Sint Nicolaasga

NICOLAASGA (ST.), St. Nicolaasga of St. Niklaasga, d., prov. Friesland, kw. zevenwouden, griet. Doniawarstal, arr. en 3 u. Z. Z. o. van Sneek, kant. en 2 u. N. van de Lemmer.

Het is een der grootste dorpen van de grietenij. men telt er, in de kom van het d., 25 h. en ruim 170 inw., en met de daartoe behoorende buurtjes de Rijlst, de Heide, waar vroeger de R. K. kerk gestaan heeft, en het Hongerschar, 51 h huizen, bewoond door ruim 510 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden en goede knollenteelt hebben. Over het algemeen is de grond er zandig en hoog, doch ten Z. O. laag en onvruchtbaar; ten Z. heeft men eenen polder van ruim 220 bund.

De Herv., die er 170 in getal zijn, behooren tot de gem. van Tjerkgaast-St._Nicolaasga-Idskenhuizen-en-Legemeer, die hier mede eene kerk heeft. De vorige kerk, welke er reeds vóór de reformatie stond, was ingewijd op naam van den H. Bisschop en Belijder Nicolaas, naar wien ook het dorp genoemd is. Van deze kerk trok de Proost van St. Janskerk te Utrecht 6 schilden (9guld. 90 cents). Deze vervallen zijnde is, in 1720, vervangen door eene, welke met een koepeltorentje prijkt, doch van geen orgel voorzien is. Weleer zag men in de kerk, in een der glazen, het wapen van zekeren Roordama, met eenen witten hoorn en dit zonderling opschrift: Dit is Roordama's blanke horen, die de onderaardsche hem geleverd hebben.

De R. K., van welke men er ruim 330 aantreft, maken, met de overige uit deze griet., eene stat. uit, welke tot het aartspr. van Friesland behoort, ongeveer 480 zielen, onder welke 330 Communikanten, telt en door eenen Pastoor bediend wordt. De kerk, aan den H. Nicolaas toegewijd, is in 1837 nieuw gebouwd. het is een fraai gebouw, met een spits torentje, doch heeft geen orgel. Ten Oosten van de kerk, staande ten Zuiden van den rijweg naar de Lemmer, ziet men op de begraafplaats een groot, wit kruis, waaraan een Christusbeeld, dat in die streken iets vreemd is. - De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 40 leerlingen bezocht.

Voorheen werd hier, des Zondags na Pinksteren, eene jaarmarkt gehouden, die in 1774 is afgeschaft, omdat zij nu en dan vele ongeregeldheden en bijkans nooit eenig wezenlijk nut te weeg bragt. Thans wordt de kermis nog door de inwoners van het dorp gevierd, doch levert zeer weinig vertier op.

Toen de watervloed van den 4 en 5 Februarij 1825 door eene gedichte ziekte in 1826 werd opgevolgd, zijn in dit dorp (in evenredigheid van zijne bevolking, vergeleken met andere steden en dorpen in Friesland), het grootste aantal menschen overleden.

Bron: Van der Aa

Sint Nicolaasga (Fries: Sint Nyk) is een dorp in de gemeente De Friese Meren in de Nederlandse provincie Friesland. Het dorp telt ongeveer 3360 inwoners en is gelegen ten zuidwesten van Joure nabij het Tjeukemeer. Tot 1 januari 2014 behoorde Sint Nicolaasga tot de gemeente Skarsterlân. De buurtschappen Finkeburen, Heide en De Rijlst behoren tot het dorpsgebied van Sint Nicolaasga.

Geschiedenis.

De oudste vermelding van het dorp is uit 1399 onder de naam Sinte Nyclaesga. De ontwikkeling van Sint Nicolaasga is verder in belangrijke mate bepaald door de adellijke familie Van Eijsinga. De Van Eijsinga's zijn afstammelingen van de legendarische grietman Johan Vegilin van Claerbergen die de oorspronkelijk woeste streek in de achttiende eeuw liet ontginnen en bebossen. Tot de gemeentelijke herindeling in 1984 maakte Sint Nicolaasga deel uit van de voormalige gemeente Doniawerstal.

Bezienswaardigheden.

Het beeld van het dorp wordt gedomineerd door de Sint-Nicolaaskerk. In 1580 ging de pastoor van Sint Nicolaasga, Nicolaus Hollandinus, vanwege de reformatie in ballingschap en kwamen kerk, kerkhof en bezittingen van de pastorie in andere handen. De katholieken hielden lange tijd hun godsdienstoefeningen in een schuilkerk op de heide. Pas in 1835 werd in het dorp een nieuwe kerk gebouwd, een waterstaatskerk die dienst deed tot 1885. Toen werd begonnen aan de bouw van de huidige kerk, een voor deze streken zeer bijzonder rooms-katholiek kerkgebouw. Het is het bedehuis van de parochie, waarvan Nicolaas van Myra de beschermheilige is. Bij de kerk bevindt zich ook de Lourdesgrot van Sint Nicolaasga. Ten oosten van het dorp staat een Amerikaanse windmotor.

Bron Wikipedia

Naamlijst Predikanten, Oosterhaule en Oldouwer.

St. Nicolaasga, hiermede eerst gecombineerd.

Cornelius Rudolphi Sygersma. Wanneer hij hier gekomen is, is geheel onzeker, misschien was hij wel de eerste predikant, althans hij overleed den 10 April 1627 in den ouderdom van 62 jaren, volgens grafsteen; hij is begraven te Olde-ouwer.

  • 1628. Wilco Harmes Somer of van Someren, beroepen van de Lemmer. Overleden in 1667.
  • 1668. Joachimus Hammama, kandidaat, geapprobeerd den 2 September, met bijzondere reden, Klassis Z., verroepen naar Marssum , gedimitteercl den 7 Juni 1671.
  • 1671. Henricus Antonides van der Linden, kandidaat geworden den 7 October 1668, geapprobeerd den 4 October 1671, verroepen naar de Oost-Indiën in 1676.
  • 1682. Douwe Samplonius, geboren te Asten, Joh. Ger. zoon, te Heerenveen, Ger. broeder, te Tjerkgaast, kandidaat, geapprobeerd den 5 Julij, lid der klassis den 2 Augustus, afgezet in 1686.
  • 1686. Johannes Hoevenaar, binnenvader en schooldienaar in het Stadsweeshuis, geapprobeerd den 6 October, overleed in 1701. Den 5 October werd de bediening der beurten van de vacante gemeente geregeld.
  • 1703. Melchior Hanekroot, geboren te Franeker 1676, kandidaat, geapprobeerd den 2 Mei, lid der klassis den 30 Mei, verroepen naar Cornjum, gedimitteerd den 3 Augustus 1707.
  • 1707. Melchior Alma, geboren te? Nic. zoon te Bolsward, kandidaat, geapprobeerd den 7 September, lid der klassis den 5 October , verroepen naar Langweer ca., geapprobeerd en gedimitteerd den 2 Augustus 1714.
  • 1714. Henricus Siccama, geboren te Leeuwarden 4 Augustus 1692, Abelus broeder te Beetsterzwaag, kandidaat, paedagoog aan 't huis van A. Lijcklama à Nijeholt, Grietman van Opsterland, te Beets, geapprobeerd den 14 October, lid der klassis den 1 Mei 1715, verroepen naar Oudeschoot c a. , geapprobeerd en gedimitteerd den 10 Februari] 1718.
  • 1718. Bernardus Schotanus à Sterringa, zoon van Hobbo Schotanus à Sterringa J. U. Dr. , kandidaat, bevestigd den 22 Mei, verroepen naar Oosterend, gedimitteerd den 6 September 1719. Hij was schoonbroeder van H. H. Lemke, te Oldeholtpade.
  • 1719. Sibrandus Sijbesma, geboren te Leeuwarden, neef van Folkert Hendrik, te Anjum, kandidaat, bevestigd den 22 October, overleed na eene langdurige ziekte van bijna 1½ jaar den 17 Mei 1756, in 't 64ste jaar zijns ouderdoms.
  • 1757. Petrus van Fikkens, geboren te Bolsward, proponent te Leiden den 4 Mei 1749, beroepen in 't Retrenchement in Staats Vlaanderen den 11 Januarij 1751, deed, van daar hier beroepen, geapprobeerd den 20 April, zijn intreerede den 2 October en overleed in Januarij 1797.
  • 1797. Wijtze van der Zwaag, geboren te Beetsterzwaag den 24 Januarij 1776, kandidaat, bevestigd den 17 September, nam, verroepen naar Ried, afscheid den 31 Julij 1803.
  • 1804. Jildert Pabes van der Helm, geboren te Leeuwarden, kandidaat, deed na bevestiging zijn intreerede den 17 Junij , en nam, verroepen naar Niekerk en Vliedorp, provincie Groningen, afscheid den 1 April 1810.
  • 1810. Tjebbe Spannenburg, beroepen van Goingarijp ca., deed zijn intreerede den 1 Julij, en, emeritus geworden den 1 Januarij 1840, afscheid den 10 November 1839.

Er ontbreken : H. Beekhuis 1840 — 58. W. Lolcama 1859—70. L. Troste Jzn. 1871—.

Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf

  • Klaas Visser: De katholieke kleuterschool en aan de rechterzijde de naaischool. Aan de linkerzijde is nog net de muur van OLV klooster te zien.

Onderwijs en schoolmeesters te St. Nicolaasga.

Of Romcke Jelles, die in okt. 1581 dorprechter van St. Nicolaasga was, ook schoolmeester geweest is, valt niet met zekerheid te zeggen, ofschoon die functies dikwijls door een en dezelfde persoon verricht werden.

  • In 1616 kwam hier evenwel voor meijster Otto, die met zijn huisvrouw Barber Sijtses, in 1619 naar Hommerts vertrok. Hij zal hier wel schoolmeester geweest zijn.
  • In 1623 was mr. Willem Joestens, hier als schooldienaar. Op 4 april 1631 was hij als getuige bij een testament. Hij leefde hier in 1645 nog als "gewesene schoolmeister" en is op 7 mei 1647 overleden.
  • In maart 1647 was Gosse Douwes, schoolmeester in St. Nicolaasga; zijn vrouw heette Trijn Gosses. Hij kwam hier in 1654 nog voor.

Nu is er een hiaat. Ofschoon de kerkvoogdij-rekeningboeken hier reeds van 1664 af bewaard gebleven zijn, stellen die zeer teleur, daar ze over de eerste 20 jaren slechts de afrekeningen bevatten en geen gespecificeerde inkomsten en uitgaven. Wel kennen we uit andere bron enige dorprechters uit die periode, bijv. Meine Piersz (1657).

Van 1660 tot 1663 was Geert Goythiens, dorprechter en ontvanger van St. Nicolaasga. Van mei 1666 tot 1668 was Anske Hessels, dorprechter en ontvanger en van 1683 tot 1694 was Sjoerd Gosses, ontvanger.

In 1699 was Hessel Anskes, dorpsontvanger van de florenen en in 1702 was hij tevens dorprechter. Of deze dorprechters ook schoolmeester geweest zijn, is zeer twijfelachtig.

  • In 1675 evenwel was mr. Harmen Jansz, schoolmeester, met zijn huisvrouw Wijts Johannesdr, hier ingekomen, met attestatie van Follega. Hij wordt ook in de rekening van 1683 (de eerste gespecifiëerde uitgaven) genoemd: "betaald aan mr. Harmen van een winter schooldienst, mei 1683 verschenen, 24 c.g." Hendrick Alberts, was in de jaren 1683 en 1684 voorzanger voor 2 c.g. 10 st. per jaar.

Of de mr. Colhamer, die over 1684 de 24 c.g. schooltraktement ontvangt, nog dezelfde is of een andere, is niet uit te maken. Dan laten de rekeningboeken ons weer in de steek, daar ze tot 1696 weer alleen maar afrekeningen bevatten.

Dan worden weer afzonderlijke uitgave posten genoemd en vinden we hier mr. Jan Wijbes, als schooldienaar, die op 26 april 1697 45 c.g. ontvangt "ter sake een winter schooldienst". Op 24 mei 1698 weer 45 c.g. wegens een winter schooldienst, ingegaan op 24 sept. 1697 en verschenen 25 april 1698.

De school hier was dus een winterschool, waar slechts van ca. 20 sept. tot 20 april schoolgehouden werd. "Master" Jan Wijbes verdiende er dus op andere wijze nog wel iets bij, waarschijnlijk 's zomers door de boeren te helpen en 's winters breide hij voor anderen. In de rekening van 1699 vinden we nl. dat hem 7 st. 8 penn. betaald werd voor "breidloon van kousen en andersins" ten dienste van een door de kerk bedeelde wees. Tot april 1699 hield hij hier school.

In de herfst van dat jaar kwam mr. Age Harmens, die van sept. 1699 tot april 1714 telkens 40 c.g. per winter ontving voor schoolhouden. In 1702 werd aan Tiepke Gerbens, 2 c.g. 6 st. betaald voor arbeidsloon en geleverd riet ter reparatie van de dorpsschool.

Ook hier werd alle jaren een omslag over de huizen geheven; de armenvoogd ontving die omslag (opbrengst 80 à 94 c.g., later meer) en betaalde er o.a. ook de schoolmeester van. In 1705 ontving Jacob Willems, smid te Idskenhuizen, 14 st. wegens repareren en schoonmaken van het uurwerk in de school.

  • In 1714 de school opgeknapt en opnieuw gedekt. In de herfst van 1714 werd Koop Pijters, ook Koop Lemstra, genoemd, hier winterschoolhouder. Hij ontving er in mei 1715 slechts 24 c.g. voor en in mei 1716 27 c.g.
  • In mei 1717 ontving de schooldienaar Johannes Heronimus, 21 c.g. voor een half jaar kosters- en schoolmeesters traktement.
  • In mei 1718 ontving mr. Cornelis Roelofs, hiervoor 27 c.g. en in mei 1719 kreeg hij 36 c.g. Koop Pijters, leverde toen brood aan de armen; hij was dus bakker geworden. Hiermee eindigt het oudste kerk- en armvoogdenboek (1664-1720).

In een tweede deel (1721-1827) komen wel kerkvoogdij-rekeningen voor. Daarin wordt uitvoerig de bouw van een nieuwe kerk in 1721 beschreven. De nieuwe kerk van 1721 had een torentje op de westgevel; de oude kerk en toren waren in 1720 bij afbraak verkocht. De aanbestedingsbiljetten werden geschreven door mr. Minse Willems, uit Langweer.

Ds. Rombertus Broersma, te Lekkum heeft volgens testament van 21 okt. 1726 aan de kerk van St. Nicolaasga, gelegateerd: 3/4 van een zathe en landen gelegen in het klooster Bartlehiem, onder Oudkerk, waarvan de resterende ¼ part aan de moeder van de testateur toebehoorde. Die moeder heette Sijtske Sixti, weduwe van wijlen ds. Aegidius Broersma. Zij overleed op 24 mei 1731, waarna het legaat te aanvaarden was.

Andrijs Fransen, cum uxore waren "bruickers" van deze plaats, groot 11 bunders 40 roeden. In 1821 was de plaats nog in bezit van de kerk van St. Nicolaasga. Omstreeks 1731 werd de oude klok van St. Nicolaasga aan Eernewoude verkocht. Latere gebruikers van de plaats te Oudkerk waren: ca. 1742 Douwe Hendriks; in 1752 Oege Cornelis; en van 1757 tot 1772 Sijbe Cornelis.

Het tweede deel (1721-1827) bevat evenwel geen armvoogdij-rekeningen. Nu zitten we weer verlegen, daar - we zeiden het hierboven reeds - de armenvoogd de schoolmeester betaalde. Wel kwamen af en toe reparatiekosten aan de school voor (om de zoveel jaar weer met nieuw riet gedekt; ook waren er af en toe glazen stuk) die door de kerkvoogd werden betaald, maar een schoolmeester werd in deze rekeningen niet vermeld.

Uit andere bron weten we evenwel, dat in 1730 hier een mr. Feye Meines, was, wiens vrouw IJbeltje Clases, heette. Hij kwam hier in 1749 nog voor in het Quotisatiecohier, onder degenen, die onderstand van de kerk genieten.

  • In maart 1761 kwam te Oppenhuizen: mr. Meindert Willems, schooldienaar met attestatie van St. Nicolaasga. Hij zal hier dus allicht ook enige winters de school bediend hebben.
  • In jan. 1764 was Hendrik Roelofs, hier schoolmeester; zijn vrouw heette Froukjen Durks. Ook in de winters van 1764/65 en 1765/66 nam hij de school waar.

In de kerkvoogdij-rekening van 1767 staat: "in den jare 1767 is bij de afrekening vastgesteld, dat het niet redelijk was, dat de betaling van den Schoolmeester quam tot laste van de Armvoogdij, terwijl de Kerkegoederen daartoe sufficiant waren". Daarom zou de kerkvoogdij voortaan het schooltraktement uitkeren.

Dit traktement bedroeg 70 c.g. per jaar en in 1768 was het mr. Franke Clases, die de toelage ontving, die sedert mei 1770 90 c.g. per jaar bedroeg. De school had nl. in de loop der jaren een meer vast karakter gekregen; er werd niet meer alleen 's winters, maar gedurende langere tijd schoolgehouden.

In plaats van winterschoolhouders (meestal ingezetenen, die er 's winters de tijd en de ambitie voor hadden, om voor een geringe toelage van de kerk in de ledige wintertijd school te houden) kwamen toen ook de vaste schoolmeesters met een hoger traktement, die soms jaren aaneen hun post vervulden.

Zo ging het met "master" Franke, ook; hij bediende de school tot 1796. Hij ontving in mei van dat jaar 45 c.g. voor een half jaar schooltraktement en op 24 juni nog 11 c.g. 5 st. "tot desselfs afgaan". In 1784 was hij ook ontvanger van het reëel. Ook zorgde hij voor het schoonmaken van de kerk; voor de jaarlijkse grote schoonmaak kreeg hij ruim 5 c.g. Enige tijd later vertrok hij naar Broek. (Zie eerder.) Zijn vrouw Joukjen Joukes Posthuma, had hij nog te St. Nicolaasga verloren, in 1769 reeds. Te Broek is hij kort daarna hertrouwd. Hij noemde zich later mr. F.K. Remeri.

In juli 1796 kwam zijn opvolger mr. Pieter Roelofs. Het traktement was nog 90 c.g. per jaar, plus natuurlijk de schoolpenningen van de leerlingen en vrije woning. In 1797 werd te St. Nicolaasga een nieuwe school gebouwd; de aannemer was Melle Wyberens. "Master" Pieter, verschafte de timmerlieden "coffij en thee" en kreeg daarvoor later 19 c.g. 10 st. 8 penn.

Jan Hendrik Os, kreeg voor "verven en glaasmaken" 51 c.g. 3 st. De totale kosten bedroegen ruim ƒ 900. Mr. Pieter Roelofs, heeft in de zomer van 1809 afstand van zijn dienst gedaan. Hij bleef hier wonen. In okt. 1813, toen hij tot kerkvoogd werd gestemd, ondertekende hij nog de kerkvoogdij-rekening als P. Roelofs de Ree.

In de herfst van 1809 werd Hijlke Jeens Hijlkema, hier schoolmeester. Hij verstond de tekenen des tijds, legde zich toe op het vernieuwde onderwijs en de nieuwe leerwijze en behaalde op 20 aug. 1806 de 4e rang, toen hij nog schoolhouder te Rottum was. In april 1809 voegde hij hieraan de 3e rang toe; hij woonde toen nog te Rotstergaast.

Zo kwam hij in St. Nicolaasga als schoolmeester, klokluider, etc. Het traktement werd gebracht op 130 c.g. In 1814 verdiende hij aan klokluiden een paar maal 15 st. extra, wegens het luiden op "vreugdedagen". Hij ging met zijn tijd mee: het aanschaffen van 6 stel letterhoutjes voor de school, kostte de kerkvoogden in 1816 3 c.g. 10 st. Het aantal leerlingen bedroeg in 1817 gemiddeld 26. Hij gaf er in 1818 de brui aan en deed afstand van zijn schooldienst.

De vervulling van de vacature had nogal wat voeten in de aarde. Op 26 sept. 1818 werd aan de herbergier Rudolfes de Jong, te Langweer 12 c.g. 3 st. betaald voor vertering wegens "een comperiesje om een schoolmeester"; P. Koumans Smeding, ontving geld wegens een "advertissement" in de Leeuwarder Courant om sollicitanten naar de vacante school.

Intussen was de tijdelijke waarneming van de school opgedragen aan A. C. Sjollema. Dit zal wel Andries Clazes Sjollema, geweest zijn, die een kleine-kinderschool te Grouw hield, welke omstreeks 1818 te niet ging. Hij vertrok op 5 okt. 1819 weer naar Grouw; hij ontving toen een verering van ƒ 25 voor het provisioneel waarnemen van de school.

Vervolgens heeft Tjebbe A. Kuiper, de school waargenomen tot 22 mei 1820 en Sijtze Scharstra, tot 24 nov. 1820; ze werden beloond met een rijksdaalder per week.

Intussen was men het eens geworden omtrent een verhoogd traktement (dit zou voortaan ƒ 150 bedragen) en was na vergelijkend examen in nov. 1820 tot vaste schoolmeester benoemd: Bauke Meijes van Slageren, ondermeester in Lemmer.

Kastelein Rudolfus de Jong, kon weer 22 c.g. 9 st. 8 penn. beuren voor vertering bij het verkiezen van de schoolmeester. (De stemgerechtigden trakteerden zichzelf bij dergelijke gelegenheden op kosten van "Pake pong", de kerk!)

Op 8 aug. 1820 kreeg Klaas Bouma, 2 c.g. voor het halen van de schoolmeester en zijn huismeubelen van Idskenhuizen. Er werden weer nieuwe letterhoutjes aangeschaft, de school werd wat opgeknapt en op 22 jan. 1821 trad de nieuwe meester in functie; hij was 20 jaar oud en bezat de 3e rang.

In 1830 werd de school vernieuwd. In 1845 gingen er gemiddeld 40 leerlingen naar school. Het traktement bleef ƒ 150 met enige emolumenten (ƒ 12) de schoolgelden à ƒ 1,50 per jaar en vrije woning. In de zomer van 1852 werd meester Van Slageren, benoemd tot gemeente-ontvanger van Doniawerstal en zei hij de school vaarwel. Deze functie heeft hij nog 28 à 29 jaar bekleed.

De school is in 1852 provisioneel waargenomen door Jan de Vries, totdat in het laatst van dat jaar de nieuwbenoemde meester Jurjen Rienks Zwaagstra, overgeplaatst van Doniaga zijn dienst aanvaardde.

Deze, geboren in 1829, was kwekeling te Sneek, toen hij in juni 1844 de 4e rang behaalde en ondermeester aldaar, toen hij in juli 1846 de 3e rang behaalde. Reeds te Doniaga, voegde hij hieraan in okt. 1850 nog de 2e rang toe. Dit was het summum van schoolmeesterlijke geleerdheid in die dagen; slechts een twaalftal schoolmeesters in Friesland hebben ooit de 1e rang bezeten, die overigens ook geen bijzondere voordelen opleverde.

In 1861, bij het vervallen van de schoolgelden, werd het traktement op ƒ 500 gebracht. School en woning behoorden ook hier aan de dorpsadministratie en na ca. 1875 aan de gemeente. 's Winters werd hier nog avondschool gehouden.

In 1862 is de school vergroot met een lokaal. Op 6 maart had de aanbesteding plaats en werd Klaas Joukes Wielinga, timmerman te Idskenhuizen, aannemer; de kosten bedroegen ƒ 639. Het aantal leerlingen was nu meer dan 100; doch was er nog nooit een ondermeester aangesteld en moest "master" Jurjen, zich met één of twee kwekelingen behelpen: de ene was zijn zoon Rienk J. Zwaagstra en de andere Douwe Andries Platje (1863); ze verdienden ƒ 25 per jaar.

Eerst op 1 juli 1864 werd hier een ondermeester aangesteld: Pier Martens de Groot, van Bozum, op ƒ 300 traktement. In 1867 werd de school weer vergroot en een nieuwe onderwijzerswoning gebouwd; aangenomen door K. H. Pen en L. G. Visser, timmerlieden te Joure en Oldelamer, voor ƒ 3.272.

Op 10 juli 1869 ontsloeg de gemeenteraad meester Zwaagstra, op grond van fraude gepleegd als boekhouder van de armvoogdij. (Na rechterlijk vonnis van 31 mei 1869 kreeg hij 1 jaar gevang; hij heeft later gedeeltelijk gratie gekregen).

Op 30 dec. 1869 benoemde de raad tot zijn opvolger: Fedde Tjerks Hernamt, van Doniaga, die op 15 febr. 1870 in functie trad. In dat jaar werd hier een rooms-katholieke school geopend, waardoor het aantal leerlingen zozeer verminderde, dat de betrekking van hulponderwijzer werd opgeheven.

In 1881 werd het traktement op ƒ 700 gebracht. Na de nieuwe Wet op het Lager Onderwijs van 1887 kon hier weer een onderwijzer aangesteld worden: Willem J. Kelderhuis, van Nijehaske, die hier tot 1893 bleef.

Van 1893 tot 1894 was M. Veen, onderwijzer te Lemmer, hier als ondermeester. In 1894 kwam K. Hoogland, onderwijzer te Dijken. Hij werd toen opgevolgd door K. Veldstra, onderwijzer te Haskerdijken. Daarna kwam J. Jager, die in 1899 naar Erica vertrok.

Omstreeks 1895 kwam hier de eerste onderwijzeres: mej. T. Schaafsma. Zij vertrok in 1897 naar Giekerk. In 1899 kwam mej. A.C. Bakker, van Sneek. In 1893 was de school verbouwd. Het hoofd, meester Hernamt, verkreeg per 1 jan. 1898 eervol ontslag wegens gezondheidsredenen.

Hij werd op 1 mei 1898 opgevolgd door Jouke Hoogland, die was overgeplaatst van de opgeheven school te Dijken. In 1920 ging hij met pensioen. (Hij is op 28 dec. 1941 overleden, oud 89 jaar, sedert 1926 weduwnaar van Janna Ferwerda.) De school was toen een tweemansschool; naast het hoofd stond een onderwijzeres. In 1918 was hier op een vrij terrein een nieuwe school en onderwijzerswoning gebouwd.

  • In 1920 werd Pieter Terpstra, hoofd van deze school, tot zijn overlijden op 12 juni 1930; hij werd 43 jaar oud. Hij werd op 1 okt. 1930 opgevolgd door Piet de Jong, die was overgeplaatst van Broek. In 1926 werd dit een eenmansschool. Op 1 sept. 1950 werd hij hoofd van de lagere landbouwschool te Roordahuizum. Tot zijn opvolger werd J.H. Kok, uit Giessendam, benoemd.

In sept. 1954 werd de vernieuwde openbare lagere school te St. Nicolaasga, in gebruik genomen. Op 23 febr. 1955 is mr. Kok door het ijs gezakt en verdronken.

  • In juli 1955 werd P. de Jong, van Oldetrijne benoemd als tot hoofd van de school te St. Nicolaasga.

Bijzonder onderwijs.

De rooms-katholieke school te St. Nicolaasga werd op 10 nov. 1870 geopend. De bouw was na aanbesteding gegund aan A.J. de Ree, voor ƒ 3.882. De school begon met een 60-tal leerlingen.

Het eerste hoofd van deze school was Jac. Th. Dopheide, van 1870 tot 1874. Hij werd toen opgevolgd door Theodorus van der Loon, geboren te Amsterdam op 11 jan. 1843. Hij vertrok in 1885 naar Blauwhuis. Van 1885 tot 1893 was Jac. Keyser hier als hoofd en van 1893 tot 1923 was W. Röben hier.

In 1902 werd de school met een derde lokaal vergroot. In 1909 werd een nieuwe school met onderwijzerswoning gesticht; de school telde toen 4 lokalen. In 1921 kwam er een verdieping op.

In 1923 werd M. C. Kors, hoofd; in 1931 vertrok hij naar Wassenaar. J. P. Kuppens, was van 1931 tot 1937 hoofd van deze school. Hij werd toen opgevolgd door A. H. van Luyn, onderwijzer te Groningen, die in 1950 naar elders vertrok. Zijn opvolger als hoofd van deze school werd J. H. C. Kramer, die in 1950 of 1951 in dienst trad.

Te Noed, onder St. Nicolaasga werd op 29 april 1891 een school voor christelijk nationaal onderwijs (gereformeerd) geopend. Op 31 okt. 1890 was de verbouw van een schuur tot een christelijke school aanbesteed.

Op 1 mei 1891 werd Tjeerd de Groot, was onderwijzer te Dokkum, aangesteld als hoofd van deze school. In 1928 ging hij met pensioen en op 27 jan. 1932 is hij te Baarn overleden, 69 jaar oud. Hij werd in 1928 opgevolgd door F. Snoek, die in de herfst van 1950 werd benoemd tot hoofd van de christelijke lagere landbouwschool te Broek op Langedijk. In 1908 werd op een nieuw terrein een nieuwe school en onderwijzerswoning gesticht; de oude kreeg een andere bestemming. In 1954 is de school vernieuwd.

In de zomer van 1923 (omstr. 1 juli) werd onder St. Nicolaasga (of Idskenhuizen) ook nog een christelijke hervormde school (CVO) geopend. De school begon met 89 leerlingen en 3 leerkrachten. Aan het hoofd van deze school stond J. de Jong, van 1923 tot 1 febr. 1938. Hij werd toen opgevolgd door H. Rusch, onderwijzer te Balk. Deze vertrok op 15 sept. 1953 om elders hoofd van een Chr. school te worden. Hij werd toen opgevolgd door K. M. Fijn, onderwijzer te Loosduinen.

In sept. 1954 werd de vernieuwde school in gebruik genomen. In 1955 werd A. Tanja, uit Ferwoude hoofd van deze school.

In St. Nicolaasga was ook een rooms-katholieke landbouwschool. In 1954 stond de heer Feenstra, aan het hoofd van deze school.

Bron: www.fryske-akademy.nl

Huis ter Heide, bij St. Nicolaasga.

Kleine-Kerkstraat, St. Nicolaasga

Wilhelminaoord, St. Nicolaasga

Met de pijp van de de 'St Nykster' melkfabriek 'De Volharding' aan de Stationsstraat, te Sint Nicolaasga.

Zusterhuis O.L. Vr. van Lourdes, te St. Nicolaasga

Weg naar Spannenburg, bij St. Nicolaasga.

Brug Spannenburg, St. Nicolaasga

Dokter Klaas Aukes Ykema, (1872- 1952), zoon van Yke Theodorus Ykema en Geertje Eeltjes Bangma, gehuwd in 1905 met Minke Koopmans. In dat jaar werd hij huisarts te Sint Nicolaasga. De foto is genomen in 1930 tijdens zijn 25 jarige praktijk aldaar.

Huize 'Boschoord'

1930; Jhr. mr. Cornelis van Eijsinga, op 82-jarige leeftijd op Huize 'Boschoord' overleden.

1962: Allegorische optocht te St. Nicolaasga. 

Reactie plaatsen

Reacties

annemiek engwerda
3 jaar geleden

L.S.,
Ik zit in het Dorpsarchief van Steggerda en hoor bij ons stoom-zuivelmuseum. Ik ben op zoek naar het archief van de R.K.Landbouwschool van Steggerda. Toen deze sloot gingen de jongens over naar St.Niek. misschien is het archief toen ook meegegaan. Hebben jullie misschien het archief in jullie bestand zitten?

met vr. groet,
Annemiek Engwerda
Dorpsarchief Steggerda
stoom-zuivelmuseum Steggerda