Aan de rechterachterzijde is de grote lantaarn zichtbaar, die functioneerde als voorganger van de vuurtoren en rond het jaar 1800 werd gestookt met kolen en houtvuur.
Jij forse man van staal en ijzer
Die plichtsgetrouw op Lemmers dam
De scheep'ling was een weg, en wijzer
Die uit en in de Lemmer kwam
Wat was je toch een reuzekerel
En stond als militair present
Geen acht sloeg op dat gepraat gemerel
Daar stond je voor, was je aangewend
Als 't noodweer door je flanken raasde
De blinde krachten der natuur
De nevels om je henen waasden
Of''t kruiend ijs als naaste buur
Je van je voetstuk wou verwijd 'eren
Lachte je om dit avontuur
Je deed je werk en 't was secuur!
Jou oog betrad het watervlak
De scheep'ling mat: nog 'n enkel uur
Daar is de kust, het Lemster vuur!
Nu sta je dan op non-actief.
Wat hadden wij als kind jou lief.
Je waard voor ons een bellevue
Een klimpartij, en nu....
Dat toch geen slopers hand jou velt
Ach blijf bij ons als monument!
Wat is een kamer zonder sier
En zonder jou de Lemster pier?
K.K.
De vuurtoren van Lemmer
Door Peter Kouwenhoven
De haven van Lemmer wordt gedomineerd door een grote gele vuurtoren met een zwart lichthuis en een zwarte wenteltrap, ’De Reus van Lemmer’ genoemd. Maar ’s nachts laat de reus zijn licht niet meer schijnen. De toren is ook niet meer het origineel uit 1889 maar een replica. Deze replica was een figurant in de film ‘De vuurtoren’ van Pieter Verhoeff. Nu is hij een tastbare herinnering aan het boeiende maritieme verleden van Lemmer.
De bloeitijd van Lemmer lag in de zeventiende en achttiende eeuw. De stad was een belangrijke doorvoerhaven tussen het noorden van Nederland en Amsterdam. De handel van Friese binnenschippers werd in Lemmer overgeladen op zeewaardige schepen, voor transport over de Zuiderzee naar Holland. In 1581 werd ook een veerdienst geopend naar Amsterdam. De stad trok veel bedrijvigheid die met de scheepvaart verbonden was, zoals mast- en zeilmakerijen en touwslagerijen. Ook verschenen er scheepswerven. De Lemsteraak, een van de snelst zeilende platbodems, was een populair schip. Naast de handel zorgde ook de visserij voor bedrijvigheid.
De Lemster zuiderzeevisserij kwam ongeveer in het midden van de negentiende eeuw van de grond. In het begin van de twintigste eeuw waren er ruim honderd Lemster vissersschepen actief op de Zuiderzee. Nu is de visserij nagenoeg verdwenen, maar de scheepvaartindustrie is gebleven. Sinds de zestiger jaren van de twintigste eeuw heeft Lemmer zich tot belangrijke jachthaven ontwikkeld.
Verbetering van de haven
Op prenten uit de achttiende eeuw is te zien dat de haven van Lemmer werd omsloten door met paalwerken beschermde havendammen. Op het westelijke havenhoofd stond in die tijd een eenvoudige lantaarn. Op 19 september 1811 vond een aanbesteding plaats van herstelwerkzaamheden aan de haven, hoofden en zeewerken
van Lemmer. Het plan behelsde een vergroting van de havenmond door de aanleg van nieuwe havendammen en
een nieuwe door basaltstenen beschermd paalwerk vóór de oude zeedijk ten westen van Lemmer. In 1812 werden op de westelijke havendam twee houten havenlichten geplaatst: een kleine lantaarn op het havenhoofd en meer naar binnen een grote lantaarn op een hoge geschoorde paal. Ze vormden samen een lichtenlijn voor het invaren van de haven.
De nieuwe haven heeft ruim een halve eeuw goed gefunc tioneerd maar in de jaren zeventig van de negentiende
eeuw kwamen er klachten over de onderhoudstoestand ervan. Bovendien besloten Provinciale Staten van Friesland in 1877 dat er waterstaatkundige aanpassingen nodig waren in de provincie. Daaronder vielen ook verbetering van de zeewering bij Lemmer en het aanbrengen van ebdeuren bij de sluis van Lemmer. In 1879 ontwikkelde Rijkswaterstaat een plan voor aanpassing van de haven van Lemmer door verlenging van de havenhoofden, vergroting van de havenkom en baggerwerkzaamheden.
Het duurde echter even voordat de plannen tot uitvoering werden gebracht. De stormvloed van 14 en 15 oktober 1881, waarbij water over de dijk bij Lemmer sloeg en veel schade aanrichtte, maakte duidelijk dat er haast was geboden. Besloten werd om drie werken te combineren: verbetering van de zeedijk, vergroting van de haven en aanpassing van de sluis.
Bij wet van 4 december 1885 tot verbetering van de haven te Lemmer werd het volgende vastgelegd: “Voor rekening van den Staat wordt te Lemmer gemaakt ene buitenhaven, buiten de vanwege de provincie Friesland te bouwen schutsluis, benevens ene tot ligplaats voor de schepen en tot vluchthaven dienende geul tussen de buitenhaven en de mede vanwege die provincie te bouwen uitwateringssluis, een en ander met de daartoe
behorende werken, mits de Staat in het vervolg te Lemmer met geen ander onderhoud van haven en aanverwante werken belast blijven dan dat van de dammen der genoemde buitenhaven.”
Een bestektekening uit 1886 visualiseert het uitgewerkte plan. Een nieuwe sluis met sluiswachterswoning zou meer zeewaarts worden gebouwd, iets ten westen van de toen bestaande havenmonding. Deze sluis zou uitsluitend scheepvaartsluis zijn. Meer naar het oosten moest een nieuwe sluis komen voor afstroming van het water van de Lemster Rien. Het in 1812 aangelegde paalwerk ten westen van de haven zou worden omgevormd tot een nieuwe zeedijk, bij de nieuwe schutsluis overgaand in een langgerekte westelijk havendam. De oostelijke havendam moest helemaal worden doorgetrokken naar de uitwateringssluis.
De voorbereiding voor verbetering van de haven begonnen in 1886 maar het werk is grotendeels in 1887 uitgevoerd. Op 7 oktober 1887 verscheen in de Opregte Haarlemse Courant het bericht dat de nieuwe haven zo
goed als gereed is. Wel werd er bij opgemerkt dat het met de verlichting van de nieuwe haven nog niet goed ging.
Het gemeentebestuur en het waterschap de Lemstersluis zorgden in het verleden voor een goede verlichting van de haven, maar deze lieten het nu over aan de aannemers van het havenproject om hulpverlichting aan te brengen op de koppen van de nieuwe havendammen. Zij hadden hier immers belang bij, om de oude haven af te kunnen dammen en het werk aan de zeewering te kunnen voltooien.
Bij het afdammen van de oude haven verdwenen de oude havenhoofden, maar het hoge houten geleidelicht uit 1812 bleef staan. Op oude foto’s is het nog te zien, naast de nieuwe schutsluis, maar daar heeft hij waarschijnlijk niet zo lang gestaan. Na het dempen van de oude haven was zijn functie immers overbodig geworden.
Tekening van de nieuwe haven van Lemmer in 1812 met daarop de grote en de kleine lantaarn.
Bestektekening van de havenwerkzaamheden te Lemmer uit 1886. De oude haven is daarop nog zichtbaar.
Bestektekening van de vuurtoren van Lemmer uit 1888.
Situatietekening waarop de plek van de nieuwe vuurtoren is aangegeven. Uitsnede van een bestektekening uit 1888
De oorspronkelijke vuurtoren
Over de vuurtoren van Lemmer is maar heel weinig informatie te vinden. In het boekje ‘Miniatuur Vuurtoren Trip, dat in 1994 werd uitgegeven naar aanleiding van het vierhonderdjarig bestaan van de Brandaris, staat vermeld dat de vuurtoren in 1887 is gebouwd, tegelijk met de sluis. Daar ben ik ook altijd vanuit gegaan. Maar het blijkt toch niet helemaal te kloppen. Er zijn geen berichten te vinden over de aanbesteding van de bouw van de vuurtoren of het ontsteken van het licht, maar in de beeldbank van Tresoar bevinden zich twee bestektekeningen van de toren, behorend bij de brief van 21 juni 1888 van ‘de Ingenieur van ’s Rijks Waterstaat, N.A.M. van den Thoorn’.
Op de ene tekening staat de complete vuurtoren afgebeeld, inclusief fundering, met een aanduiding van de hoogten. Op de andere tekening, met details van het lichthuis en toren doorsneden, staat ook de exacte locatie van de nieuwe vuurtoren: aan de voet van de ‘Vroeger Zeedijk’, precies in het verlengde van het dan al aanwezige rode licht op de westelijke havendam en een tijdelijk wit licht vlak achter de Nieuwe Zeedijk. Als je deze locatie projecteert op een recente topografische kaart van Lemmer, dan kom je ongeveer uit bij de woning op het adres Nieuwedijk 57. Een beetje verwarrende straatnaam, want dit is een stukje van de Oude Zeedijk, of Vroeger Zeedijk.
Het bouwjaar van de vuurtoren moeten we dus vaststellen op 1888-1889. In 1889 is het licht voor het eerst ontstoken, blijkt uit lichtenlijsten: een vast wit licht op een hoogte van 21,9 m boven hoog water. De toren was toen overigens helemaal geel. De lichtbron was een petroleumlamp. De smid Frans ten Veen uit Lemmer zou de toren hebben gebouwd. Dat hij in eerste instantie niet op de westelijke havendam werd geplaatst, was al een bekend gegeven. De verplaatsing van de vuurtoren vond plaats in 1896 zo blijkt uit een Bericht aan Zeevarenden in dat jaar waarin werd gemeld dat in de loop van de maand december de verlichting van De Lemmer als volgt zou worden veranderd:
a. Het vroegere roode vaste licht op den kop aan den W. havendam is veranderd in een groen vast licht; terwijl de houten lantaarnpaal niet meer grijs is, maar donkerbruin met witte banden.
b. Op den kop van den O.-havendam is 9,17 M. boven water, een rood catoptriek vast havenlicht ontstoken, zichtbaar tot op 1 zeemijl. Lichtopstand vierkant ijzeren geraamte met lichthuis, 8,6 M. hoog, alles geel. […]
c. Het hooge licht is thans verplaatst naar de W.-havendam op 245 M. binnen het groen licht op de kop van dien
dam, 21,6 M. boven water, zichtbaar tot op 13 zeemijlen. Lichtopstand: zeskant ijzeren geraamte, 20,33 M. hoog, alles geel. […] Het hooge licht op den W.-havendam midden tusschen de beide bovenvermelde havenlichten, geeft leiding naar de haven.
De vuurtoren heeft op die plek een tijd goed gefunctioneerd maar de Zuiderzeewerken brachten daar verandering in. Toen het dijkvak tussen Urk en Lemmer in 1939 werd gesloten is het licht van de vuurtoren gedoofd. De haven van Lemmer bleef weliswaar bereikbaar via een smalle vaargeul, waardoor het scheepvaartverkeer naar Amsterdam nog steeds plaatsvond, maar het licht was niet meer functioneel.
De vuurtoren bleef staan maar vanaf 1935 werd er geen onderhoud meer gepleegd, met als gevolg dat de toren in de loop van de tijd danig aftakelde. In 1949 heeft de gemeente overwogen de toren op te knappen. Het roestvrij maken, meniën en oververven, plus het periodiek herhalen hiervan, zou zo duur worden dat de gemeente besloot tot afbraak van de toren.
Een inwoner van Lemmer sprong toen in de bres voor behoud van dit gezichtsbepalende element in de haven. Daarop schortte de gemeente de uitvoering van het besluit op. De bevolking van Lemmer kwam echter onvoldoende in beweging, waardoor er geen concrete plannen voor het behoud kwamen. Een tijdlang gebeurde er niets en de vuurtoren takelde verder af. Ondertussen had de Lemster jeugd de stellage als speelobject in gebruik genomen. Het gemeentebestuur was hier niet blij mee en nam maatregelen om de jeugd uit de toren te houden. Een gedeelte van de trap werd verwijderd, maar dit hielp niet. Hoe moeilijker en gevaarlijker het werd, des te aantrekkelijker werd het om toch op die toren te klimmen. In 1959 was de gemeente het zat: de toren moest worden opgeknapt of worden afgebroken.
Opnieuw kwam er een inwoner van Lemmer in actie voor behoud maar ook deze poging was niet succesvol. In 1968 werd de vuurtoren uiteindelijk toch afgebroken.
Bestektekening van een ijzeren lichtopstand voor de oostelijke havendam van Lemmer, uit 1896.
De schutsluis en de buitenhaven van Lemmer in 1922.
De gedoofde vuurtoren van Lemmer in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De wenteltrap is ingekort om beklimming te voorkomen.
Aanleg van een industriehaven bij Lemmer in de jaren zestig
De replica
In 1993 werd via de krant bekend dat regisseur Pieter Verhoeff een driedelige televisiefilm wilde maken over Lemmer in de jaren vijftig, de plaats waar hij opgroeide, en de vuurtoren. Omdat de Reus van Lemmer inmiddels
verdwenen was moest een replica worden gemaakt. De gemeente Lemsterland was hier erg blij mee en wilde de
vuurtoren na de opnamen graag terug naar Lemmer halen.
Toen wethouder en locoburgmeester Wietze de Haan de regisseur belde kreeg hij te horen dat die dacht aan een
schaalmodel van de vuurtoren en dat de opnamen in het lichthuis in de studio konden plaatsvinden. Maar als de gemeente de extra kosten zou kunnen betalen voor een echte replica zou dat natuurlijk fantastisch zijn. Dit was aanleiding voor oprichting van de ‘Stichting Lemster Vuurtoren’, die zich beijverde om subsidies binnen te halen. Met bijdragen van de gemeente Lemsterland, de provincie, het Lemster bedrijfsleven, de VVV en de stichting Ontwikkeling Nationaal Landschap ZuidwestFriesland lukt het om het benodigde bedrag van ongeveer twee ton bijeen te brengen.
De replica werd gereconstrueerd door de Amsterdammer Bert van der Meer en herbouwd in Lemmer bij de firma
Hardstaal. De filmopnamen zouden echter plaatsvinden in Stavoren, omdat daar de locatie meer leek op het Lemmer van de jaren vijftig dan Lemmer zelf. Aan de westkant van de westelijke havendam van Lemmer was inmiddels een uitgebreid gebied met industrie en jachthavens verrezen.
De achttien ton zware replica werd op een duwbak over het IJsselmeer naar Stavoren vervoerd. Hij kwam uiteindelijk terecht op het westelijke havenhoofd van Stavoren, tussen het rode havenlicht en de vuurtoren van Stavoren. Bert van der Meer, die was ingehuurd voor de ‘special effects’, zaagde daar de onderste tien treden van de wenteltrap van de vuurtoren af en verfde hier en daar een roestkleurtje op de staalconstructie om de situatie van de jaren vijftig zo goed mogelijk na te bootsen.
De filmopnamen zijn overigens niet alleen in Stavoren gemaakt. Verhoeff had al buitenopnamen gemaakt in Makkum, Harlingen en Franeker voordat hij vanaf 20 augustus 1993 in Stavoren begon met filmen. In september werd ‘De Reus’ weer afgebroken en naar Hardstaal gebracht om de wenteltrap weer te herstellen. In januari 1994 werd de replica weer geplaatst op zijn oorspronkelijke plek op de westelijke havendam op de fundamenten van de oude toren.
Er werd ook een lichtinstallatie in het lichthuis van de vuurtoren aangebracht maar van Rijkswaterstaat mag het licht niet meer over de Lemster baai schijnen, omdat dit in combinatie met de lichten op de havenhoofden verwarrend zou zijn voor de watersporter. Volgens een artikel in de Leeuwarder Courant van 17 januari 1994 vond de Lemster jeugd dat ook, “want de lichtinstallatie werd vorige week tot twee keer toe met geweld door vandalen vernietigd”.
Bij de overdracht van de vuurtoren van de sponsors naar de Stichting Lemster Vuurtoren op 15 januari was het dan ook improviseren met het licht. Een groot gezelschap ondernemers en bestuurders was naar de vuurtoren getogen om te zien hoe filmregisseur Pieter Verhoeff het ‘vuur’ in de toren nog één keer ontstak. Hij ging met een fakkel naar boven en deed daar een halogeenbouwlamp aan die daar nog snel was geplaatst.
Begin 2006 heeft de Stichting Lemster Vuurtoren geconcludeerd dat beheer, toezicht en toekomstig onderhoud eigenlijk niet door de stichting opgebracht zou kunnen worden. Ze droeg daarom de replica voor een symbolisch bedrag over aan de gemeente Lemsterland. De stichting bleef nog wel bestaan want in 1996 had ze ook een historische Lemsteraak aangekocht. In 2009 werd de naam veranderd in ‘Stichting de LE 50’.
Sinds de bouw van de replica in 1993 heeft geen onder houd meer plaatsgevonden. De toren stond er door de jaren heen steeds minder florissant bij. Daarom nam de huidige gemeente Fryske Marren in 2017 het besluit om
de toren op te knappen. Na een uitgebreid verfadvies van Wijzonol Bouwverven kreeg Domien Silvius Spuit- en Schilderwerk uit Joure de opdracht voor het onderhoudsproject. De Reus van Lemmer kan er nu weer jaren tegen.
De ijzeren lichtopstand op de oostelijke havendam, op een ongedateerde foto.
De Vuurboet, lente 2025
Een ijzeren lichtopstand op de oostelijke havendam.
De hoofden van de beide nieuwe havendammen waren op 7 oktober 1887 nog onverlicht, zoals hiervoor geciteerd uit een krantenbericht, en er was dringend behoefte aan hulpverlichting. Die kwam er snel, blijkt uit de lichtenlijst van 1888. Daarin wordt een vast rood licht gemeld op de westelijke havendam, op een zeskantig donkerbruin ijzeren geraamte van zes meter hoog en een vast wit licht bij de sluis, op een 14 meter hoog houten geraamte. Op de oostelijke havendam was er toen nog geen verlichting. Die kwam er in 1896, zoals het hiervoor opgenomen Bericht aan Zeevarenden al duidelijk had gemaakt.
In de Tresoar Beeldbank is een bestektekening van deze lichtopstand opgenomen: een ijzeren opengewerkte constructie op pootjes met onderin een doosvormige bergplaats. Aan de opstand is een lange verticale lantaarngeleider bevestigd. De lantaarn blijkt in hoogte verstelbaar te zijn. In de lantaarn is een olielamp (petroleum) getekend. In de beeldbank zijn diverse oude foto’s te vinden waar deze lichtopstand meer of minder prominent op staat. Volgens het Bericht aan Zeevarenden had het een rood catoptriek vast licht. Dat betekent dat de olielamp ook een reflecterende spiegel (catoptriek) moet hebben gehad.
Deze lichtopstand heeft lang dienst gedaan, maar met de aanleg van de Noordoostpolder vanaf 1939 kwam het eind van dit markante havenlicht langzaamaan in zicht. In september 1939 verscheen het volgende bericht: “Met het oog op de scheepvaart, die de Lemster haven binnenkomt, en de vaart naar de thans in aanbouw zijnde toegangssluis tot het kanaal in den Noordoostpolder, wordt er van den Oostelijken havendam een gedeelte van ongeveer 50 Meter weggenomen. Het groene havenlicht, dat er op staat, is er afgenomen en een eindje teruggeplaatst (ongeveer tot de bocht tegenover den vuurtoren). Op het eindpunt van dien dam wordt echter voorloopig nog een ander licht ontstoken.”
Opvallend is dat er in die tijd sprake was van het groene havenlicht, terwijl het in 1896 een rood licht was. Die verandering van kleur heeft waarschijnlijk plaatsgevonden in 1919. Toen werd namelijk een internationale overeenkomst gesloten waarin werd vastgelegd dat havenlichten die bij het binnenvaren van de haven aan stuurboordzijde staan groen moeten zijn en aan bakboordzijde rood. In de lichtenlijst van 1949 staat de lichtopstand nog steeds vermeld, maar in die van 1953 niet meer. Omstreeks 1950 is hij dus verdwenen.
Eintsje fan 'e Daam in 2024
De lichtopstand op de westelijke havendam.
Op de westelijke havendam staat nu een gele, open gewerkte lichtopstand, met een rode lantaarn, op een gemetseld huisje. Het komt niet voor in de lichtenlijsten, het is dan ook een replica van het historische havenlicht dat hier heeft gestaan, gemaakt door smederij Lemsterhoek uit Lemmer. In de volksmond wordt deze lichtopstand ‘Eintsje fan ‘e Daam’ genoemd. Het stenen gebouwtje behoorde bij een zelfwerkende mistklok en is in 2017 gerestaureerd, evenals het looppad over de dam. Op 25 mei 2018 werd daarop de replica geplaatst. Daarna is er een houten steiger gebouwd aan de zijkant van de dam, waarmee het hele project werd afgerond.
De gemeente Fryske Marren was aanvankelijk van plan het stenen gebouwtje te slopen maar heeft daar onder druk van de lokale bevolking vanaf gezien. Het project is gefinancierd door de gemeente, met bijdragen van de provincie en het Friese Merenproject.
Het is lastig het bouwjaar van het mistklokhuisje en de originele lichtopstand exact vast te stellen. Afgaand op informatie in de lichtenlijst van 1904 waarin deze lichtopstand staat beschreven zou dat 1896 moeten zijn. Maar in het eerder geciteerde Bericht aan Zeevarenden uit dat jaar is sprake van een donkerbruine lantaarnpaal met witte banden met een groen vast licht.
Op de westelijke havendam heeft twee keer een wisseling van kleur van het licht plaatsgevonden: in 1896 van rood naar groen en – waarschijnlijk in 1919 – van groen weer naar rood
Bronnen:
• Peter Kouwenhoven, 2010. Vuurtorens, lichtschepen en kapen.
Nautische erfgoed van Nederland.
• www.spanvis.com
• www.delpher.nl (krantenartikelen).
• Lichtenlijsten
Afbeeldingen:
• Tresoar Beeldbank
• Roelie Spanjaard-Visser (www.spanvis.com)
• Peter Kouwenhoven