Het Surinaamse avontuur van het Lemster echtpaar De Boer/Woudstra in de 19de eeuw

Door: Jaap van der Zwaag

Op 10 augustus  1874 verliet een kleine zeilkotter van bruto 25 registerton de haven van Nieuwediep met als bestemming het plaatsje Albina aan de Marowijnerivier in de toenmalige kolonie Suriname. Aan boord van het scheepje bevonden zich de kapitein  Dirk de Boer, zijn echtgenote, Tite Woudstra, zijn twee kinderen, de tweejarige Sibbele en een baby, Johan, vijf (!) weken oud, en een aantal bemanningsleden, waaronder een kok.

Dirk de Boer was op 30 november 1841 in  De Lemmer geboren als zoon van Sibbele (ook vaak Sible genoemd) Jans de Boer, geboren in 1794 in Sloten en overleden op 28 november 1871 in 'De Lemmer' en Dieuwke Everts van der Wiel (1799-1869} Dirk trouwde op 27 april 1870 in 'De Lemmer' met Tite (Tiete) Woudstra geboren op 13 maart 1846, eveneens in 'De Lemmer', als dochter van Jan Kerstes Woudstra (1814-1878) en Trijntje Joukes Wiersma (1815). De vader van Tite, Jan Kerstes Woudstra, was een bekende schipper; hij bezat een prachtige tjalk, “De Jonge Karst”, in 1844 gebouwd in Joure.

In 1874, het jaar vertrek uit Nederland, was Dirk eerste stuurman bij een grote Nederlandse scheepvaartmaatschappij en ik weet niet of hij daarom nog met zijn gezin in 'De Lemmer' woonde.

De zeilkotter, waarmee het gezelschap in 1874 naar Suriname was vetrokken, behoorde aan August Kappler, de stichter in 1846  en lange tijd (sinds 1861) eigenaar van het plaatsje Albina (genoemd naar zijn toenmalige verloofde en latere vrouw Albina Liezenmaier) in Suriname. Kappler wilde als houthandelaar de kotter gebruiken voor het transport van hout tussen Albina en Paramaribo. Het ligt voor de hand dat Kappler aan Dirk de Boer heeft gevraagd de zeilkotter vanuit Nederland naar Suriname over te brengen in ruil voor een gratis overtocht voor Dirk en zijn gezin. Want Dirk was van plan in Suriname een nieuw bestaan op te bouwen.

De zeereis naar Suriname met een klein zeilschip was niet ongevaarlijk. Dat bleek al gauw, want toen Dirk c.s. uit Nederland vertrok werden ze meteen geconfronteerd met stormachtig weer. Tijdens de overtocht hadden ze te maken met veel stormen. Ondanks een moeizame reis kwamen ze op 26 september 1874, zeven-en-veertig dagen na hun vertrek veilig aan op hun eindbestemming, Albina.

Omdat ze uiteraard nog geen huis hadden in Suriname, bleef het gezin De Boer/Woudstra voorlopig op de zeilkotter wonen. Daarmee maakten ze tochten naar Paramaribo om daar hun boodschappen te doen. Bij het eerste bezoek aan Paramaribo hadden ze een ontmoeting met de toenmalige Nederlandse gouverneur van Suriname, Jhr Van Sypestein.

Kort na hun aankomst in Suriname kreeg Dirk het aanbod om in overheidsdienst te gaan werken, namelijk als “gezagvoerder” bij het Departement der Koloniale Vaartuigen (KV). Het betrof hier een duobaan met J. van Wilgen. Uit de Surinaamse Almanak voor het jaar 1888 blijkt dat deze Van Wilgen in dat jaar “havenmeester en scheepsmeter” bij de Dienst “Koloniale vaartuigen en Loodswezen” was met als titel “gezagvoerder” en de D. de Boer (ook als “gezagvoerder”) als assistent bij dezelfde dienst.

Met Dirk de Boer ging het goed, hij had een prima baan, maar zijn vrouw Tite had moeite met haar leven als  huisvrouw. Ze had haar handen vol aan haar steeds uitbreidende kinderschaar, maar ze droomde vaak, dat ze actiever kon zijn als zelfstandige vrouw in het zakenleven. Na hun aankomst in 1874 in Suriname had het echtpaar nog vier zonen Evert, Dirk, André en Anton en een dochter (Catherine)  gekregen. Maar na de geboorte van Catherine in 1883 was het zover. Tite nam  met haar man het besluit vanuit hun huis in de Jodebreestraat in Paramaribo, boter van het merk H.J. Wijsman en Zonen in rood-groen-gouden blikken te verkopen, waarbij Dirk de inkoop zou verzorgen en Tite de verkoop. 

De verkoop van boter-in-blik werd zo een groot succes dat het assortiment werd uitgebreid met cacao (Van Houten), vaatjes boter (van Wijsman), blikken groente en vleeswaren (van Tieleman en Drost), likeuren (van Wijnand Fockink), jams, thee, sigaren, cognac, port, sherry, Madeira wijnen, maar ook alle soorten touw, bezems, borstels, stoffers, oliën, vernissen en lakken.

Naast de winkel in de Jodebreestraat (een populaire winkelstraat in Paramaribo) kreeg Tite de beschikking over een magazijn in de Saramaccastraat en in december 1897 een winkel/filiaal in de Watermolenstraat. De opening van de winkel in de Watermolenstraat is vreemd, omdat het echtpaar toen al dacht aan het beëindigen van de activiteiten en terug te keren naar Nederland. In de daarop volgende jaren werd de zaak stukje voor stukje afgebouwd en alle schulden betaald. Op 10 februari 1902 werden de winkelgoederen en het meubilair geveild en dat was het einde van het bedrijfje dat Tite en haar man hadden opgebouwd in Suriname. Het echtpaar vertrok naar Nederland, naar Amsterdam, waar op 18 juni 1916 Dirk de Boer overleed op 74-jarige leeftijd als “gepensioneerd gezagvoerder der Koloniale Vaartuigen”. Zijn weduwe, Tite de Boer-Woudstra, overleed twee maanden later op 22 augustus 1916, eveneens in Amsterdam. En daarmee kwam aan het Surinaamse avontuur van een Lemster echtpaar een definitief einde.

Van de kinderen van Dirk en Tite is weinig bekend. Van de zes zonen kozen vijf het ruime sop. Van één zoon, Evert, weten we dat hij in Paramaribo is gaan wonen en we komen hem dan ook in de Almanak van Suriname 1925 tegen als “gepensioneerd gezagvoerder Koloniale Vaartuigen” als bewoner op de Kwattaweg 40.

Dit verhaal is een bewerking van een stuk, geschreven door M. van Ballegooijen

Reacties

Ik zou graag wat meer willen weten over Dirk en Tite en over de families De Boer en Woudstra, vooral tussen 1841 en 1874.

Eventuele reacties kunnen worden gestuurd naar j.s.vanderzwaag@planet.nl