Christelijk onderwijs |7|

De crisisjaren.

In de jaren dertig heeft Nederland zwaar te lijden van de economische crisis en de daarmee gepaard gaande werkloosheid. Ook in het onderwijs zijn hiervan de gevolgen merkbaar. Zo legt de regering allerlei bezuinigingsmaatregelen op, onder meer de verhoging van het aantal leerlingen per klas, wat weer tot gevolg heeft dat er veel leerkrachten op wachtgeld komen. Voor het bestuur herleven de tijden van vóór 1920, toen het voor de Christelijke scholen geen vetpot was.

Maar is men er dan eenmaal aan gewend geraakt een bepaalde staat te voeren, weliswaar niet op het niveau dat wij thans kennen, dan geldt zoals bij iedere bezuiniging, dat het altijd weer moeilijkheden geeft in dergelijke aangelegenheden de juiste beslissingen te nemen. Vergelijkbaar met onze tijd zijn de maatregelen die men van Rijkswege neemt, betreffende de grotere leerlingenaantallen en de wachtgeldregeling.

Men kan op geen enkele manier onder deze regeling uitkomen, zowel de besturen als de leerkrachten niet De besturen mogen weliswaar een keuze maken uit de lijst van wachtgelders, maar de leerkracht moet een benoeming te allen tijde aanvaarden, op straffe van verlies van zijn of haar wachtgeld.

Vóór deze regeling in werking treedt, kan het bestuur nog een tweetal vakatures vervullen, waarbij het grote aantal sollicitanten opvallend is, namelijk meer dan 50. De gelukkigen zijn in dit geval meester Jippe Homans een meester Fokkema, die beiden in deze eerste crisisjaren in dienst treden. Het personeelsbestand blijft de eerstvolgende jaren stabiel, omdat het leerlingenaantal, zeker door toedoen van de op gang komende Zuiderzeewerken, eerder stijgt dan daalt. Het leerlingenaantal schommelt dan rond de 250 en behalve de meesters Fokkema en Homans, zijn dan meester Dragt, juffrouw Prins, meester Van der Kooij en juffrouw Ytsma, aan de school verbonden.

Personeelsfoto rond 1935. V.l.n.r. meester Dragt, juffrouw Ytsma, meester Homans, het hoofd der school S. van der Kooij, meester Fokkema en juffrouw Prins.

In de school verloopt alles over het algemeen prima, de noodzakelijke bezuinigingen op de leermiddelen en de kleine konflikten met meester Van der Kooij, daargelaten. Meester Van der Kooij, hecht nogal aan zijn gezag als 'hoofd van de school' en hierin voelde hij zich gesteund door het bestuur, hetgeen mag blijken uit het feit, dat bij onenigheid tussen een personeelslid en het hoofd de laatste bij de bemiddelingspogingen van het bestuur vrijwel altijd gelijk krijgt.

Overal wordt op bezuinigd, dus ook op de salarissen. De verhogingen zijn miniem, behalve als de meester in het huwelijk treedt, dan is de verhoging fors. Dit geldt niet voor de juffrouw, want die mag niet blijven werken als ze trouwt. Het is aardig te vermelden, wat het bestuur bij dergelijke gelegenheden cadeau deed: een barometer .... sommige bestuurders hebben daar echt een band mee, getuige de opmerkingen in de notulen naar aanleiding van strubbelingen met meester Van der Kooij, gericht tot het betreffende personeelslid: „Of de barometer wat hoger kan . . . ." Een ander cadeau is het rooktafeltje met toebehoren (gezien het aantal nota's van de sigarenhandel, is dit ook een fantasierijk cadeau) en wat te zeggen van een aardewerken wandbord, met wie weet, de toepasselijke tekst 'Spreken is zilver, zwijgen is goud'?

Deze aangelegenheden baren het bestuur niet de meeste zorg. Ach, die cadeautjes en 'representatiekosten' kosten de kop niet; het zijn de onderhoudswerkzaamheden die het zwaarst wegen. Het schoolgebouw is dan nog wel niet zo oud, maar na meer dan 10 jaar intensief gebruik is het wel weer eens aan een verfje toe. Blijkbaar zijn de kozijnen ook niet meer wat ze geweest zijn, waaruit mag blijken dat het alom zo hoog aangeslagen zogenaamd 'vooroorlogs materiaal' wel degelijk aan normale slijtage onderhevig was. De enige financieel haalbare oplossing is het onderhoud uit te smeren over een aantal jaren. Elk jaar komt dan een klaslokaal voor een opknapbeurt in aanmerking, waarbij het bestuur jaarlijks een andere timmerman en schilder aanwijst.

Een andere financiële zorg is de schoolbus. In 1933 rijdt de bus voor het eerst van Follega naar Lemmer. Voor die tijd was het vervoermiddel de paarde- of de benenwagen. Men ziet het blijkbaar wel zitten om de 40, van de 'Boerestreek' afkomstige kinderen met een bus te vervoeren. Het valt tegen, want de kosten rijzen de pan uit. Eerst betaalt men f 12,- bushuur per week, maar allengs wordt dit bedrag hoger en kan de vereniging deze kostenpot niet meer opbrengen. Dat de bus niet verdwijnt, is te danken aan de ouders van de buskinderen, die dan zelf een duit in het zakje doen.

Het blijft echter een teer punt op de vergaderagenda. Men wil de leerlingen hier graag op school houden en kan het eigenlijk niet betalen. De bus blijft het duurste vervoermiddel en als er dan ook nog een aantal kinderen met de goedkopere tram gaan, is een samenwerking met de openbare school de aangewezen weg. Deze samenwerking komt tot stand en zal ook gedurende de oorlogs-jaren, wanneer er hele andere aspekten meespelen, voortduren.

Er gaan ook kinderen uit de Brekkenpolder in Lemmer naar school. Deze polder is moeilijk bereikbaar per bus en voor 10 tot 12 kinderen kan er ook geen bus rijden, terwijl ze ook nog per boot moeten worden overgezet De oplossing vindt men in het laten varen van een bootje. Dus zo vaart de heer Van der Laan met een open bootje, zomer en winter, vanuit de polder naar Lemmer.

De bewaarschool heeft nog steeds de aandacht van het bestuur. In 1934 loopt de vergunning af en zal men tot de stichting moeten overgaan. Het komt er weer niet van, want de middelen ontbreken juist nu en het lijkt er niet op dat daarin de komende jaren, door alle bezuinigingen, verandering zal komen. De vergunning laat men met 5 jaar verlengen, maar zoals zo vaak gebeurt, is het ook hier zo, dat van uitstel, afstel komt, want als de gemeente Lemsterland in 1939 met een uitbreidingsplan op tafel komt, verkoopt men het perceel grond dat bestemd was voor deze bewaarschool aan de gemeente en ziet men af van het bouwen hiervan.

Dit bestemmingsplan brengt een aantal veranderingen met zich mee. De plaatselijke situatie was tot dat moment, dat de scheiding tussen de Rooms Katholieke school en de Christelijke school werd gevormd door een sloot. Deze sloot verdwijnt met het aanleggen van een nieuwe straat, de Lennastraat en het bouwen van een aantal woningen. De paden rondom de school maakt men beter begaanbaar en het 'Zwartewegje' wordt rond die tijd omgedoopt in 'Flevostraat'.

Het bestuur ondergaat intussen ook de nodige wijzigingen door het periodiek aftreden van Holke Dijkman en Eile P. de Jong, en door het overlijden van de drogist G. Boonstra. De nieuwe leden in het bestuur zijn notaris A. I. Bakker, die het secretariaat overneemt de heer Watering en de gemeenteontvanger C. Faber. Een vermeldenswaardig punt bij deze bestuurswisseling is, dat de oudere generatie dan niet meer vertegenwoordigd is in het bestuur en dat voor het eerst alle leden, ouders van schoolgaande kinderen zijn.

Overigens wordt H. Dijkman, na het vertrek van B. Watering, in 1936, als bestuurslid herkozen en zal hij deze funktie nog jaren bekleden. Ook komt er in deze jaren een wijziging in de opvatting van de artikelen 5 en 7 der statuten; waar leden' staat vermeld, kan men lezen 'belijdende leden' en 'doopleden', wat zowel geldt voor leden, bestuursleden als onderwijzers.

1934 - 1936 enige feiten

  • augustus 1934: invoering nieuwe spelling.
  • een leegstaand lokaal in de lagere school wordt ingericht voor het handwerkonderwijs
  • de waterleiding is verplicht gesteld en daardoor moet de pomp uit school verdwijnen.
  • een grote bazar houdt men in de gymzaal van de openbare ulo aan de Kortestreek. Een grabbelton duit men tijdens deze bazar, maar een loterij is 'uit den boze'

Feestelijkheden.

Ondanks de sombere tijden is men zo nu en dan toch wel in de stemming feest te vieren. Rond de verjaardag van Koningin Wilhelmina, staat er ieder jaar toch een Oranjefeest op het programma, de ene keer wat uitbundiger gevierd dan de andere, maar een feest is het! In 1936 bestaat de viering uit een gezamenlijke optocht van schoolkinderen, met vlaggetjes en oranje strikken en 's middags de volksspelen, opgeluisterd met een band (betiteld als '10 man muziek') uit Echtener-polder.

Het 75-jarig bestaan van de vereniging viert men daarentegen op sobere wijze. De nieuwe conciërge Haye Dijkstra, die de 1e november 1938 Albert Smink, is opgevolgd, krijgt het maar druk met de organisatie van dit feest. Gelukkig is de oude Smink, hem nu en dan nog behulpzaam en zal hij ook de in komende jaren, ter aanvulling van zijn pensioen, nog een aantal hand- en spandiensten verrichten, want de taken van een conciërge zijn veelomvattend.

Koninginnedag 1936 - een vrolijke optocht van schoolkinderen, gewapend met de rood-wit-blauwe vlag, trekt door de straten van Lemmer.

Deze opname van het bestuur en de personeelsleden van de lagere en de ulo-school is gemaakt ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de vereniging. Zittend v.l.n.r. de bestuursleden C. Faber, H. Dijkman, A.I. Bakker, W. de Vries, M. F. de Vries, O. Plantinga en het hoofd der lagere school S.T. van der Kooij. Staand v.l.n.r. de meesters J. Homans, M. Fokkema, Fr. de Vries, mej A. Bangma, mej. Bruist, conciërge H. Dijkstra, mej. Euverman, de meesters L. Mulder, J. Dragt, B. Derks en het hoofd van de ulo-school R. van Dijk.

Geen echt vrolijk feest dus voor de kinderen, maar slechts een traktatie valt hen ten deel. Verder staat er voor de oudere leerlingen, ouders en leden een herdenkingsdienst op het programma.
Deze dienst wordt op speciale uitnodiging bijgewoond door de schoolinspekteurs Wijtzes en Bierling, en de plaatselijke predikanten. Het zangkoor 'Cantemus Dominum' zorgt voor een welkome afwisseling tussen de redevoeringen van de diverse genodigden. De enige uitspatting die het bestuur zich permitteert zijn de gebakjes (en toch weer die sigaren) bij de thee, na afloop van de dienst geserveerd in de consistorie en alleen toegankelijk voor het bestuur, de hoofden en genodigden.

In 1939 zijn de tekenen van het naderend onheil al merkbaar. De mobilisatie wordt afgekondigd op 30 augustus, voor het bestuur een reden om het schoolfeest af te gelasten. Ook meester Franke de Vries, sinds 1936 als tijdelijke kracht en per 1-1-1939 in vaste betrekking, moet gehoor geven aan de oproep voor militaire dienst. Mej. Frankema, valt dan voor hem in, want natuurlijk gaan de lessen op school gewoon door.

Een ander punt waaraan men nu toch meer aandacht besteedt, is de luchtbeschermingsoefening. Vanaf 1936 moet de bevolking geregeld verduisteringsoefeningen houden. Dan mag uit de huizen en ook uit de schoolgebouwen geen licht naar buiten stralen. Voor het overige houdt men zich bezig met de normale gang van zaken, zoals het instellen van de personeelsvergadering en de aanschaf van nieuwe banken. Het is de stilte voor de storm.

1940 - 1945 een school in oorlogstijd.

Wat Nederland tijdens de bezetting heeft doorgemaakt kunnen we allemaal weten door de verhalen van hen die de oorlog hebben meegemaakt en de vele dokumentatie, die na deze tijd van onderdrukking is verschenen. Wat het betekent om in een bezet land de school draaiende te houden, daarvan is door de toenmalige bestuurders weinig opgetekend. Door een aantal zaken te kombineren, met toevoeging van de ervaringen van een aantal mensen, die in die tijd nauw bij de school betrokken waren, is het toch mogelijk een beeld te schetsen van de situatie. Dat het voor de schoolkinderen een heel andere ervaring is geweest, kunt u even verderop in dit boek lezen in het verhaal van Hillebrand Lemstra, 'Een schooljongen in oorlogstijd'.

Dat het bestuur en de leerkrachten in de eerste maanden van de bezetting nog niet weten waar zij aan toe zijn, blijkt uit de voorzichtige toon, die gebruikt is bij het schrijven van de notulen van de bestuursvergaderingen. Het totaal ontbreken van enige korrespondentie uit die eerste periode van bezetting toont aan dat de kommunikatie met de schoolorganisaties blijkbaar via andere kanalen verliep. Hieromtrent ontbreekt ons echter elke zekerheid. Er is in deze periode nog geen sprake van invloed, die de bezetter zal willen uitoefenen in het besturen van de school. Het enige kontakt met de bezetter is in die begintijd beperkt gebleven, tot de vordering van de school in de meidagen door de Duitse weermacht. Zij maakten zo'n zwijnestal van de school, dat conciërge Dijkstra en zijn gezin een flink aantal dagen bezig zijn geweest om de boel weer schoon te krijgen.

1941 - De Christelijke school van Lemmer, gezien vanaf de Lennastraat.

Nee, dat eerste jaar is er nog niet veel reden tot ongerustheid. Er is natuurlijk de distributie op brandstof die behalve voor de verwarming, ook gevolgen heeft voor het rijden van de schoolbus. Zijn er geen brandstofbonnen meer, dan rijdt de bus ook niet. De verduistering, die eerst nog zo onwaarschijnlijk leek, wordt nu bittere werkelijkheid en natuurlijk komt het voedsel op de bon, want daar in Duitsland schijnen ze nogal wat nodig te hebben. De schoolkinderen krijgen zo nu en dan een ekstraatje in de vorm van een beker melk. Alle beetjes helpen.....

Er is weinig reden om feest te vieren en de veronderstelling dat er op 31 augustus, de verjaardag van Koningin Wilhelmina, wel geen feest zal worden gevierd, is helemaal juist. Dat de bezetter de scholen en met name de bijzondere scholen, echter niet ongemoeid zal laten, blijkt al als de vereniging aangifte moet doen van al haar bezittingen en men de 'niet-Ariër'-verklaringen voor bestuur en personeel moet ondertekenen.

Het schoolverzet.

In het voorjaar van 1941 wordt al snel duidelijk wat de bedoeling is: Nederland moet zo spoedig mogelijk een uniforme Staatsschool hebben en voor het bijzonder onderwijs is dus geen plaats meer. Dit past ook geheel in de denkbeelden van het nationaal socialisme: het onderwijs volledig onder staatskontrole. Het onderwijs is immers het eerste middel om politieke ideeën door te geven aan de jongeren. Daar kan de basis gelegd worden voor de toekomst: het derde rijk met 'ein Volk, ein Führer'. Rijkskommissaris Seyss-Inquart, houdt echter met één ding geen rekening, nl. de bijzondere scholen hebben een schoolstrijd gevoerd en zullen niet zonder meer het hoofd buigen en de verworven rechten prijsgeven!

Met een reeks van maatregelen wil 'Het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur', de nieuwe naam voor het departement van onderwijs, o.l.v. secretaris-generaal Van Dam, de bijzondere scholen treffen. Men moet nu onder meer toestemming vragen tot het houden van ouderavonden. Zo krijgt in april 1941 het schoolbestuur van de Christelijke school van Lemmer het volgende bericht:

„Het schoolbestuur is verplicht alle benoemingen en ontslagen voor te leggen aan de secretaris-generaal van het departement van O.W. en C." Hiermee is de besturen het recht ontnomen zelf leerkrachten aan te stellen en te ontslaan. Enkele maanden later verschijnt de verordening van de 'Reichskommissar' die de secretaris-generaal nog meer bevoegdheden geeft, o.a. „het afhankelijk stellen van de subsidiëring, van de bijzondere scholen van wijzigingen in het leerplan en de leermiddelen", „de schoolbesturen aanwijzingen te geven voor de handhaving van orde en rust" en „de bevoegdheid eventueel de schoolbesturen te laten vervangen door gemachtigden en bij te weinig medewerking de bijzondere school te sluiten".

Tegen deze verordeningen rijst veel verzet uit de protestantse schoolorganisaties, waarbij ook onze school is aangesloten. De schoolraad (secr. Mr. J. J. Hangelbroek), de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs en de organisaties van de leerkrachten gaan nu gezamenlijk in verzet Seyss-Inquart, breekt dit verzet door te dreigen met harde maatregelen. Het is geen wonder dat men uiteindelijk de strijd ontweken heeft en zich proforma geschikt heeft. De angst voor represailles is té groot; er zijn dan al gijzelaars en verzetsmensen voor minder grote vergrijpen, zonder enige vorm van proces ter dood gebracht.

De voormannen van het schoolverzet zijn wel gearresteerd geweest, maar komen na een paar maanden gevangenschap weer vrij. Dat Seyss-Inquart, de dreigementen uiteindelijk toch niet ten uitvoer brengt, is omdat hij bang is dat de strijd niet alleen een 'schoolstrijd' zal worden, maar door de binding met de kerken, wellicht kan uitmonden in een 'kerkstrijd' èn dat de onrust die de maatregelen zullen veroorzaken, gemakkelijk kan overslaan op de wereld van het openbaar onderwijs. Uiteindelijk komt het hem niet op de onderwijskrachten en besturen aan, maar op de jeugd, die hij met het oog op Duitslands overwinning, moet winnen voor het Nationaal Socialisme. Voorlopig staakt hij zijn streven naar gelijkschakeling van de scholen, want Hitier heeft nóg niet gewonnen.

De aangekondigde maatregelen worden dus officieel wel doorgevoerd, maar van de uitvoering komt niet veel terecht, wat mede te danken is aan het 'stille verzet'. Er zijn namelijk een groot aantal 'goede' schoolinspekteurs, die er bij de uitvoering van de maatregelen, een geraffineerde vertragingstechniek op na houden.

Ook de zogenaamde 'verbeterblaadjes', die bedoeld zijn om de teksten in bijvoorbeeld de geschiedenis- en taalboekjes te bedekken met minder Oranjegezinde of anderzins anti-Duitse tekst (een vorm van pensuur die de leerlingen alleen maar opwekt om te gaan kijken naar wat er oorspronkelijk gestaan heeft) zijn door de schoolboekenuitgevers met grote 'vertraging' verzonden.

En het besluit om het vak 'Duitse taal' in de 7e leergang in te voeren, lapt men aan zijn laars. Want wie heeft nu belangstelling voor Duits? De schoolliedjes, die de rood-wit-blauwe vlag of het Oranjehuis bezingen zijn natuurlijk verboden en ook dat de Koningin Wilhelminaschool haar naam niet meer mag dragen, ligt in de lijn van de anti-Oranje campagne, die de bezetter voert. De school gaat de rest van de oorlog naamloos verder.

1942 in het verborgene.

De toon in de verslagen is nu nog voorzichtiger, want wie kun je nog vertrouwen in deze benarde tijden? Op welk tijdstip men precies besloten heeft het archief van de vereniging te verbergen, is niet te achterhalen. Waar het verborgen is geweest blijft ook een raadsel; wat je niet weet kun je ook niet verraden, moet het devies geweest zijn.

Wel is zeker dat het ondergronds verzet de helpende hand heeft geboden. Men zit dicht bij het vuur, want het bestuurslid Van der Wal, is nauw betrokken bij het verzet. Overigens zijn de meeste archieven van 'verboden' verenigingen uit veiligheidsoverwegingen verbrand, waaruit we de konklusie kunnen trekken dat het erg riskant was deze papieren te bewaren. De vooroorlogse geschiedenis van onze school had dus ook in vlammen kunnen opgaan!

Dat de bestuurders, ondanks de dreigende taal van de bezetter, toch de moed hebben gevonden om door te gaan met vergaderen, ook nadat er een vergaderverbod is uitgevaardigd en men dus in het geheim moet bijeenkomen, mag zeker niet onvermeld blijven. Zij nemen hiermee toch een groot risiko, want zij kunnen dan nog niet weten dat de hele, door de vijand uitgedachte onderwijshervorming, deerlijk zal mislukken.

In het verborgene gaat men dus door. Men stelt prioriteiten. Ten eerste moet het nuttige handwerken nu helemaal nuttig zijn; er moet voldoende brandstof zijn en zoals de huisarts Olivier, die ook als schoolarts optreedt, al opmerkt moet de gezondheid van de kinderen goed in de gaten worden gehouden.

Het bestuur tracht deze jaren de kinderen enige bijvoeding te doen toekomen in de vorm van melk en fruit, ook al is het soms een onmogelijke opgave om aan deze voedingsmiddelen, die alle op de bon zijn, te komen. En het voedsel is belangrijk, dat mag blijken uit het feit dat men een groot deel van de speelplaats opoffert aan een moestuin. Het nu verplicht gestelde gymnastiekonderwijs kost het bestuur ook de nodige hoofdbrekens. Vanwege de schaarste kan men geen toestellen laten maken bij de timmerman. Of ze er uiteindelijk nog gekomen zijn, wordt niet vermeld. Het is ook eigenlijk te onbelangrijk in samenhang tot de gebeurtenissen, die overal plaats vinden.

1943 Fokelinus van der Wal.

Het derde oorlogsjaar gaat in en de bezetter draait de duimschroeven steeds strakker aan. Het bestuur, gevormd door de heren M. F. de Vries, H. Dijkman, C. Faber, O. Plantinga, A. I. Bakker, F. van der Wal en D. van der Neut, wikt en weegt. Men durft de aanplakbiljetten voor de Waffen SS en de Jeugdstorm, niet te weigeren, maar of ze ooit in school hebben gehangen, blijft een vraag. Fokelinus van der Wal, is het enige bestuurslid, dat tegen deze voorzichtige houding van de overige bestuursleden is.

Hij geeft er meerdere malen blijk van zich niet met de beslissingen te kunnen verenigen.
De maatregel om bordjes op de school te plaatsen met "Verboden voor Joden' is echter door allen met kracht van de hand gewezen.
De verzetsman Fokelinus van der Wal, heeft uiteindelijk zijn anti-Duitse houding met de dood moeten bekopen.

Als hij na een handtekeningenaktie, met betrekking tot hel ambtenarenverzet (in het dagelijks leven was Van der Wal kommies bij de belastingen) wordt verraden, wordt hij gevangen genomen en overgebracht naar het kamp Vught. In de ledenvergadering in mei 1943 is hij herdacht als een man met rotsvaste beginselen, die zijn geloofsovertuiging ook in het kamp nog weet over te dragen aan zijn medegevangenen, zijn strijd tegen wat hij 'duivelswerk' noemde, tot het einde toe volhield en als een man die voor zijn standpunt uitkwam. „Wij herdenken dat op 18 april 1943, Fokelinus van der Wal, zijn leven heeft gegeven voor de vrijheid....

Besluit.

In 1943 vergadert het bestuur vier keer en de tekst zit vol algemeenheden. In 1944 komt het bestuur tien keer bijeen en de verslagen van de vergaderingen bestaan uit twee zinnetjes. In datzelfde jaar treedt de verzetsman Onderweegs, toe tot het bestuur.
Er komt van lesgeven in die jaren niet altijd evenveel terecht.

Regelmatig moeten de leerlingen plaats maken voor evacués, die men tijdelijk in de school onderbrengt. Niet altijd tot genoegen van de conciërge, want bepaald netjes laat men de boel niet achter. Tot grote hilariteit van de leerlingen, houdt men ook wel eens een luchtbeschermingsoefening o.l.v. Haye Dijkstra, die met zijn trompet het startschot geeft voor de oefening.

Toch ligt de werkelijkheid soms erg dichtbij want als een eskader Engelse vliegtuigen, achtervolgd door Duitse jagers, hun lading van meer dan 100 bommen in de weilanden, niet ver van de school laat vallen, maakt men serieus werk van het luchtbeschermingsmateriaal. In elke klas komt nu blusmateriaal, bestaand uit een bak zand met een schop. Men heeft ook zijn benauwde momenten gehad, want als er een Joods onderduikertje leerling van de school is ... er wapens in de kelder zijn verstopt en er op de stoffige zolder een regelmatig op de Engelse zender afgestemde radio, is verborgen, hoeft er maar één 'uit de school' te klappen en de ellende is niet te overzien.

Toch komt er eens een eind aan deze oorlog. Op 17 april 1945 is Lemmer bevrijd en kan met het juk der onderdrukking' afwerpen. In deze periode hebben bestuurders en leerkrachten het betreffende hun principes wel het zwaarst te verduren gehad. Achteraf kan men zeggen dat zij wel wat heldhaftiger hadden kunnen optreden, maar veel bestuurders van Christelijke scholen wisten niet wat wij zoveel jaren later kunnen overzien.

Maar nu is het tijd om feest te vieren. De driekleur kan weer in alle vrijheid wapperen, de vaderlandse liederen kunnen weer klinken uit de kindermonden en Koningin Wilhelmina is terug in het land. Haar naam kan weer in volle glorie worden gevoerd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.