Lemster vissersvloot met naam van vissers en bijnamen, omstreeks 1915.

Inleiding

Pier de boer - 1837-1904: Hij begon op 5 maart 1876 de werf in Lemmer en bouwde o.a. houten aken.

Lemsteraak in aanbouw.

Het ontstaan van De Lemsteraak en Lemsterschouw.

Niettegenstaande de aanwezigheid van een aantal werven op de Lemmer komen de bij het vissen gebruikte vaartuigen niet van deze hellingen. Uit de werfboeken van "Eeltjebaes" - Eeltje Holtrop van der Zee (kopieën van deze werfboeken zijn aanwezig in het Fries Scheepvaart Museum in Sneek - en de snij en zeilboeken van Folkert de Vries en de fa. Molenaar, beide aanwezig in de particuliere archieven van het rijksarchief in Leeuwarden), blijkt dat de nieuwe vissersschepen aken en boten voor de Lemster vissers niet op de Lemmer worden gebouwd; wel bij Eeltje-baes, eerst in IJlst en later op de Joure. Pas in 1877 komen we in het gemeenteverslag over dat jaar voor het eerst de melding. tegen dat er vissersschepen binnen deze gemeente te water zijn gelaten: twee aken van resp. 10 en 12 ton. (GVL 1877)

Eén van deze aken is met zekerheid door Pier de Boer gebouwd: Volgens de familie overlevering een 36- voetsaak botaak. (Als er in het vervolg sprake is van voeten dan zijn er Friese voeten van ongeveer 28 cm bedoeld). Dit is zijn eerste als zelfstandig scheepsbouwmeester vervaardigde aak. Over hem en de door zijn gebouwde aken zullen we het hieronder hebben. In 1904 wordt het stoffelijk overschot van Pier Klaas de Boer, in Woudsend, zijn geboorteplaats, ter aarde besteld. In hetzelfde graf waar vele tientallen jaren eerder zijn eerste echtgenote samen met haar pasgeboren kind werden begraven. Beiden hebben de bevalling niet overleefd. Pier vertrekt uit Woudsend en vestigt zich in Lemmer. Naar de redenen ervan kunnen we slechts gissen.

In de jaren voorafgaande aan zijn komst op de Lemmer is hij met zekerheid op een (de) helling in Woudsend, werkzaam als knecht. In 1867 trouwt hij voor de tweede keer met een Lemster vrouw: Sjoerdje Visser. Op 24 december 1874 koopt hij samen met zijn compagnon Thijs van de Vaart, met ingang van 1 januari 1875 een groot stuk tussen de Zeedijk en de Rien gelegen land van het waterschap 'De Zeven Grietenijen en de Stad Sloten'. (Kadaster en openbare registers Leeuwarden). Beiden worden in de koopakte als scheeps-timmerknechten aangeduid.

Van Van der Vaart horen we al spoedig niets meer. Samen met zijn vrouw Sjoerdje, sticht Pier op het aangekochte terrein een scheepshelling die in 1876 begint te draaien. In de jaren dat hij op de Lemmer woont, voorafgaande aan deze stichting werkte hij op een helling in Echtenerbrug (Bos) en zeer waarschijnlijk ook nog op een werf in de Lemmer (Bakker).

In 1877 laat hij zijn eerste vissersaak te water een 36-voets botaak voor Jan de Blauw. Het vaartuig wordt getuigd met een grootzeil (gaffeltuig), fok, kluiffok en bezaan. Over de vorm van het het model is niet veel met zekerheid te zeggen. Nu komt een scheepsmodel niet uit de lucht vallen. Zoals we hebben gezien heeft Pier de Boer bij andere scheepsbouwers gewerkt voordat hij op bijna veertigjarige leeftijd voor eigen rekening schepen begon te bouwen.

Daarnaast kan hij alle dagen door andere, zowel Friese als van de Zuidwal afkomstige, scheepstimmerlieden, vervaardigde schepen in de haven zien liggen. Het lijkt redelijk aan te nemen dat de eerste aken die Pier de Boer, bouwt niet al te veel van de in die tijd gangbare afweken. Pas in 1882 laat hij weer aken te water: twee van elk 40 voet. Een aak voor Jan de Blauw en één voor Andries de Blauw.

Of hij in de periode 1877-1882 geen vissersschepen heeft gebouwd valt niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk is het wel. Behalve dat er in de zeil- en snijboeken van Folkert de Vries geen melding wordt gemaakt van nieuwgebouwde aken of botters, wordt er ook in de gemeenteverslagen over deze periode geen melding gemaakt van te water gelaten vissersschepen. Pas in 1882 is dit weer het geval, nl. twee aken en een botter. (GVL 1882)

De op de Lemmer gebouwde aken worden evenals de schepen waarmee de Lemsters vissen met botaken aangeduid. Daarnaast komen visaken en aken voor. Het onderscheid tussen botaken en visaken zit hem in de bun en daarmee in de visserij die ermee beoefend wordt. Botaken hebben een bun met grote gaten omdat anders de bot, een platvis, de gaten van de bun afdekt. Visaken, die dus kleinere gaten in de bun hebben worden voornamelijk door binnenvissers gebruikt. Ook de door Eeltjebaes voor 1900 gebouwde aken, o.a. ten behoeve van de ''Poepen" zijn voor de binnenvisserij gebouwde schepen.

Ze dienen om er op te wonen en fungeren tevens als bewaarplaats voor de gevangen paling, etc. Ze worden als moederschip gebruikt bij het vissen. Het eigenlijke vissen gebeurt met boten, vletten, punters, enz. Dit geldt ook voor de botaken. Ook hiermee werd niet gevist, pas als de Lemster vissers gaan slepen en of kuilen werd er effectief met de botaken gevist. De botaken deden dienst als jagers om de gevangen vis snel aan de markt te brengen. Daarnaast werden er vanaf 1887 aken voor vissers uit Wieringen en Enkhuizen gebouwd, behalve dat ze de 36 voet niet te boven gaan zijn ze in verhouding met de andere aken breder en steken minder diep. Vanaf 1890 gingen er ook door de Boer gebouwde vissersschepen naar Zeeland.

De benaming Lemsteraak kwam voor het eerst voor in een 1898 gebouwd plezierschip van 48 voet ten behoeve van ene Gustaaf Steurbaut uit Gent. In het archief van de zeilmaker Molenaar uit Grouw, aanwezig in het rijksarchief te Leeuwarden, bevindt zich een bestekboek waarin melding wordt gemaakt van een tuig, gemaakt in 1899 voor een "Lemsteraak of boeier" van Steurbaut.

Daarnaast wordt in de werfboeken van E.H. van der Zee, de bouw van een stalen "Lemsteraak" ten behoeve van Wouter Hoekstra, in 1904 vermeld. De afmetingen van de aken nemen in de loop der tijden toe. In 1885 wordt er al een aak van 42 voet gebouwd. De aken die De Boer bouwde zijn van twee types. Het onderscheid schuilt in de verhouding tussen de lengte en de breedte. Het ene type is breder dan het andere in verhouding tot de lengte. De bredere schepen zijn merendeels voor de export bestemd. Daarnaast werden er vanaf 1895 Friese boten, een klein model aak dat de 28 voet niet te boven gaat, gebouwd.

Door de loop der jaren is er sprake van een zekere vervolmaking van het scheepsmodel. Bij deze ontwikkeling hebben naast Pier ook zijn vrouw Sjoerdje en zijn zonen een rol gespeeld. Sjoerdje had een timmermansoog. Niet enkel werkte zij, evenals haar kinderen mee in het bedrijf: als er bijv. een schip op de helling moest worden getrokken, stond ze met haar kinderen en later ook de vele kleinkinderen aan het grote spil te draaien. Maar Sjoerdje hielp ook mee bij het uitzetten van het schip. Ze hielp samen met Pier de lijntjes om de huidgangen op de juiste plaats te krijgen, gaf aan waar de zwaarden geplaatst moeten worden, etc. Ook bij de aflevering van het schip, controleerde zij de aftimmering.

Het lijkt onontkoombaar te concluderen dat de uiteindelijke vorm van de aak voor een deel op haar rekening moet worden geschreven. Ondanks de twaalf kinderen die uit het huwelijk worden geboren en de samenwerking op de helling, is er geen sprake van een gelukkig huwelijk. Naar aanleiding van een paar gebeurtenissen, die er verder niet toe doen, wordt het huwelijk ontbonden. De helling wordt door de beide echtgenoten in tweeën gedeeld. Pier wordt al gauw door zijn zonen uitgekocht en vertrekt naar Holland.

Afdrukken van het jaar 1900

Drie generaties De Boer, voor de oude houtwerf. Tegen de loods zijn de naamplankjes van schepen getimmerd.

Personeel De Boer, 1911.

Zijn zonen zetten op zijn gedeelte van de helling het bedrijf voort. Sjoerdje zette op haar gedeelte van de helling een tijdlang het bedrijf voort. Er werden door haar nog een paar aken gebouwd, maar ook zij laat zich door haar zonen uitkopen. In 1889 is men op de helling begonnen met de bouw van een tweetal ijzeren aken. In 1890 komen ze gereed, Willem van der Bijl en Steven Visser kopen ze. Het bleken slechte zeilers te zijn, bovendien lagen ze veel te stabiel op het water. Een van deze aken viel tijdens de bouw van de stoelen en toen hij er weer op werd getakeld bleek er geen deukje in te zitten.

Overigens waren er al meerdere ijzeren aken op de Lemmer. De eerste is vermoedelijk die van de later naar de Verenigde Staten vertrokken Siemen Spaan. In 1898 bij Crolis in IJlst te water gelaten en voor zeilmaker Folkert de Vries en mast- en blokmaker Siebolt de Vries, getuigd en uitgerust. De tweede ijzeren aak volgde een jaar later: een 45-voets aak bij Bos in Echtenerbrug gebouwd voor Andries de Blauw.

In 1901 openen de gebroeders De Boer naast de al bestaande 'houten helling' een nieuwe 'ijzeren helling'. Harmen (1869-1939) werd baas op de houthelling, Klaas (1873-1950) op de ijzer helling en Dirk (1877-1961) kwam op het kantoor: In 1902 kwam Hendrik (1885-1972) in de zaak als tekenaar. Hij was bij zijn zuster Geertje die met Johannes Meijer, een scheepsbouwer uit Leidschendam, of Woubrugge, in de kost geweest en heeft er het scheepstekenen geleerd.

De eerste door hem getekende aak is de 41-voets aak "De Vier Broers" van Auke Bakker. Deze nu nog bestaande aak is zonder overdrijving, een van de mooiste, zo niet de mooiste, door de De Boers gebouwde aken. "Het schip staat nergens stil, de kop is net een appel". In 1912 werd er door hen ook nog een ijzeren schouw gebouwd voor Joh. Poepjes.

Tot de eerste, wereldoorlog werden er nog een groot aantal aken gebouwd zowel voor Lemster vissers als voor anderen. In de twintiger jaren nog twee of drie voor Zeeuwse vissers en dan is het wat het bouwen van aken betreft gebeurd.

Behalve de aken die de De Boers bouwden, zijn er ook aken van andere scheepsbouwers bij Lemster vissers in gebruik geweest. De bekendste bouwers waren Zwolsman van Workum, Holtrop van der Zee uit de Joure, Crolis uit IJlst en Bos uit Echtenerbrug.

Foto van Wikipedia: Gedeelte Workumer scheepswerf 'De Hoop' van Ulbe Zwolsman.

Foto van Wikipedia: Bord met de eigenaren van de werf vanaf 1693

Eeltje Holtrop van der Zee (1823-1901) scheepsbouwmeester te Joure

Werf van Holtrop - Foto van: www.debinnenvaart.nl

J.J. Croles (1826-1900)

Jan J. Bos (1840-1910)

Van alle bouwers kan gezegd worden dat ze zowel goede als minder goede schepen bouwden, minder goed is hier niet slecht, wat betreft zeilkwaliteiten, zeewaardigheid. Met betrekking tot de Workumer aken is het grote onderscheid dat de inhouten van deze aken uit twee op elkaar gepende stukken bestonden en deze constructie was iets minder sterk, de aken waren wat slapper.

Maar de schepen konden zo goedkoper worden gebouwd. Afsluitend kunnen we zeggen dat direct na de stichting van 'De Helling' Pier de Boer met de bouw van aken begon. Hij had daarbij behalve zijn eigen ideeën ook voorbeelden in de uit Workum Joure, enz. afkomstige vissersschepen. Behalve hijzelf, hebben ook zijn vrouw Sjoerdje en zijn zonen, in het bijzonder Hendrik de Lemsteraak; vervolmaakt.

Pas met het toenemen van de haringen ansjovisvisserij in de tachtiger jaren werden de aken in grote getale gebouwd en werden ze tevens groter. Botters werden er nagenoeg niet gebouwd, wel kleine aakjes of Friese boten. En al was De Boer niet de eerste van de scheepsbouwers die aken in ijzer bouwde, hij (zijn zonen) bouwden er verreweg de meeste. Is er wat betreft de Lemsteraak nog wat nieuwe informatie aangedragen, met betrekking tot de Lemsterschouw is dit in veel mindere mate (niet) het geval.

Behalve met aken, botters, Friese boten werd er in Lemmer ook met "skûtsjes" veelal uit de Kuinre en van Vollenhove afkomstig gevist. Daar naast kwamen er omstreeks 1900 ook zeeschouwen bij de Lemster vissers in gebruik. Ze waren voornamelijk afkomstig uit Poppingawier.

In de Lemmer begon de wagenmaker Gerrit Wierda, later geassisteerd door zijn zoon Atte en een of meerdere knechten met de bouw van schouwen. De eerste schouw dateert omstreeks 1914.

Lemsteraken Van Visserman Tot Jacht Door Mr Dr T Huitema
PDF – 8,4 MB 326 downloads