Foto-album |2|

Karolina van Anken, met haar 26 kleinkinderen.

Omschrijving Jan van Ommen: De (trotse) familie met bemanning en gasten op het jacht. De Fotograaf is Slootkamp. Volgens Poppe Kop zijn o.a. volgende personen aan boord: Oma en Opa in de kuip, een knecht, zittend op het kajuitdak: Fenny Jonker, Gezina (?) en Renny de Vries, op de giek zitten Jan de Vries en Lien Spiering. Staande mijnheer Siebesma en een knecht.

Mijn exemplaar is van een "oom Albert" als ansichtkaart benut geworden. Een tamelijk lang verhaal aan de "snoeperige nichtjes". De kaart is ingeplakt geweest en is moeilijk te lezen. Hij schrijft o.a. Citaat: "Deze kiek vind ik op de keeper beschouwd onzedelijk. Er is te veel kous zichtbaar van onze Riek. Wat zit ze daar anders lief met Jan net een paar parkietjes op een latje"

Omschrijving Jan van Ommen: Vijf mannen en oom Jan in een schouwtje. De mannen roken pijp. Opa aan het roer. Ik schat ca. 1915.

Jan en Siebold, aan de dijk.

Meisjes achter de mastmakerij.

Een halve eeuw hij dezelfde firma.

JOUKE BROUWER TE LEMMER VIJFTIG JAAR WERKZAAM BIJ ZEILMAKERIJ DE VRIES.

Jouke Brouwer.

In het jaar 1901 werkte de 13-jarige Jouke Brouwer, te Lemmer in een touwslagerij. Evenals wijlen Michiel de Ruyter, draaide ook kleine Jouke urenlang aan het grote wiel, welke bezigheid met zeven stuivers per week werd gehonoreerd. Op de zeilmakerij van de Fa M. F. de Vries, had men destijds een flinke jongen nodig, omdat één van de knechts onder dienst moest.

Een broer van Jouke was nogal bevriend met de baas en vooral daardoor kwam hij op de zeilmakerij terecht. Om precies te zijn op de 14de October 1901. Het was net, of hij een Rijksbetrekking kreeg, want bij de nieuwe baas zou hij honderd hele centen per week verdienen.

Werkelijk, zei Brouwer, toen we even bij hem aanliepen en een praatje maakten, voor mij was het destijds een buitenkansje, want als jongen van dertien jaar zou ik een hele gulden per week verdienen en dat was in die tijd geen kleinigheid. Ik was nog geen elf jaar, toen ik al in een touwslagerij moest werken, eerst alleen in de morgenuren en later de hele dag. Zeven stuivers per week verdiende ik toen. Daarom was ik zo blij met mijn nieuwe betrekking.

Ja, vijftig jaar heb ik daar straks gewerkt, maar ik vind het niet nodig om er veel drukte van te maken. Elk mens moet aanpakken en wij leerden al jong de handen uit de mouwen te steken. Dat ik nu toevallig vijftig jaar zeilmaker ben is zo'n grote verdienste niet.

Toen we echter over zijn werk begonnen, raakte Brouwer toch op zijn praatstoel. Als duvelstoejager was hij in 1901 op de zeilmakerij begonnen, maar met het verstrijken der jaren kreeg hij zijn moeilijk werk geheel onder de knie.

In het begin van deze eeuw, vertelde onze gastheer, waren onze vissersvloot, de tjalken van de binnenvaart en zeeschepen als schoeners en klippers onze klanten. En wat voor klanten! Ieder, die wel eens een tekening van zon schoener heeft gezien, zal het grote aantal zeilen zijn opgevallen, dat zo'n schip bezat.

Wat had je toen een prachtige schuiten. Slanke klippers, die tientallen vierkante meters zeildoek voerden en meteen stijve bries, schuin op één boeg liggend door de golven bruisten. En het zee volk, zo lenig als acrobaten, vlóóg op de commando's van de bootslui het want in.

Dat heb ik vaak gezien, vertelde Brouwer verder, want destijds moesten we dikwijls naar Hasselt, Amsterdam of Rotterdam, om nieuwe schepen op te tuigen. Zwaar en verantwoordelijk werk was dat, want ook tegen harde wind en stormen moest het zeildoek klippers en schoeners bestand zijn. Toch betekenden die reizen 'n welkome onderbreking in het dagelijks bestaan. Maar zwaar werk was het zeker, net als het tanen van zeildoek.

Toch mocht ik nooit klagen, want werkeloosheid heb ik gelukkig niet gekend. Mijn loon — elf centen per uur, bij werktijden van 's morgens vijf tot 's avonds zeven uur — was voor die tijd niet slecht. En dat je ook Zaterdagmiddags, werkte was heel gewoon. Wat dat betreft, vond onze gastheer, is er heel veel ten goede veranderd.

Werkelijk slechte tijden maakte Brouwer mee, toen hij in de eerste wereldoorlog als landstormer onder de wapens werd geroepen. Zijn vrouw en twee kinderen ontvingen destijds één gulden per week ondersteuning. In de winter kwam daar dan nog tien cent voor de brandstof bij.

Met het voortschrijden der techniek verdwenen klippers en schoeners van de wereldzeeën en allengs ook de tjalken uit de binnenwateren. Het afzetgebied van de zeilmakerij veranderde, doch ook het werk werd lichter. Rond 1930 deden de zig-zag naaimachines hun intrede.

Tegenwoordig maakt men zeilen voor jachten, regenbogen, Valken enz. maar ook dekkleden, markiezen en fietstassen. Ook in het buitenland zitten de klanten.

Of Brouwer nu, na een halve eeuw van arbeid gaat rusten? "De pinsjoenen bin'leech en it libben is djûr. Ik leau, dat ik mar hwat trochpiele moat". De nescheiden Lemster, die men zijn 63 jaren nog niet aanziet en die van zijn jubileum niet veel drukte wil hebben, zal desondanks de 14de Oktober menig gelukwens in ontvangst moeten nemen dunkt ons.

En terecht....

Bron: HEERENVEENSE KOERIER, 13 October 1951.

De taanderij van M. de Vries te Lemmer

 Taanketel van M.F. de Vries.

Rechts is het pand van Zeilmakerij M.F. de Vries te zien

In den strengen winter van 1740 was de Zuiderzee van 5 Jan. tot 10 Maart dichtgevroren, de Friezen, die per schaats en per slede een bezoek aan Enkhuizen brachten — op 26 Januari kwamen er niet minder dan 160 Friesche sleden te Enkhuizen — in één week tijds daar voor niet minder dan f 40.000 aan goud en zilver kochten. Wij geven hierbij een afbeelding van een zilveren trekpot, die eveneens in die dagen door Friezen, op een sledetocht van Stavoren naar Enkhuizen, in laatstgenoemde stad is gekocht. Deze trekpot, met Inscriptie en van fraai drijfwerk voorzien, is thans het eigendom van de familie De Vries, mastmakerij te Lemmer.

De familie is tevens in het bezit van twee zilveren theebusjes, die met soortgelijk drijfwerk zijn versierd, als de trekpot, doch geen inscriptie hebben.
Waarschijnlijk zijn dus ook de theebusjes op denzelfden tocht gekocht, maar zekerheid heeft men hieromtrent niet. In ieder geval zullen ze van dezelfde zilversmederij afkomstig zijn.

De trekpot draagt als inscriptie: Hanso Lemstra Lemstra, Reijnskien Frankena en haar Dogter Elske Lemstra hebben Deese trekpot met pard en slee van inkhuysen Gehaalt en betaelt de 1 marlij 1740.

Tusschen deze regels in zijn afgebeeld, eerstens een paar wapens, die niet te herkennen zijn, en verder een paard en arreslee, met drie inzittenden, zich bevindende op het ijs tusschen twee steden, die voor en achter de slede uit de zee oprijzen en derhalve Stavoren en Enkhuizen zullen moeten voorstellen.

Naar ons werd meegedeeld is de trekpot met de beide theebusjes tot 1878 het eigendom geweest van Jentje Michiel Tromp te Woudsend, die ze had geërfd van zijn zuster Wietsche van Hettinga Tromp, wed. H. van Wetsinga, geboren te Woudsend, later wonende te Workum en aldaar gehuwd met Ds. Sevensma van Langweer.

Daar het echtpaar Sevensma—Van Hettinga Tromp kinderloos stierf, kwamen de voorwerpen in bezit van bovengenoemden heer J. M. Tromp, die ze in 1878 naliet aan zijn dochter Gerbrig Tromp.

Deze was gehuwd met den mastmaker J. S. de Vries te Lemmer en liet de voorwerpen in 1896 na aan haar schoondochter wed. S. J. de Vries, eveneens te Lemmer, die nu onlangs is overleden, waardoor hare kinderen de merkwaardige voorwerpen hebben geërfd.

Bron: Leeuwarder Nieuwsblad 30 Jan. 1926

Diner met het personeel voor het feest van Looijenga. 25 jaar.

Een afdruk van het personeel van de mast- en blokmakerij van Jan de Vries. Van links naar rechts; ?, Teake Bijlsma, Kooi?, Jan de Vries, ?, met bijl is Frens de Vries, geheel rechts een onbekende. De man die in het midden zit zou Van Brug of Haagsma kunnen zijn. Teake Bijlsma heeft nog enige tijd in de mastmakerij van Jentje de Vries in Duitsland gewerkt.

De heer Scholing bij mastmakerij Houtmankade te Amsterdam.

Het pand aan de Polderdijk "Toen"

Later

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.