Mulder, Luitjen

Luitjen Mulder, bedrijfsleider veehouderij en administrateur van het waterschap De Brekkenpolder, geboren op 25 juli 1918 te Follega, op de foto circa 20 jaar, overleden op 8 januari 1945 te Heerenveen, laatste woonplaats Brekkenpolder/Lemmer. Zoon van Johannes Mulder (veehouder) en Piertje Hospes.


Zwijgende KP’er Luitjen Mulder werd door Duitsers doodgeslagen in Crackstate.

Lemmer: Acht januari 1945 overleed in de beruchte gevangenis achter Crackstate in Heerenveen de verzetsstrijder Luitjen Mulder uit de Brekkenpolder. Louis Molenaar, zoals zijn schuilnaam was, zweeg als het graf toen de Duitsers hem na zijn arrestatie in Echtenerbrug voortdurend onder verhoor namen.

De moffen knuppelden hem dood in Crackstate, en wierpen het stoffelijk overschot in een water nabij de Fammensrakken tussen Sneek en Joure een half jaar latere in juli 1945 door een passerende schipper ontdekt.

Aanvankelijk werd Luitjen in Langweer begraven. (Men wist niet dat het de verzetsstrijder uit de Brekkenpolder betrof). Op dinsdag 7 augustus 1945 werd hij met militaire eer begraven op de algemene begraafplaats te Lemmer.

Er is in Lemmer een straat in het Rienplan naar hem vernoemd is. Iemand die veel van Luitjen Mulder weet is zijn neef en oud verzetsstrijder, de 74 jarige Benjamin Steegega uit Balk. We stelden dit verhaal samen na een vraaggesprek met hem, en gebruik te maken van gegevens, beschikbaar gesteld door zijn broer van Luitjen, de heer Boúwe Mulder uit Joure, tot voor kort veehouder in Delfstrahuizen.

De gevangenis achter Crackstate.

De gevangenis achter Crackstate (thans het representatieve gedeelte van het gemeentehuis in Heerenveen) waarin Luitjen Mulder uit Lemmer door de Duitsers werd doodgeslagen.

De gevangenis werd in het eind van de 19-de eeuw gebouwd en was tot 1923 toen de rechtbank in het huis Crackstate werd opgeheven, in gebruik. De kantonrechter bleef zitting houden, terwijl ook het registratiekantoor er onderdak vond. Het huis van bewaring werd in de tweede wereldoorlog weer gebruikt door de Duitse bezetter voor het gevangen zetten van onder meer verzetsstrijders als Luitjen Mulder, Albert Koopman, Wiepke Hof, Hendrik en Hendrikus de Jong, allen uit Lemsterland. De laatste twee genoemden zijn nog in leven. De eerste vier vonden als gevolg van het gevangen zijn in de gevangenis achter Crackstate de dood.

Onderwijzer Luitjen Mulder.

Luitjen Mulder was 24 jaar toen hij een administratieve functie op het kantoor van scheepswerf Arie de Boer, in Lemmer kreeg. Luitjen, een zoon van veehouder Johannes Mulder en Piertje Hospers (zuster van de moeder van onze informant Benjamin Steegenga) uit de Brekkenpolder had de onderwijsakte op de Chr. Kweekschool in Sneek behaald, maar was er nimmer in geslaagd een baan in het onderwijs te krijgen.

Aan het eind van de dertiger jaren was er weinig werk in het onderwijsgevende. Luitjen voelde er niets voor om thuis te zitten en ging daarom aan het werk in Lemmer. In 1943 werd hij, als andere jonge mannen, opgeroepen voor Duitsland. De boerenzoon dacht er in de verste verte niet aan in Duitsland aan het werk te gaan. Hij dook onder overdag zwierf hij door de Brekkenpolder en omgeving en 's nachts was hij thuis op een afgelegen boerderij. Dit leven beviel Luitjen allerminst.

Hij was vervuld van afkeer jegens het Duitse gezag in Nederland. Moest hij het barbaars gedrag van de oosterburen blijven slikken? Of kon je je er ook tegen verzetten? Luitjen zocht contact met zijn neef Benjamin Steegenga, rayonhoofd van de landelijke organisatie van onderduikers in Balk. Luitjen wilde in het verzet.

Luitjen in het verzet.

Benjamin Steegenga had overal zijn contactmensen, zo kende hij ook de Heer Onderweegs uit de Schoolstraat uit Lemmer, die werkzaam was op het gemeentehuis in Lemmer en in de ondergrondse zat. Ook kende Steegenga de werkers in de illegaliteit Fokelinus van der Wal en Dominee Wessels van de Gereformeerde kerk.

Toen Steegenga, Luitjen in contact wilde brengen met van der Wal, commies bij de belastingen, bleek deze op 18 april 1943 in kamp Vught te zijn overleden. Met behulp van Onderweegs en Wessel werd Luitjen bij de verzetsbeweging in Echtenerbrug gevoegd, daar maakte hij kennis met mannen als Roelof Knol.

Roelof knol (schuilnaam Wim Reinders), Fillippus Spits, Wiepke Hof, en Albert Koopman. Spits had een groentewinkel in Echtenerbrug en Hof een zaak in landbouwwerktuigen klompen en rookartikelen. Zij en anderen waren met Wytse Wiersma uit Sneek, waar al een knokploeg was, de oprichters van de KP in Echtenerbrug, waar meer dan 100 joden en anderen zaten ondergedoken.
Luitjen werd in de ploeg van zeer actieve verzetsstrijders van Echtenerbrug opgenomen.

Al vrij gauw, dat wil zeggen nog maar nauwelijks goed ingewerkt, werden hij en Roelof Knol, afkomstig uit Meppel, de leiders van de KP, nadat leider Arie van der Pol (schuilnaam voor Henk Akse), was gearresteerd op 20 maart 1944 in Steenwijk.

Foto uit het familie archief van de familie Mulder: De boerderij van Johannes Mulder en zijn vrouw Piertje Hospers in de Brekkenpolder, waar alle kinderen zijn geboren. Uit dit huwelijk werden vier zoons geboren, te weten Igge, Hendrik, Luitjen en Jelle. Later is Johannes getrouwd met Aaltje van der Berg. Uit dit huwelijk werd Bouwe Mulder geboren. Voordat Luitjen in het verzet ging, was hij enige tijd ondergedoken op de boerderij.

Foto uit het familie archief van de familie Mulder: De boerderij van de familie Mulder in de Brekkenpolder.

Overval op distributie kantoor Kuinre.

Het eerste grote karwei waarbij Luitjen betrokken was, was de kassier van het distributiekantoor in Langweer helpen onderduiken. De kassier nam duizenden bonkaarten en anderen distributiepapieren mee uit het kantoor. De ondergrondse van Echtenerbrug vond via via een schuilplaats voor de kassier in Overijssel.

Ruw ging het er aan toe, na het leeg halen van het distributiekantoor te Kuinre op 13 juni 1944. Op dat kantoor was kassier van der Hulst werkzaam, die op het eerste gezicht een neutraal man was, maar volgens KP Chef Wytse Wiersma uit Sneek een levensgevaarlijke verrader was. Van der Hulst moest aan de kant. Tijdens de overval op het distributiekantoor werd de brandkast op een bakfiets geladen en achter de auto van iemand van de KP gebonden.

De kassier werd gedwongen plaats te nemen in de auto. Er werd koers gezet naar de boerderij van Toering aan de Kempenaersweg in Echtenerbrug (De vrouw van boer Toering, Liesbeth Spits is een zuster van de eerdergenoemde Filluppus Spits, Toering woont nu in Frankrijk)

Op de kleine boerderij werd de brandkast gekraakt en voor de bonnen een goed heen komen gevonden. Van der Hulst was inmiddels door een van de KP’ers waarschijnlijk Chef Wytse, van het leven beroofd met een pistoolschot. De kassier werd met de brandkast in een groot gat op het erf van Toering begraven. Dat van der Hulst zonder pardon werd doodgeschoten kwam vooral doordat hij de KP’ers treiterde met het zeggen dat hij er wel voor zou zorgen dat de Duitsers hen te pakken kregen. Toen was het voor de mannen wel duidelijk, 'Hij de pijp uit of zij'.

Na het bundelen van de verschillende verzetsorganisaties in de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten werd Nederland in gewesten verdeeld. Gewest 1 was Friesland met de heer Arie Meyer als commandant. De provincie werd weer opgedeeld in districten.

De Zuidwesthoek was district vier, dat de gemeenten Workum, Hindelopen, Stavoren, Hemelumer, Oldeferd, Sloten. Doniasterstal, Gaasterland, en Lemsterland omvatte. Het Districtsbureau bevond zich in Balk.

Op de foto de districtsstaf van de NBS. De eerste vlnr.: J.J. de Koning. Commandant S. de Jong, en H.L. Tissot. Tweede rij vlnr.: P. Epema, B.H. Steegenga, Tuinier, S. Praamsma, B. Steegenga ( onze informant) en J.Th. Poot.

Vorming NBS.

In de nacht van 8 oktober op 9 oktober 1944 werd in de omgeving van Veenhuizen de heer N.J. de Koning gedropt om wapeninstructies te geven aan leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). Waarvan sinds 3 september 1944 Prins Bernhard opperbevelhebber was. De NBS was bedoeld om het gewapend verzet door verschillende organisaties te bundelen onder één gezag, dit in het belang van de hele natie, de Koning werd instructeur voor de NBS in Friesland.
Hij die reisde onder de schuilnaam Prins, werd door Benjamin Steegenga die toen een kleding zaak had in Balk en nu nog heeft, naar Marten van der Groot in Sondel gebracht.

Daar werd de NBS’ers ’s nachts geleerd met de nieuwe wapens om te gaan. Een dag later haalde Luitjen Mulder en Roelof Knol de instructeur op en brachten hem naar het stoomgemaal in Echten, waar ook een nacht les in het hanteren van nieuwe wapens plaats vond. In die dagen werden veel wapens in de omgeving van Haskerhorne gedropt en naar verschillende bestemmingen gevoerd door de KP van Echten en Echtenerbrug. Een aantal wapens was voor Benjamin Steegenga en zijn mannen in Gaasterland bestemd.

Eén van de cellen in het huis van bewaring achter Crackstate, waarin gevangenen door de Duitsers werden gemarteld.

Een drama.

Op 24 oktober 1944 werden twee KP’ers en op 29 december in het zelfde jaar worden zo’n 20 verzetsstrijders door de Duitsers opgepakt in de omgeving van Diever en Noordwolde. Zij waren op de hoogte van het werk van hun collega's in Echten en Echtenerbrug. De Duitsers sloten de gevangen genomen illegale werkers op in Crackstate in Heerenveen, waar ze zo werden gemarteld, dat ze de gevraagde namen van leden van de KP uit Echtenerbrug noemde. De moffen noteerde de namen van Luitje Mulder, Roelof Knol, Wiepke Hof en Albert Koopman.

In de nacht van 2 op 3 januari 1945 had de KP een graanschip in Echtenerbrug gelost. De schipper voer voor de Duitsers. Na dat het karwei was geklaard gingen Luitjen en Roelof Knol naar de winkel van Wiepke Hof in de Duimstraat in Echtenerbrug om daar te slapen. Normaliter sliepen zij bij Albert Koopman, een zwager van Wiepke, die tegen over de pastorie van de Gereformeerde kerk woonde. Maar Albert’s vrouw Trijntje (hof) zou die nacht een kleine krijgen en daarom gingen Luitjen Mulder, en Roelof Knol, voor een nacht bij Wiepke slapen.

(Wiepke Hof werd geboren op 8 september 1916 in Echten. De 28-jarige winkelier in Echtenerbrug was medewerker van de Knokploeg. In de avond van 13 juni 1944 werd het distributiekantoor in Kuinre leeggehaald. Roelof Knol (schuilnaam 'Wim Reinders') had zich in dit kantoor laten insluiten om 's avonds zijn makkers binnen te kunnen laten. De buit zat in een brandkast die de KP'ers ter plaatse niet open konden krijgen. Daarom vervoerden ze de brandkast op een bakfiets, gesleept door een personenauto, naar Echtenerbrug.

Hof bestuurde de bakfiets. Verder werkte hij mee aan het verspreiden van gedropte wapens die van het afwerp-terrein in het Katlijker Schar kwamen. Op 3 januari 1945 deed de Sicherheitsdienst een inval in de woning van Hof, waar Luitjen Mulder en Roelof Knol waren ondergedoken. De drie mannen werden naar Heerenveen gebracht, waar in de gevangenis Crackstate zware verhoren volgden. Hof en Knol waren twee van de tien slachtoffers van de represaillemaatregel op het erf van de veehouder Schotanus in Doniaga op 17 maart 1945. (Hof werd begraven op de N.H. begraafplaats in Echten.)

In de vroege morgen van 3 januari verscheen een Duitse overval wagen voor de winkel van Wiepke. De Duitsers sloegen een goede slag, ze pakten in een keer 3 belangrijke KP’ers op: Luitjen Mulder, Roelof Knol, en Wiepke Hof. Het drietal werd naar Crackstate vervoerd en zwaar verhoord.
De antwoorden op de Duitse vragen werden hen uit de mond geslagen, Roelof Knol (schuilnaam Wim Reinders) werd gedwongen met zijn blote handen het lijk van de verrader van der Hulst uit Kuinre op het erf van Toering aan de Kempenaersweg op te graven. De SD stak de boerderij van Toering in de brand.

Luitjen vertikte het ook maar een woord te zeggen tegen de beulen van Crackstate. Zijn zwijgen werd zijn dood. Acht januari 1945 ’s voormiddag om 11 uur bezweek hij aan de door hem door de Duitsers aangebrachte verwondingen.

(Thomas Hendrik Verdenius werd geboren op 15 augustus 1901 in Heerde. Hij was arts in Noordwolde. Tijdens de bezetting was hij lid van de L.O. en de Ordedienst. Als spil in het Noordwoldiger verzet was Verdenius volledig op de hoogte van alle illegale activiteiten in zijn woonplaats. De arts hoorde in de nacht van 4 op 5 januari 1945 in Crackstate hoe Luitjen Mulder in de naastgelegen cel werd mishandeld. Om te voorkomen dat hijzelf ook zou worden gemarteld, maakte Verdenius een einde aan zijn leven. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats in Noordwolde.)

Op 17 maart 1945 werden Roelof Knol, Albert Koopman, en Wiepke Hof met nog 7 gevangenen uit Crackstate gefusilleerd in Doniaga.

Lijk gevonden.

Na de bevrijding vertelden de beulen van Crackstate dat ze Luitjen Mulder naar Duitsland hadden laten afvoeren. aan die verklaring hechten de familie en de NBS weinig waarde. Maar waar bevond zich het stoffelijk van Luitjen Mulder dan wel?. Juli 1945 kwam op het bureau van district 4 van de NBS in Balk, waartoe onder andere Lemsterland behoorde, een bericht binnen dat een schipper bij toeval met een haak een lijk uit het water tussen Joure en Sneek had opgevist.

Het ontzielde lichaam was verzwaard met een as van een personenwagen. het lijk werd begraven op het kerkhof van Langweer. Verder kregen de mannen op het districtskantoor in Balk te horen, dat de beruchte Nederlandse SD'ers Post en Wamelink waren gearresteerd en opgesloten zaten in Crackstate, waar ook de Duitsers achter slot en grendel kwamen. De rollen waren omgedraaid.
Benjamin Steegenga zette zich extra in om de stoffelijke resten van zijn neef Luitjen te vinden. Hij mocht Post en Wamelink verhoren, omdat zij ongetwijfeld een en ander van de moord op Luitjen wisten.

Op 23 juli 1945 nam Steegenga Post en Wamelink het eerste verhoor af en twee dagen later werden de "heren" die hadden bijgedragen tot de arrestatie van verschillende onderduikers en verzetsstrijders, nog eens verhoord. Ook werden drie voormalige gevangenen verhoord. Allen verklaarden afzonderlijk tegenover Steegenga dat de Duitsers Luitjen Mulder verzwaard met een staaf ijzer in het water hadden gegooid. Steegenga koppelde de verklaringen aan het bericht, dat een lijk met daaraan een auto as was opgevist bij een brug over een water tussen Joure en Sneek.

De NBS'er uit Balk zocht contact met de mannen, die het lijk in Langweer hadden begraven. Zij wisten te vertellen dat het een lang persoon, in de leeftijd van 20 tot 30 jaar was, en dat een kogel in het hoofd ontbrak. Steegenga was er bijna zeker van: de in Langweer begraven man moest bijna Luitjen Mulder zijn.

Het door de ouders van Luitjen Mulder in augustus 1945 verzonden overlijdensbericht, nadat het ontzielde lichaam uit een water tussen Joure en Sneek was opgevist, begraven in Langweer en daar weer een paar keer opgegraven voor identificaties.

Onderzoek.

Om meer zekerheid te verkrijgen werd de burgemeester van Doniawerstal om toestemming gevraagd om het mogelijke lijk van Luitjen Mulder te mogen opgraven. De eerste burger gaf toestemming en zo gebeurde het dat het in verre staat van ontbinding zijnde lichaam op het kerkhof van Langweer werd gelicht, dit in het bijzijn van twee politiemannen. Het stoffelijk overschot was niet meer herkenbaar. alleen het gebit was gaaf, en daarvan maakte Steegenga aantekeningen.

Onder meer werd nauwkeurig notitie gemaakt van de locatie van de vullingen in de kiezen. Vervolgens werd contact opgenomen met de tandarts van Luitjen de heer Noorderhaven in Lemmer, die een duidelijke overzichtskaart bezat van het gebit van Luitjen. Andermaal werd in het bijzijn van de politie en tandarts Noorderhaven op 2 augustus 1945 het stoffelijk overschot, waarschijnlijk van Luitjen Mulder, opgegraven. De heer Noorderhaven, herkende zeven door hem geplaatste vullingen en daarmee was het zeker, dat het in het water gevonden lijk het ontzielde lichaam van Luitjen Mulder was.

De heer Stegenga stelde zich in verbinding met de ouders van Luitjen in de Brekkenpolder, de Politieke Opsporingsdienst in Drachten en de Landelijke Onderduikorganisatie in Sneek. Na de verkregen goedkeuringen werd het lijk van Luitjen Mulder voor de derde keer opgegraven. Op 7 augustus werd het stoffelijk overschot van Luitjen Mulder onder grote publieke belangstelling op het Lemster kerkhof ter aarde besteld.

De in de Gereformeerde kerk gehouden rouwdienst werd geleid door Ds.L.W. Wessels. Hierna begaf de stoet zich, door de NBS voorafgegaan, naar de begraafplaats. De baar was bedekt met de Nederlandse driekleur.

In de vergadering van 29 maart 1962 besloot de gemeenteraad van Lemsterland op advies van de Culturele raad, de straten in het toen nieuwe Rienplan te noemen naar de in de oorlog 1940-1945 omgekomen verzetsstrijders uit Lemsterland.

Albert Hendriks.

Oantinken oan Lút Mulder.
As strider for de goede saek
Fen folk en heitelán
Bliuwt ek syn nammme ús altyd by
Wy fiele in Ljeafdebán.

Oprjuchte Ljeafde ta dit wurk
It fielen fen syn plicht
Det brocht him altyd wer op pead
Gefaren achte er licht

Syn hús, det net op romte stiet
Forliet er hiele tiden
Den wirke 'r láns de hearrewei
Dèr 't minskejagers rieden

Oant troch ús doarp de tynge roun
Det hja him fongen hiene
Mei spanning wachten wy der op
Ho't de birjuchten wierne

Mar nea kaem der ris klearrichheit
Of Ljocht yn diize saek
Nou is de hurde wierheit dit:
Op ierde is dien syn taek

Lang haw' hja him net finzen hawn
It wier de trouwe Dod
Dy 't him nei 'n koarte lijenstiid
Biskitte 'n hearlik lot

Al háldde de ierde yn heimenis
Syn omskot lang bisletten
God hat syn siel-det witte wy-
Yn ivige Ljochtgláns setten

Syn sibben wèz' 't 'n rike treast
Yn 't pynlik swier forlies
't Is Majesteit, al whet Hy docht
Syn wil Allinne is wiis

As strider for de goede saek
Foel hy op 't fjild mei eare
Syn foarbyld moat ús leare

H.H Kok.

7 augustus 1945

Foto waarschijnlijk gemaakt door Marten Boer op 17 april 1945 om 4 uur 's middags op Raadhuisbrug, met dank aan Roel Holkema. Canadezen reden 17 april 1945 Balk binnen. Op de achtergrond de kledingzaak van Benjamin Steegenga aan de van Swinderestraat, waarin het bureau van de Nederlands Binnenlandse Strijdkrachten district 4 was gevestigd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.