Friezinnen
Door: Dirk Huizinga
Nicolaas Baur uit Harlingen (1767 - 1820) schilderde niet alleen veel maritieme taferelen, maar ook de eerste schaatswedstrijd voor vrouwen, die in 1809 georganiseerd werd op de Westersingel te Leeuwarden. In die jaren was Leeuwarden nog een vestingstad, voorzien van hoge wallen en poorten. De publieke belangstelling voor dit evenement was geweldig, zodat dergelijke schaatswedstrijden een traditie werden.
Jaren later, toen de Franse kunsthistoricus Henry Havard weer eens een bezoek had gebracht aan ons land en daar zijn bekend geworden boek 'Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee' (1874) over schreef, kon hij niet nalaten ook aandacht te besteden aan de door hem bewonderde Friezinnen, die volgens hem een grote reputatie verdienden door hun schoonheid. "Om deze kostbare kenmerken goed te onderscheiden, zou men een schaatswedstrijd moeten bijwonen. Tijdens deze aardige toernooien aarzelen de schone deelneemsters namelijk niet om zich, meegesleept door de hitte van de strijd en de wil om te winnen, van de kleren van hun sekse te ontdoen en, uit angst te worden gehinderd, geen andere aan te trekken. Men leidt ze naar het startpunt, waar ze hun rokken en bovenlijfjes losknopen en plotseling, op een bepaald signaal, glijden jurk en onderrokken op het ijs en de schaatsster, die alleen nog haar hemd en onderbroek heeft aangehouden, springt weg van haar kleding en verdwijnt." Helaas was het Havard niet gegeven om "deze curieuze toernooien" bij te wonen. Hij kon alleen spreken van 'horen zeggen'.
Honderdvijftig jaar later vinden wij deze beschrijving van Havard eigenlijk wat seksistisch, maar we moeten niet vergeten dat hij leefde in een tijd met een Victoriaanse moraal, toen er anders geoordeeld werd. Tegelijkertijd relativeert de schilder Baur met zijn vereeuwiging van dit sportieve gebeuren uit 1809 het hedendaagse dogma dat vrouwen in de 19e eeuw niets mochten. Voor de aristocratie en de gegoede burgerij golden strenge zeden, maar zij vormden slechts een zeer klein deel van de bevolking. Voor de gewone man en vrouw, toen vaak als proletariaat aangeduid, golden heel andere gedragsnormen. Natuurlijk moesten zij werken, zowel de mannen als de vrouwen. Zij moesten zich niets verbeelden. De lange traditie van kortebaanwedstrijden op de schaats in Friesland was niet alleen een sportief gebeuren. Er werd ook geld mee verdiend evenals met het skûtsjesilen in de zomer. De wedstrijden waren onderdeel van festiviteiten waar veel mensen op af kwamen en waar dus ook geld in om ging.
De Lemster visser Arend Poepjes was zo succesvol met het hardrijden op de schaats, dat het schaatsen zijn voornaamste bron van inkomen werd. In 1917 liet hij bij Auke van der Zee de grote aak 'Morgenster' bouwen, die geregistreerd werd als LE 94 (later GA 39 en weer later WON 76). Arend overleed op 85 jarige leeftijd, toen hij op 11 februari 1966 in Stavoren door het ijs zakte. Deze Arend 'de Hardrijder' leefde het hele jaar voor de schaatssport en verdiende daar het geld mee voor een flink huis in Harich, Gaasterland. Lemster vissers vroegen zich af waar hij dat van deed, maar het was eenvoudig. Kortebaanwedstrijden winnen in de winter, dat was alles. Arend was getrouwd met Wietske Romkema, een kleindochter van Eeltje Holtrop van der Zee, de bekende boeierbouwer uit Joure. Wietske was een zus van Eeltje Romkema, die bekend werd als scheepstekenaar bij Auke van der Zee, de kleinzoon van Eeltjebaes, die de werf in 1901 overnam. Het kortebaanschaatsen van de Friezinnen in de 19e eeuw was voor deze vrouwen natuurlijk een sportief genoegen, maar tevens een aantrekkelijke wijze om wat bij te verdienen in de altijd moeilijke winterperiode.
Baur, 1809. Een iets vroeger schilderij van dezelfde gebeurtenis
Reactie plaatsen
Reacties