Delfstrahuizen |1|

|    1   |    2   |    3   |

DELFSTRAHUIZEN of Delfstrahuizen, d., prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet. Schoterland, arr., kant. en 2 1/4 u. Z. W. van Heerenveen, 2 1/4 u. N. O. van de Lemmer, aan de zuidoostzijde van het Tjeukemeer en den postweg van de Lemmer op Groningen; met 270 inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw.

Het behoor van dit dorp is van eene groote uitgestrektheid, doch bestaat geheel uit laag land, dat meest in polders ligt, hoewel men er ook uitmuntende bouwlanden heeft. Het grootste gedeelte ligt tusschen het Tjeukemeer, de Kuinder, de Broersloot en de Pier-Christiaans-Oosterzeesloot besloten; doch bovendien behoort hier nog toe de Schoter Uitdijken, zijnde een meer zuidelijk gelegen smalle strook lands, welke zich langs de Kuinder uitstrekt tot aan Schoterzijl en de Overijsselsche grenzen. Een gedeelte van het geh. Echterbrug en van de b. Vierhuizen behooren tot dit dorp.

De Herv., die hier wonen, behooren tot de gem. van St. Jansga-en-Delfstrahuizen, welke ook hier eene kerk heeft. - De R. K., die men er aantreft, worden tot de stat. van Heerenveen gerekend.

De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 30 kinderen bezocht.

Bij den watervloed van 4 Februarij 1825 heeft dit dorp groote schade geleden. Vele zwakke woningen zijn hier omvergeslagen, de sterkere werden geschokt en zwaar beschadigd, terwijl de muren van hecht gebouwde boerenwoningen scheurden en instortten. De fel gedreven stroom oefende zulk eene kracht, dat een sterke watermolen in drie stukken werd geslagen en men groote boomen zag uit de grond gescheurd. Twee oude lieden kwamen bij deze ramp om het leven, en het verlies van vee bestond uit 137 koeijen, 31 vaarzen, 56 hokkelingen, 2 kalveren, 6 paarden, 10 varkens en 37 schapen.

Bron: vanderaa.tresoar.nl

Delfstrahuizen (Fries: Dolsterhuzen; Stellingwerfs: Delfstrehuzen) is een dorp in de gemeente De Friese Meren, provincie Friesland (Nederland). Het ligt ten zuidoosten van het Tjeukemeer en heeft ongeveer 420 inwoners (2007). Tot 1 januari 2014 behoorde Delfstrahuizen tot de gemeente Lemsterland.

Delfstrahuizen vormt samen met Echtenerbrug één woonkern. Het dorp is gesplitst geraakt doordat tot 1984 de gemeentegrens met Haskerland door de Pier Christiaansloot liep. Bij de gemeentelijke herindeling in 1984 werd Delfstrahuizen aan de gemeente Lemsterland toegevoegd. Voorheen lag het dorp in de gemeente Haskerland en tot 1934 in de gemeente Schoterland, welke gemeente nu voor een groot deel de gemeente Heerenveen is.

Delfstrahuizen heeft een lange historie, het is een laagveengebied en heeft een oppervlakte van 1145 Ha. De naam zou volgens taalkundigen afgeleid van het oud-friese woord ‘delva’ wat afgraven of afgegraven grond betekent. De huizen aan de ‘delf’ dus Delfstrahuizen.

Het dorp was gelegen in Zevenwouden. Dit gebied was in de eerste helft van de vijftiende eeuw ontstaan uit een verbond van zeven delen, namelijk; Utingeradeel, Aengwirden, Oosterzeesterland, Mirderland, Haskerland, Schoterland en Doniawerstal.

De verveningen die in omliggende plaatsen al een grote omvang hadden aangenomen, zijn hier pas veel later op gang gekomen. Hier en daar was een klein begin (graverijtje), maar de echte vervening kwam pas op gang in de tweede helft van de 19e eeuw. Het gebied van Delfstrahuizen heeft hierdoor een metamorfose ondergaan.

Dat in Delfstrahuizen in vroeger tijden veel bos is geweest bewijzen de stobben en stronken die bij de landontginning en droogmaking van veengaten aan het licht zijn gekomen.

Bron Wikipedia

Het Tolhuis en Pyer Karstes huisstede aan de Pier Christiaansloot Karste Piersz landen

Vanaf 1515 is de familie "van Echterbrug" met de voornamen Pier en Karst (Christiaan) te traceren, waaraan de Pier Christiaan- of Kerste Piersbrug (Echterbrug) en de Pier Christiaan-, Piers-, Pier Carstes-, Carste Piers- of Pier Christiaansz Oosterzee's sloot hun naam danken.

Deze familie is interessant omdat ze niet alleen ter weerzijden van deze sloot, die de Kuinder met het Tjeukemeer verbindt, goederen bezat, maar ook heerlijke rechten op de sloot uitoefende, zoals tol en visrecht. De sloot, tevens de grens tussen twee verkavelingssystemen en twee grietenijen, werd bij de ontginning van de streek, waarschijnlijk vóór de 11de eeuw, gegraven. In later tijd moet deze familie zich van genoemde rechten meester hebben gemaakt. Elders in Friesland waren het vaak hoofdelingen, steden en kloosters die zulke rechten bezaten. Pier Kerstes werd in 1515 genoemd. In of voor 1525 stierf hij; toen was sprake van Lioeske Pyrs weduwe. Vanaf 1538 wordt de naar hem genoemde Piers sloet op de grens van Echten en Delfstrahuizen vermeld; en in 1596 bovendien Pyer Karstes huysstede op Pyersloot. Piers zoon Kerste Piers wordt vanaf 1529 vermeld. Hij was van 1539 tot 1563 en in 1569 en 1571 grietman van Lemsterland; in 1539 was hij gedeputeerde ten landsdage, en van 1557 tot 1560 gedeputeerde tot de rekening. Hij stierf in of voor 1572.

In 1540 werd hij aangemaand zich als grietman binnen Lemsterland te vestigen, hetgeen hij inderdaad deed. De beide huizen te Oosterzee van de in vrouwelijke lijn van Kerste Piers afstammende grietmannen-familie Van Oosterzee danken daaraan hun oorsprong.Uit latere gegevens blijkt dat de familie "van Echterbrug" behalve de goederen bij Echterbrug en onder Delfstrahuizen aan beide zijden van de Piersloot ook de bij deze goederen behorende viskenie ende recht ende gerechticheit der toll in wylen Carste Piers sloot, strekkende van de Tjonger naar het Tjeukemeer, bezat. Aan de tol herinnerde in 1718 nog het op de kaart van Schotanus aangegeven Tolhuys (op het land van FC26). Noordoostelijker in Delfstrahuizen waren rond 1580 nog Karste Piers zoon syn landen, gelegen ten westen van het Delfstrahuister pastorieland (FC13), dus de sates FC18 en FC19 bezit van deze familie.

Evenals de van de verwante familie "Sthynthiema-Eesterga" afkomstige goederen te Eesterga, vererfden de goederen van deze familie "van Echterbrug" te Delfstrahuizen, Rohel en Oosterzee op verschillende takken in mannelijke en vrouwelijke lijn van het gemeenschappelijke nageslacht van beide families. Nog in de 17de eeuw herinnerden belendingen, mandelig eigendom, onderlinge geschillen en naastingsprocedures ("niaar") tussen verre verwanten aan de herkomst van de goederen.

P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners

Naamlijst Predikanten, St. Jansga en Delfstrahuizen.

  • Theodorus Johannes Beverus, Bever of van Beveren, Joh.zoon te Koevorden , stond hier bij de verteekening der formulieren den 11 October 1619, en schreef zich toen dienaar des H. Euangelies, in 't Westerkwartier van Schoterland, vertrok naar Noordwolde, provincie Groningen in 1625, en overleed daar in 1636; zijn zoon Paulus, volgde hem daarop.
  • 162 .   Hermannus Engelberti Wobbema, was hier in 1627, en is verroepen naar Deersum ca.
  • 16 . .   Wilhelmus Jarichius, overleed in 1632.
  • 1633. Adolphus Klinkhamer, geapprobeerd den 24 September, is verroepen naar Terkaple, geapprobeerd en gedimitteerd 10 April 1640.
  • 1641. Laurentius Huberti, denkelijk zoon van Hubertus, te Zuidwoude ca., kandidaat, geapprobeerd den 17 December, bevestigd den 18 Januarij 1641 , overleed in 1642.
  • 1643. Johannes Scotus, kandidaat, geapprobeerd 5 Junij etc, Klassis Z bl. 153.
  • 1651. Obertus Ekama, kandidaat, geapprobeerd den 4 Junij, (slecht traktement, Klassis Z. bl. 154) overleed in 1675. Den 6 October werd er order gesteld om de vacante gemeente te bedienen.
  • 1676. Oedsonius Betius of Beetzins, geboren te Beets ?, kandidaat, geapprobeerd den 2 Augustus, lid der Kl. den 18 April 1677, is verroepen naar Oldelemmer ca., geapprobeerd en gedimitteerd en een extra-klassis , den 5 December 1683.
  • 1684. Henricus Pegeier, kandidaat, geapprobeerd den 3 September, lid der kl. den 1 October, werd aangesteld tot veldprediker in 1693 , en is gedurende dezen dienst overleden; het lijk herwaarts gevoerd zijnde, is begraven onder den predikstoel te St. Jansga.
  • 1693. Boëtius Fennema, geboren en gedoopt te Marssum den 29 September 1667, Nic. Boetius, zoon, broer van Ibertus, te Leeuwarden en Allardus te Terkaple, kandidaat, geapprobeercl den 22 November, is verroepen naar Sijbrandaburen c.a. in zijns vaders plaats, gedimitteerd den 1 Augustus 1705.
  • 1705. Cornelius Musculus, kandidaat, geapprobeerd den 7 October, werd emeritus verklaard bij 't collegie den 4 October 1735, en daardoor is een einde gemaakt aan de onlusten, die jaren lang in deze gemeente geweest waren; hij overleed op de Lemmer in 't laatst van Junij 1742.
  • 1736. Henricus Jongbloed, geboren te Lemmer den 12 Februarij 1711, kandidaat, bevestigd den 21 Julij , nam, verroepen naar Langezwaag ca., afscheid den 13 October 1743.
  • 1744. Hermannus Asendorp, geboren te Groningen, kandidaat, bevestigd den 20 September, overleed, terwijl hij gesuspendeerd was, den 12 September 1760, oud 44 jaren.
  • 1761. Cornelius Hooftman, geboren te Leeuwarden den 10 Augustus 1737, kandidaat, bevestigd den 25 October, nam , verroepen naar Nieuw-Brongerga , afscheid den 9 Junij 1776.
  • 1776. Henricus Braunius Christ. Herm. zoon, Ar. broederszoon, beroepen van Nes op 't Ameland, deed zijn intreerede den 10 November, en nam verroepen naar Nieuw-Brongerga, afscheid den 9 Junij 1782.
  • 1782. Joost Hendrik Dake, geboren te Almelo, kandidaat, bevestigd den 3 November, nam, verroepen naar Peperga ca. , afscheid den 27 April 1788.
  • 1788. Petrus Westerhoff, geboren te Warfum den 28 Maart 1765, kandidaat, bevestigd den 17 Augustus, nam, verroepen naar Oosterland op Wielingen, afscheid den 18 Augustus 1793, ging naar Eppingehuizen in 1805, naar Warfum in 1810, overleed daar den 6 Februarij 1824. Van zijne zonen zijn predikanten geweest Bern. Petr. te Tinallinge en Eisso Tjaarda, te Sijbaldaburen.
  • 1794. Hajo Udo Thoden van Velzen, geboren te Rijzum in Oost-Friesland in Februarij 1772, Eggo Ulphard, zoon, Ulph. Will. broeder te .... , kandidaat, bevestigd den 26 October, nam, verroepen naar Augustinusga, afscheid den 20 October 1799.
  • 1799. Nicolaas Bakker, beroepen van Tjerkgaast ca., deed zijn intreerede den 10 November, nam, verroepen naar Wagenborgen , afscheid den 7 Julij 1805, en ging naar Roswinkel in 1810.
  • 1805. Johannes Conraad Fischer, geboren te 's Gravenhage, gedoopt den 28 December 1777 , als kandidaat te Nieuw-leuzen, provincie Overijssel, in 1803 , deed van daar hier beroepen, zijn intreerede den 1 December, is vertrokken naar Ureterp in Julij 1810 , zonder afscheid te doen, wegens zwakheid tengevolge van eene zware ziekte , maar heeft zulks gedaan den 29 Julij , bij gelegenheid dat hij als ringpredikant zijne beurt in deze vacature moest vervullen.
  • 1812. Jan Reider Stavermaii, geboren te Wapserveen, Alb. zoon, Henr. Joh. broeder te Kolderveen, als kandidaat te Beilen bevestigd den 5 Junij 1786, wegens zwakheid rustend predikant, met een jaarlijks pensioen van 500 gulden, geworden in 1806, deed, daarna hier beroepen, zijn intreerede den 19 Januarij, en nam, verroepen naar Doomspijk, afscheid den 31 Mei 1818, ging naar Elspeet in 1824, en overleed daar den 7 December 1824, oud ruim 62 jaren.
  • 1818. Jan de Jong, beroepen van Zuiderhuisterveen, deed zijn intreerede den 15 November en overleed den 16 Februarij 1821, oud ruim 48 jaren.
  • 1823. Antoon Casper Vissing.

Er ontbreken: P. de Grient Dreux 1839—40. J. C. Fischer 1841—42. J. J. Gobius du Sart 1844—48. J. H. Seemerink 1849. A. v. Griethuijzen 1851—53. G. J. Brijce 1854—56. G. J. Gobius du Sart 1857 — 61. W. R. Kalshoven 1862—66. P. F. v. d. Steen 1867—68. D. N. Eerdmans 1869. H. A. van Oostrum Soede 1875—77. J. W. A. Woldringh 1877—83. H. Bruijel 1885—.

Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf

Afdruk en geschilderd door Be Pen: Delfstahuizen, vele mensen zien direct waar dit  tafereel zich toont, omdat een ieder hier langs gaat per fiets, bus of auto richting Heerenveen. Als je voor de brug in Echtenerbrug een poos moet wachten in de zomer voor de vele boten die van Tjeukemeer of naar Tjeukemeer varen, word je plotseling gegrepen door het kerkje aan de Marwei tegen het Tjeukemeer aan gelegen en vergeet je het wachten.

Recht gesloten zaalkerk, voorzien van geveltoren met ingesnoerde spits. Gebouwd in 1908 naar ontwerp van J. Schreur. Later aan de achterzijde uitgebreid. Traditionele kansel met neorenaissance-elementen, daterend uit de bouwtijd en wordt nog steeds gebruikt. Oorspronkelijk stond het kerkje op de begraafplaats aan het Tjeukemeer. Marwei Delfstrahuizen .

Boven en onder: Foto van Mevr. Minke Strikwerda, haar opa Piet van Dam was toen van 1921 tot  1923 schoolmeester in St. Johannesga en woonde in Delfstrahuizen in het schoolhuis.

Onderwijs en schoolmeesters te Delfstrahuizen.

Ongetwijfeld is ook hier vroeger winterschool gehouden. Bij het ontbreken van de oude kerkvoogdij-rekenboeken, is geen enkele naam van die oude winterschoolhouders ons overgeleverd. Dikwijls was het een boer, een timmerman of een verver, die 's winters toch al niet te veel te doen had en dan voor een toelage van ƒ 25 à ƒ 40 van de kerk 's winters de kinderen leerde.

In de doop- en trouwboeken staan ze daar natuurlijk in de regel niet als "schoolmeester" te boek, zodat in deze de kerkvoogdij-rekeningen de enige bron vormen en die zijn van Delfstrahuizen niet van voor 1800 bewaard gebleven.

  • Eerst in 1787 hebben we "beet". Toen was mr. Cornelis Klasen hier winterschoolhouder. Zijn naam staat onder een van de schrijfvoorbeelden van de verzameling in de Provinciale Bibliotheek. In het trouwboek vinden we hem ook, en wel op 11 mei 1806, toen hij (her)trouwde met Pietje Jeens. Op 14 febr. 1880 werd hun zoon Klaas geboren. In 1812, toen ieder die nog geen familienaam had, er zich een moest aanschaffen, noemde hij zich Cornelis K. Dijkstra. Hij is hier in het voorjaar van 1828 overleden. Uit een advertentie blijkt (1826), dat hij tevens horlogemaker was. In 1817 gingen er ongeveer 20 leerlingen naar school; zijn toelage voor elke winter schoolhouden was ƒ 20,-, waarbij de schoolpenningen van de leerlingen kwamen; ook had hij vrije woning. Een dijksontvangerschap bracht ƒ 110,- in het laadje. Een rang heeft hij nimmer behaald; hij sukkelde maar voort op de oude paden van vóór de nieuwe wetten. In de meergenoemde lijst van 1822 wordt zijn gedrag "goed", zijn vlijt echter "slecht" genoemd, terwijl de schoolopziener er bij zet: "Zwak van lichaam; aan verandering in zijn werk is niet te denken". Het geval was dus hopeloos, al was in 1822 zijn traktement dan ook verhoogd door een toelage van de grietenij, zodat hij in het geheel op ƒ 200 kon komen.
  • In sept. 1828 kwam Harm Willems Nieboer, een Groninger, die de 2e rang bezat en laatst ondermeester te Winschoten was. De school was intussen omgezet in een vaste (het gehele jaar door schoolhouden), vermoedelijk in 1822. Zijn inkomen wordt als volgt opgegeven: ƒ 150 van de grietenij en het dorp, ca. ƒ 25 aan schoolpenningen, ƒ 6 als voorzanger en klokluider en vrije woning. Reeds op 1 febr. 1829 vertrok hij naar Drachten als ondermeester aan de Buurtschool.
  • Zijn opvolger Willem Siebes Schaaf, eerst provisioneel, op 14 okt. 1829 evenwel vast aangesteld, hield het hier langer uit. Hij stond hier namelijk 47 jaar voor de klas, tot 1875! Geboren in 1810, was hij in 1826 kwekeling en in 1828 ondermeester te Bovenknijpe, waar hij resp. de 4e en de 3e rang verkreeg. Zo kwam hij te Delfstrahuizen, waar hij in mei 1832 ook nog de 2e rang behaalde.

In 1834 werd hier een nieuwe (de tegenwoordige) school gebouwd. In 1848 was het aantal leerlingen 's zomers 76, 's winters 50, in tegenstelling met andere dorpen, waar 's winters het aantal kinderen het grootst was, tengevolge van landwerk in de zomer. De oorzaak zal wel geweest zijn, dat in deze veenstreek voor velen 's winters de school onbereikbaar was. Meester W.S. Schaaf, was in zijn tijd een man van betekenis.

In 1855 sprak hij de feestrede uit bij het 50-jarig onderwijzersjubileum van zijn collega Siebe Jans Meijer, te Benedenknijpe, welke rede bij A. Paulides, te Heerenveen in druk is uitgegeven. In juni 1865 verschenen van zijn hand 'Juniliedjes' voor de schooljeugd, bij de 50- jarige herdenking van de slag bij Waterloo (bij F. Hessel te Heerenveen); in april 1872 bij dezelfde: Achttal April-liedjes voor de schooljeugd, bij de 300-jarige herdenking van de inneming van Den Briel door de Watergeuzen.

En in 1874 bij N. A. Hingst te Heerenveen, Jubelliedjes bij het 25-jarig regeringsjubileum van Koning Willem III, door J. Heemstra, te Leeuwarden op muziek gezet. Op de algemene vergadering van de Friese Onderwijzersvereniging van het NOG te Leeuwarden in juni 1859 hield hij een rede over De liefde blijft.

  • De volgend hoofden stonden hier minder lang; het waren: Oeds Wijma, van 1876 (kwam van Fochteloo) tot 1910 (gepensioneerd). Hij stierf in 1924. Zijn weduwe leefde in 1948 nog te Oudehaske, waar ze toen 95 jaar oud werd.
  • In 1883 is de school verbouwd. D. Blom, was van 1910 tot 1911 hoofd; G. de Beer, van 1911 (was onderwijzer te Oudeschoot) tot 1912 (vertrok naar Oudehorne, 2e sluis); IJ. Visser, van 1912 tot 1914 (naar Stienser Tichelwerk); K. Kingma, van 1915 tot 1918 (naar Rotsterhaule); P. van Dam, van 1918 tot 1921; H. Stapert, van 1922 (was onderwijzer aan de tuchtschool voor jongens te Velsen) tot 1929 (naar Rotsterhaule); A.H. Hoekstra, van 1929 (was onderwijzer te Oranjewoud) tot 1 jan. 1932 (naar Benedenknijpe); M. Huisman, van 1932 (was onderwijzer te Mildam) tot 1938 (naar Oudehaske).
  • Per 1 juli 1934 kwam deze school onder Haskerland. Sedert 1938 stond C. van der Woude, aan het hoofd; hij was eerder onderwijzer te Gersloot. Hij vertrok in 1950 en werd opgevolgd door R. Oosterhof, onderwijzer te Noordwolde. Deze is in 1952 hoofd te Den Hulst (O.) geworden. In mei 1952 is tot zijn opvolger benoemd H. Groenhof, onderwijzer te Roden. Hij werd omstreeks april 1955 hoofd van een school te Nieuwe Tonge (Z.H.).
  • In 1953 is te Delfstrahuizen een geheel nieuwe school met twee lokalen gebouwd, achter de bestaande; op 15 juli 1953 werd de school geopend. In nov. 1955 - toen de functie reeds enige jaren vacant was - werd tot hoofd te Delfstrahuizen benoemd: M.W.H. de Waard, onderwijzer te Lage Zwaluwe.

 

Bron: www.fryske-akademy.nl

Foto van Mevr. Minke Strikwerda, Piet van Dam, staat rechts boven op de foto

Foto van Mevr. Minke Strikwerda, Piet van Dam, zittend rechts op de foto

Met dank aan Ale ten Boom: Foto van Mevr. Minke Strikwerda, Piet van Dam links op de foto met kind op de arm, achter op de foto staat Pake met Coba op de arm.

Omstreeks het midden van de achttiende eeuw, trekt een grote groep mensen, afkomstig uit plaatsen in het veengebied van N.W. Overijssel, zoals Kalenberg, Giethoorn enz. naar Friesland. Aanvankelijk vonden deze "Gietersen" zoals ze genoemd werden, werk in de veenderijen in het Friese merengebied. Omstreeks 1850 wordt de vervening in Friesland beëindigd: het gevolg is, dat een aantal Gietersen zich blijvend in deze gebieden gaan vestigen en zich gaan toeleggen op de aal visserij. Een aantal namen van klanten van Eeltjebaas, zoals bv. Toering uit Eernewoude en Poepjes uit Delfstrahuizen herinneren aan de "Gietersen".

In het begin van de negentiende eeuw gebruiken vele vissers van Gieterse afkomst voor het uitoefenen van hun bedrijf en voor het transport van de aal, vaartuigen, die in Friesland "Pupaken" werden genoemd. Een van de voorouders van de familie Toering heette Roelof Akkerman: hij was uit Giethoorn afkomstig.

Op grond hiervan bestaat er bij sommigen her vermoeden, dat het type Friese binnenaak uit N.W. Overijssel afkomstig zou zijn. Het feit, dat de benaming aak voor verschillende scheepstypes gebruikt werd, speelt bij deze herleiding van de binnenaak een rol. De grote vissersboot en de binnenaak, die zoals uit het voorgaande bleek, al omstreeks 1750 en zeer waarschijnlijk al veel eerder in Friesland voorkwamen, vertonen zoveel overeenkomst met het typische Friese eengangsbootje, dat m.i. van Overijsselse invloeden op dit type geen sprake kan zijn. 

1928: Zondag 19 februari vierden te Delfstrahuizen J. Poepjes en echtegenoote hunnen 50-jarige echtvereeniging. De gouden bruid telt 71 jaren, de bruidegom 76 jaren.

Het gaat het hier om: Jacob Peters Poepjes en Jantje Luites Broersma. Zij huwden op 16-02-1878. 

Afdrukken van: Gerben Stegenga (Sleat Eartiids) 

Foto van Janny Bergh: Pake Pieter en Beppe Jantje.

Foto van Janny Bergh: Pake Pieter en Beppe Jantje.

Foto van Hillie Poepjes: 4 geslachten, Jacob, dan Pieter, weer Jacob en de  jongste is Pieter Poepjes (Hillie haar vader)

Foto van Hillie Poepjes: 4 geslachten; Pieter, Jacob, Pieter en jongste Jacob Poepjes

1939: Het eerste elftal van de v.v. Delfstrahuizen, dat kampioen werd van de 3e klasse, promoveert naar de 2e klasse van de F.V.B. en beslag wist te leggen op het kruis door een 5-1 zege op Irnsum.

1948: het eerste elftal van de voetbalvereniging D.E.V.C. te Delfstrahuizen, kampioen 2e klas F.V.B. Zaterdagmiddagcompetitie.

1954: Het tweede elftal van de voetbalvereniging Delfstrahuizen, dat kampioen is geworden in de 3e klasse Zaterdagmiddagcompetitie en nu promoveert naar de tweede klas.

1941: Vier geslachten-Rechts wed. Wiegertje Zoer-Simons te Scherpenzeel, 77 jr; Links, Janke Landman-Zoer te Oldelamer, 53 jr; Midden, Wiegertje Hulzinga-Landman te Delfstrahuizen, 26 jr en Janke Hulzinga, 4 jr.

|    1   |    2   |    3   |