boer was ‘De Dolfijn’ uit 1929. De laatste nieuwbouw vond plaats in het begin van de jaren dertig. De Gebroeders de Boer hadden hun scheepsbouwwerf beëindigd in 1925. Een van de broers, Dirk de Boer, zette de werf voort samen met zijn zoon Arie. In 1960 verkocht Arie zijn werf aan de firma Poppen. Het bedrijf was op dat moment hard toe aan een modernisering. De reden dat Arie de Boer er weinig voor voelde het Prinsessejacht zelf te bouwen, lag echter aan de eisen die gesteld werden aan voorzieningen bij zijn scheepswerf. Hij zou onverantwoord moeten investeren om deze eervolle opdracht naar behoren uit te kunnen voeren. Om koninklijk bezoek op zijn werf mogelijk te maken, moest hij (volgens de gebroeders Hummel uit Lemmer) zorgen voor voldoende voorzieningen (passende ontvangst, kantine, toiletten etc.). Daar voelde Arie weinig voor, want hij stond op het punt de scheepsbouwactiviteiten te beëindigen. Arie de Boer liet de bouw van De Groene Draeck daarom over aan de ‘Amsterdamse Scheepswerf’ van De Vries Lentsch die wel over de gevraagde voorzieningen beschikte. Arie heeft wel de bouw van de aak in de praktijk begeleid.

Voor het Koninklijk Huis was de Amsterdamse Scheepswerf een vertrouwde werf. In 1937 was hier ook het koninklijk jacht ‘Piet Hein’ gebouwd. De gedetailleerde ontwerpen van de inrichting van de aak en de concrete bouwtekening met de uitvoerige bestekken werden daarom niet in De Lemmer, maar in Amsterdam vervaardigd. Vooral de hand van H. Lunstroo, die toen bij de ‘Amsterdamse Scheepswerf’ ontwerper was, is goed herkenbaar. Voordat met de bouw werd begonnen, is het ontwerp aan een kritische vergelijking onderworpen. Daartoe werd het Lemsteraakjacht ‘Onrust’, dat de Gebroeders De Boer in 1915 hadden gebouwd en dat zich had bewezen in de praktijk, opgemeten en werden de twee lijnenplannen van deze twee even lange aken met elkaar vergeleken. Daarbij bleken er tussen beide schepen slechts minimale verschillen te bestaan, wat de opdrachtgevers en de bouwer van het Prinsessejacht het vertrouwen gaf dat het resultaat niet zou tegenvallen. Tijdens de bouw heeft Arie de Boer wel aangegeven dat het verloop van het berghout niet voldeed, waarna dit op zijn aanwijzingen is aangepast. Van de scheepsbouwfamilie De Vries Lentsch hebben gedurende honderd jaar drie generaties in Amsterdam-Noord bloeiende bedrijven gehad.

De grondlegger Gerardus de Vries Lentsch was een scheepstimmerman uit Nieuwendam die in 1875 voor zichzelf begon. Achter zijn woonhuis in Nieuwendam bouwde hij sloepen en vletten. Zijn eerste werfje aan de Kleine Haven werd Het Fort genoemd. Twee van zijn zonen begonnen eigen scheepswerven. Zo stichtte Gerard de Vries Lentsch Jr. in 1917 de ‘Amsterdamse Scheepswerf’, die gunstig aan het IJ was gelegen. Daar werd in 1937 het koninklijk jacht ‘Piet Hein’ gebouwd. Op 1 januari 1954 had Gerardus de Vries Lentsch Jr. (die ondertussen Sr. was geworden) wegens het bereiken van de 70-jarige leeftijd deze werf overgedragen aan zijn zoon Gerard de Vries Lentsch Jr. Onder diens leiding werd de bouw van de Lemsteraak uitgevoerd en werd het schip in 1957 overgedragen aan HKH prinses Beatrix.

Onderhoud met de jaren

Evenals bij de grote Lemsteraakjachten die dertig tot veertig jaren eerder dan ‘De Groene Draeck’ waren gebouwd, was ook dit schip na ongeveer vijf decennia gebruik toe aan groot onderhoud. In de jaren vijftig was het nog niet mogelijk stalen jachten effectief voor langere tijd te beschermen tegen roestvorming. Na verloop van tijd zijn er daarom bij veel van die oudere schepen grote investeringen nodig om ze in goede staat te houden. Vooral de staalplaten onder de waterlijn bleken om begrijpelijke redenen te lijden te hebben van corrosie. Boven de waterlijn ging het vooral om plekken waar water kon blijven staan en daar waar hout bevestigd was aan ijzer, zoals bij de kluisborden, achter het houten berghout, bij de zwaardklampen en onder het potdeksel.

Ook bij ‘De Groene Draeck’ bleek het na ruim vijftig jaren nodig dat ondermeer delen van het vlak werden vervangen. Besloten werd de aak een algehele opknapbeurt te geven, waarbij niet alleen het stalen onderwaterschip werd gerestaureerd, maar ook de teakhouten dekken. De binnenbetimmering werd vernieuwd en er werden installaties aangebracht voor de beveiliging. In de periode van 2005 tot 2011 liepen de totale kosten van dat groot onderhoud op tot bijna een miljoen euro. Dat was reeds in 2008 voor politici in de Tweede Kamer aanleiding tot het stellen van vragen, toen vanwege bezuinigingen bij de overheid ook de kosten van het Koningshuis aan de orde kwamen.

Bij de overdracht van de aak aan HKH Prinses Beatrix in 1957 was echter toegezegd, dat het onderhoud van ‘De Groene Draeck’ voor rekening van het Rijk kwam. Koningin Beatrix maakte in 1910 aan deze discussie een einde, door duidelijk te maken dat zij de extra onderhoudskosten aan haar Lemsteraak zelf zou betalen. Het reguliere onderhoud bleef wel voor het rijk. Dergelijke restauraties worden ondermeer zo kostbaar, omdat voor deze werkzaamheden aan de romp ook altijd delen van de inrichting en de betimmering verwijderd moeten worden.

Overigens kwam vanuit de wereld van Lemsteraakwerven wel het geluid dat commerciële werven dergelijk onderhoud voor een aanzienlijk lagere prijs konden uitvoeren. Het groot onderhoud aan ‘De Groene Draeck’ werd evenals het normale onderhoud van de aak door de jaren heen uitgevoerd op de marinewerf in Den Helder.

Het Lemsteraakjacht ‘De Groene Draeck’ kreeg in 1957 een zeer positieve pers. De keuze voor een Lemsteraak werd ook met enthousiasme ontvangen in watersportkringen. Het duurde echter nog een tiental jaren voordat in het kielzog van dit Prinsessejacht meer aken op stapel werden gezet.

Opvallend bij de spantenplannen van De Boer-aken is de ronde kim en de ronde, iets V-vormige bodem. Veel andere aken hebben minder vlaktilling, dus een platter vlak, en een iets uitgesprokener kim. Het zeilplan komt overeen met dat van andere boeieraken. Een laag, breed tuig, waarbij de giek tot het einde van het roer komt. De fok blijft voor de mast en de schoot wordt belegd op een overloop. De Lemster visaken hadden op hun aken een smaller grootzeil en een fok die voorbij de mast kwam. Bron: Waterkampioen, 1957

Inrichtingsplan en dekplan van De Groene Draeck. De gestrekte lijn maakt direct duidelijk dat deze aak afstamt van de boeieraken en niet van de Lemster visaken. Vergelijk ook deze gestrekte lijnen met die van de boeier Almeri van Auke van der Zee.

HKH Prinses Beatrix na de overdracht van ‘De Groene Draeck’ in 1957.

De Groene Draeck in 1959, overstag gaand bij een matige wind.

Drimmelen, 1968. De Groene Draeck in actie tijdens de opening van de jachthaven van Drimmelen, met gereefde zeilen. (Foto: Dick Coersen)

(Foto: RVD, 1958)

Grouw, 2010. (Foto: Marelle Hofstra, Grouw) De Groene Draeck aan de steiger bij hotel Oostergoo. Een fraai schip met alle kenmerken van een vooroorlogse boeieraak, een ‘Lemsterjacht’, zoals De Boer ze bouwde.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.