Boleij, Johannes Martinus

Johannes Martinus Boleij, (Ambt. belastingen) geboren op 15 januari 1914 te Duisburg, overleden op 22 april 1945 te Buchenwald.

Johannes Martinus Boleij

Johannes Martinus Boleij werd geboren op 15 januari 1914 in Duisburg (Duitsland). Hij werd via kamp Amersfoort naar het concentratiekamp Buchenwald gedeporteerd, waar hij op 22 april 1945 overleed.

De overval.

Op 26 mei 1944 gaat Gepkelientje Folgerts met enkele SD-ers vanuit Groningen naar Drachten. Onder de SD-ers bevindt zich de beruchte Duitser Lehnhoff. Bij het tramstation stapt Gepkelientje uit de auto en gaat te voet langs de Stationsweg naar het enkele honderden meters verderop gelegen belastingkantoor. Daar aangekomen klopt ze aan en wordt niets vermoedend binnen gelaten nadat ze gevraagd heeft of Meijer ook aanwezig is.

Binnen heeft ze een gesprek met Meijer waarin ze hem verteld dat de Duitsers op hem letten en dat hij uit moet kijken, Op dit moment was Johan Erich juist bezig zich gereed te maken om een zending bonkaarten naar Makkinga te brengen. Tevens waren er enkele illegale blaadjes verspreid onder het personeel die ochtend. Toen Gepkelientje het kantoor verliet, gaf ze met haar hoofddoek een teken aan de Duitsers die gelijk daarop bij het kantoor aanklopten De ambtenaar die open deed zag gelijk dat het fout zat en vloog naar boven om het personeel te waarschuwen. Hij werd gevolgd door een Duitser welke het personeel onder bedreiging van een revolver de wachtkamer in dreef. Johan Erich die klaar stond om te vertrekken werd door de SD-er Lehnhoff vermoord.

Volgens Lehnhoff omdat Erich hem zou zijn aangevlogen met een schaar, volgens getuigen werd hij echter in koelen bloede dood geschoten. De Duitsers begonnen vervolgens de bureaus leeg te halen en keken de daarin aanwezige stukken na, alles werd over de vloer gegooid. Ook braken de Duitsers enkele planken uit de vloer om te kijken of er onder de vloer ook iets verstopt zat. Het personeel werd gefouilleerd en ondervraagd over alles wat verdacht was. Ondanks het feit dat men ontzettend bang was, werd de Duitsers niets verteld.

De Duitsers werden almaar ruwer en dreigden zich te vergrijpen aan chef de bureau Hotze de Jong, hij moest van boven via de trap naar beneden komen, de Duitsers hadden echter twee planken uit de vloer gehaald zodat de Jong door de vloer zakte. Vervolgens werd de Jong geschopt en geslagen. Toen hij niets vertelde begon men hem ook nog eens de keel dicht te knijpen en gooide hem vervolgens ruw op de vloer waar hij voor dood bleef liggen. De ambtenaren Kraak en Boleij werkten tijdens de overval in het gebouwtje naast het kantoor en gingen op een gegeven moment niets vermoedend naar de inspectie. Kraak had een illegaal krantje bij zich, dat hij tevergeefs probeerde te verstoppen in een dossier-stelling. Dit werd gezien door een SD-er en Kraak en Boleij werden direct in de boeien geslagen en afgevoerd. Ook Geert Blauw en Marten Meijer werden afgevoerd.

De overige ambtenaren stonden in doodsangst af te wachten wat er gebeuren ging. Onder hen was onder andere de onderduiker S. Visser. Hij vertelde later: Toen we stonden te wachten in de hal, kwam de leider van de SD-ers weer naar binnen en riep: “noch zwei’, toen werden Johannes Tichelaar en Sierd Zwart, die direct naast mij stonden, afgevoerd.

Tijdens de overval kwam ook de ontvanger de heer Hanewald aan de deur van de inspectie, nadat hij aangeklopt had ging de deur open en werd hem toegesist: “er is een overval van de Duitsers, ga weg”. De ontvanger spoedde zich daarna terug naar het ontvangkantoor in de Torenstraat om het daar aanwezige personeel te waarschuwen.

Men stond daar namelijk klaar om een partij bonkaarten, persoonsbewijzen enz. naar de inspectie te brengen. Waren deze mensen niet gewaarschuwd door Hanewald dan waren de gevolgen nog erger geweest. Nadat de Duitsers en de inmiddels ook ten tonele verschenen landwachters waren vertrokken bleven de niet gearresteerde personeelsleden verslagen achter.

In gevangenschap.

De opgepakte ambtenaren werden afgevoerd naar het beruchte Scholtenhuis, het SD hoofdkwartier te Groningen, om daar aan nadere verhoren te worden onderworpen. Na een kort verblijf in Groningen werden de mannen op transport gezet naar het kamp Amersfoort om daar te wachten op het moment waarop ze werden doorgevoerd naar een concentratiekamp in Duitsland. Vlak voordat men naar Duitsland werd afgevoerd, werd Sierd Zwart ziek, hij kreeg last van dysenterie, een uiterst besmettelijke ziekte. De Duitsers waren als de dood voor ziektes en lieten Sierd Zwart toen gaan. Uit een relaas van mevrouw Zwart blijkt hoede Duitsers hem hadden behandeld en wat voor invloed deze kwestie op zijn verdere levensloop heeft gehad.

Sierd Zwart werd in oktober 1944 vrijgelaten als een gebroken man. Hij kon niet lopen, was erg mager en ook zijn bloedvaten waren uitgerekt. Dit laatste kwam door dat hij soms dagenlang op 2 linker klompen moest staan, hier heeft hij veel last van gehouden, vooral als het weer omsloeg. Hij heeft nog lang met zijn benen recht uit moeten zitten en hij is het hele kampgebeuren nooit meer te boven gekomen. De overige ambtenaren zijn overgeplaatst naar het concentratiekamp Buchenwald.

Toen de geallieerden het kamp naderden werd besloten om Buchenwald te ontruimen en de gevangenen naar andere kampen over te brengen. Een deel van de gevangenen, waaronder Johannes Boleij moest te voet gaan. Wie achterbleef werd door een achter aankomend vuurpeloton doodgeschoten. Boleij had net bronchitis gehad en was uitermate zwak. Hij heeft deze reis niet kunnen volbrengen Johannes Tichelaar behoorde tot de groep die per trein werd vervoerd ook hij overleed tijdens de reis. Geert Blauw overleed op 8 juni 1945 te Wörth ander Donau in een ziekenhuis.

Nu zult u denken hoe komt Blauw in een ziekenhuis terecht. Wel nu, zoals u weet werd Buchenwald ontruimd toen de geallieerden naderden. Geert Blauw moest naar Dachau. Deze tocht ging gedeeltelijk per trein en verder te voet. Toen men drie dagen gelopen had moest bij Bach an der Donau dekking gezocht worden voor een geallieerde luchtaanval.

Geert Blauw en zijn vriend van Praag doken achter een muurtje en besloten toen om niet meer terug te keren in de stoet gevangenen. Ze wisten onopgemerkt te blijven en vonden onderdak bij een boer die hen van eten en drinken voorzag. Na twee dagen waagde men het om naar Bach te gaan waar inmiddels de Amerikanen waren gearriveerd. Deze ontfermden zich over de twee vrienden en zorgden voor schone kleding enz.

Daarna werden ze weer aan de zorgen van de boer toevertrouwd. Na vier dagen werd Geert ziek en opgenomen in het ziekenhuis. Ondanks een intensieve verpleging heeft deze hulp niet meer mogen baten, door alle ontberingen van Buchenwald en de tocht richting Dachau was Blauw dusdanig verzwakt dat zijn Lichaam de strijd tegen de ziekte opgaf. Geert Blauw ligt begraven op het Nederlandse Ereveld te Frankfurt.

Germ Kraak overleefde het concentratiekamp en is na de bevrijding via een ziekenhuis in Roermond weer thuis gekomen. Ook hij is de ervaringen van het kamp nooit meer te boven gekomen. Toen hij alweer aan het werk was kon zijn buik soms in een keer beginnen op te zetten, de enige collega’s die dan bij hem mochten komen waren Sierd Zwart en Luit de Vries. De enige die ongeschonden uit het kamp terugkeerde was Marten Meijer. Waar hij later terecht is gekomen is niet geheel duidelijk, naar verluid zou hij zijn geëmigreerd.

De rechtszaak.

Wat was er in de tussentijd van Gepkelientje geworden. Wel, volgens een krantenartikel is door het Drachtster verzet besloten om haar uit de weg te ruimen, maar toen ze in de gaten kreeg dat ze gevolgd werd, heeft ze bij haar SD-vrienden om hulp gevraagd. Deze lieten haar vervolgens onderduiken in Duitsland. Hier is ze gebleven tot het einde van de oorlog. Toen ze terug kwam in Nederland deed ze het voorkomen of ze een gevierd illegaal werkster was geweest en diste derhalve de meest fantastische verhalen op. Ze liep echter tegen de lamp en werd gearresteerd op verdenking van verraad. In 1946 moest ze zich voor haar daden verantwoorden voor het gerechtshof. Ook hier bleef ze liegen en tegenstrijdige verklaringen afleggen, dit tot grote woede van de rechters.

In deze zaak werden diverse getuigen gehoord, waaronder de SD-ers Lehnhoff en Kindel. Lehnhoff weigerde op het Laatste moment zijn mond open te doen en Kindel hield Gepkelientje bij herhaling de hand boven het hoofd. Wel werd duidelijk uit de getuige verklaringen dat Gepkelientje geheel uit eigen beweging is gaan samenwerken met de Duitsers, zij wilde doen geloven dat ze onder druk was gezet. Ook Marten Meijer werd als getuige gehoord in deze zaak. Hij nam tot ieders verbazing de verdachte in volledige bescherming ondanks het feit da hij in het concentratiekamp in een zogenaamde strafploeg had gezeten.

Waarom hij dit deed wist niemand, was het de liefde of was dit om zijn eigen fouten te verdoezelen? Hoe het ook zij, de rechters waren briesend op Meijer, en hij moest voor straf het hele proces bijwonen om deze vampier beter te leren kennen oordeelde de president van de rechtbank. Of hoopte de rechter dat Meijer zijn eigen dwaasheid in zou zien. Gepkelientje Folgerts werd schuldig bevonden en derhalve veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes en een halfjaar. Ze heeft uiteindelijk maar twee en een half jaar van haar straf uitgezeten.

Ter nagedachtenis.

Naar aanleiding van het gebeurde is door de collega’s van de belastingdienst te Drachten na de bevrijding het initiatief genomen om ter nagedachtenis aan de binnen het ambtsgebied van de inspectie Drachten omgekomen belastingambtenaren een gedenkplaat te laten vervaardigen. Dit heeft geleid tot de huidige bronzen plaquette.

4 en 5mei - oorlogsmonumenten.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.