Sluis |1|

Eens was er een tijd dat de vluchthaven vol was met botters en aken met manden vol vis.
Die buiten op zee altijd flink werd gevangen; we weten thans dat dat verleden is.

In deze nauwe doorvaart tot na de brug, is de vroegere zeesluis geweest. Deze in steen opgebouwde sluis werd in 1658 gemaakt op de plaats van een eerdere houten sluis, en werd de Lemsterzijl genoemd. Reeds in 1411 was er sprake van een zijl, waardoor schepen konden varen, maar het bestaan ervan is zonder twijfel veel ouder. Het onderhoud van de sluis berustte vroeger bij de drie dorpen Eesterga, Follega en Lemmer.

Dit heeft tot 1872 geduurd, toen de Provincie kans zag het complex in het waterschap "De Lemstersluis" onder te brengen. Omdat de lusten (tol) de lasten (onderhoud) ver overtroffen hebben de dorpen er maar moeilijk afstand van kunnen doen. In 1888 raakte de sluis buitengebruik, omdat er een nieuwe sluis was gebouwd in de monding van de vroegere buitenhaven. De oude sluiskolk is nog lang zichtbaar geweest, maar de bezetter heeft in de Tweede Wereldoorlog de doorgang verbreed, waardoor ook de laatste herinnering aan de Oude-Sluis verdween. Alleen de doorkassen van het bovenhoofd zijn nog te zien.

Vóór het pand Oudesluis 7 bevonden zich klippen waarin de sluisdeuren zich bevonden en van waaraf de deuren werden bediend. De klippen, onderling met elkaar verbonden door een muur, staken ruim een meter boven het straatniveau uit. De buiten-klippen, aan de zeezijde van de sluis, bevonden zich ter hoogte van het pand Oudesluis 1. De doorgang langs dit pand, van de Schulpen naar de Oudesluis bedroeg hier niet meer dan een meter. Boven op deze buitenklippen bevond zich een ophaalbrug. Deze werd in 1862 vervangen door een basculebrug, die buiten de klippen werd geplaatst op de vleugel-muren van de sluis. Deze nieuwe brug werd in de volksmond de "Blokjesbrug" genoemd. Ook de huidige brug, die weer verder naar het zuiden werd gelegd, wordt nog steeds zo genoemd. De gedenksteen in de sluiswand herinnert aan het herstel, uitgevoerd in 1838. 

Sluis, Lemmer.

De sluisgeschiedenis tot 1873 toegelicht

Uit de inhoud ener akte, opgenomen in een grafelijk register (Ch I, 373) leiden K.A. Rienks en G.L. Walther, 1954, Binnendijken en Slieperdiken yn Fryslân, af, dat in het jaar 1411 Lemmer aan de Zuiderzee lag en dat in de zeedijken hier toen een zijl was, welke diende voor afwatering en scheepvaart.

In het reeds bovenbedoelde proces heeft het Hof van Friesland op 7 december 1602 aan de hand van het toen nog volledige register van den aanbreng van 1511 vastgesteld, dat de reparatie van de sluis moest komen ten laste van de patronen van Eestergae, Follega, en Lemmer en te vergoeden aan de provincie Friesland, die de reparatiekosten reeds had voorgeschoten. Hetgeen uit die goederen niet te verkrijgen was, moesten de ingezetenen (bedoeld zijn landeigenaars) van deze drie dorpen opbrengen."Kerkpatroon" kan men opvatten als een stichting welke het kerkgebouw bezit en in eigendom heeft en evenals het gebouw der kerk genoemd is naar een heilige uit de tijd van voor de Hervorming.

Na de Hervorming (1580) hebben de kerkvoogden der drie dorpen zich als eigenaren beschouwd; zij verhuurden gezamenlijk de visvangst in de sluis. Er was reeds een tol op de doorvaart, die in 1640 door de toenmalige soevereine, de Staten van Friesland, voorzien is van een verhoogd tarief en toegestaan aan de gecommitteerde der drie genoemde dorpen (ch V, 455). Er waren hier wel drie kerkvoogdijen, maar het was slechts één Hervormde gemeente voor de drie dorpen samen.

De aantekeningen van Simon Stijl in Tegenwoordige staat van Friesland, deel I, dat de sluis van de provincie was, is door hem ingetrokken, 1789, in deel IV. De bepaling uit 1640: het tolgeld dient voor (be)stuur en onderhoud der Lemsterzijl alléén, bleef van kracht. Tijdens het grietman loze tijdperk werd het Friese stemrecht (van de stemhebbende "plaatsen") afgeschaft; het maakte plaats voor het (politieke) mannenstemrecht en t.a.v. kerkengoederen en waterschapsgoederen voor het florenenstemrecht.

Voor ieder floreen in het kohier, opvolger van het register van de aanbreng, één stem, terwijl volgens ditzelfde kohier een eventuele verdeling van onderhoudslasten plaats kon vinden. Ingezetenen zijn in dit geval niet de mannen, de burgers, maar de floreenplichtigen. Waarschijnlijk is als gevolg van princiële scheiding tussen kerk en staat de sluis toegewezen aan de floreenplichtigen, in dier voege dat dezen in 1815 werden erkend door Gedeputeerde Staten van Friesland, ofschoon geen burgerlijk rechter; ook verleende dit college een verhoogd toltarief aan de floreenplichtigen der drie dorpen, hoewel het college geen soevereine was.

Niettemin hebben de schippers dit tarief betaald. Er kwamen nu jaren van overschotten, wat de landeigenaars, getroffen o.a. door de grote watersnood van 1825, best konden gebruiken. In of omstreeks 1856 zijn evenwel rechten, zoals die op doorvoer op allerlei gebruiksgoederen, afgeschaft. Er kwam nu ook kritiek op de tolgelden en de verdeling daarvan onder floreenplichtigen. De floreenplichtigen deden hun zaken zelf af en hadden enkel een administrateur voor het leven benoemd: Wilco van Andringa de Kempenaer. Wellicht hadden Gedeputeerde Staten het tarief 1815 van hun voorgangers kunnen intrekken. Het provinciaal beleid ging echter in de richting van reglementering. De floreenplichtigen werkten geenszins mee. Zij wensten geen benoeming als bestuurslid volgens het door de Staten van Friesland vastgestelde reglement te aanvaarden.

Na redactieverandering door de Staten zijn in het bestuur benoemd tot bestuurslid de burgemeesters van Lemsterland en van de naburige gemeenten. Maar ook nu werkten floreenplichtigen, met hun administrateur voorop, niet mee. Het (nieuwe) bestuur stelde een daad: het stuurde een nieuwe sluis- en tolwachter naar de sluis, die de tolgelden ging innen (volgens tarief-1815). Aangezien de floreenplichtigen zich hielden aan de oude toestand (het bezit van de sluis) procedeerden zij en kregen gelijk. Nu werden tolgelden weer ontvangen door de (oude) administrateur. Op deze manier heeft men tegelijkertijd twee bestuursarchieven over een en dezelfde sluis.

Men kan dit zien in de beschrijving der archieven. In dit proces kon het (nieuwe) bestuur zijn recht op de eigendom niet doen gelden als gevolg van een bepaling in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, dat men niet over bezit en eigendom tegelijkertijd mag procederen, maar in een nieuw proces hierover kreeg het gelijk in drie instanties (Rechtbank Sneek, Provinciaal Hof te Leeuwarden en Hoge Raad der Nederlanden). Aan de hand van de toenmalige redactie der Grondwet was het onzeker of de Staten een waterschap konden oprichten; wel konden ze een (bestaand) waterschap reglementeren.

In het arrest van het Hof vindt men de constatering dat de Provinciale Staten van Friesland, toen zij het reglement vaststelden, te doen hadden met een waterschap dat al bestond: er was een waterschapswerk en er waren ingelanden, die daarvoor aansprakelijk waren. - Het Hof oordeelde voorts dat het toltarief-1815 onbevoegd was verleend (1870). Een nieuwe tol is verleend bij Koninklijk besluit van 6 januari 1873.

Met deze toelichting benevens de kaarten bij Rienks-Walther en bij A. Schrijver kan men verder de archieven raadplegen.

Mr. H.T. Obreen.
Bron: www.friesarchiefnet.nl

Een karakteristiek plekje in Lemmer is de Lemster Sluis. Er heerst toch altijd nog een aparte sfeer rond de sluis en dat was zeker het geval voor de grote verandering plaats vond. Toen IJsselmeer nog Zuiderzee was, toen je op de Sluis staande de zee met de Dam met de vuurtoren voor je zag. Heel de omgeving wijst erop dat Lemmer haar glorietijd gekend heeft als vissershaven, waar een behoorlijke vissersvloot thuis hoorde, en ook bekend stond als doorvoer haven van goederen naar de rest van het land. Nu is van dat alles niet veel meer te bespeuren, uitgezonderd dus in het seizoen, als de watertoerist ook veel levendigheid met zich mee brengt.

Maar het stemmingsbeeld, het uitzicht vanaf de Sluis, is voorgoed verleden tijd, want de sluis is nu als het ware ingebouwd tussen industrie jachthavens en de dijken van het nieuwe land. Toch geld nog steeds als je Lemmer aandoet en je bent niet bij het Sluis-complex geweest, dan heb je wel wat gemist.

De Lemmer schutsluis aan de Binnenhaven werd in 1888 gebouwd naar een ontwerp van de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat S.J. Vermaas, in het kader van waterstaatkundige vernieuwing van de toen zo belangrijke Zuiderzeehaven. Het monumentale sluiscomplex bestaat uit een ovaalvormige sluiskom met basaltstenen wanden, ijzeren lantarens, twee wachtershuisjes en een blok dienstwoningen voor het sluiswachter personeel. De rijke architectuur van de sluiswoningen is geïnspireerd op Belgische en Franse voorbeelden. Op de sluishoofden staat een wachthuisje en een peilschaalhuisje, in dezelfde architectuur als de dienstwoningen. De eenlaags woningen zijn voorzien van trapgevels en horizontale witte sierbanden (ook wel ''speklagen'' genoemd). Op de buitenhoofden van de schutsluis staan sierlijke ijzeren lantarens. 

Toen in 1951 de Prinses Margrietluis bij Tacozijl, gereed kwam en de tijdrovende doorvaart van het beroepsvervoer door de Lemmer verviel, werd door het provinciaal bestuur aan de gemeente Lemsterland de gelegenheid geboden de Sluis over te nemen. Gelukkig heeft het gemeente bestuur niet geaarzeld en is de Sluis nu eigendom van Lemsterland. Gelukkig voor het aanzien van Lemmer, voor de pleziervaart en voor de levendigheid van het dorp.

In de zestiende eeuw is er een houten sluis geweest. In 1884 werd met de bouw van de nieuwe sluis begonnen en enkele jaren later was het complex met sluiswachterswoningen, bedieningshuisjes en de kolossale sluisdeuren een feit. Door de aanleg van de nieuwe sluis veranderde het dorpsgezicht van Lemmer ingrijpend. De Schulpen en Schans werden gedempt en het uitzicht over zee vanuit logement 'De Wildeman' verdween voorgoed.

Aanleg fundering Lemstersluis

"Oh Lemster Slûs" Prachtige lofzang.

De Lemsterschutsluis werd in 1887-'88 aangelegd naar ontwerp van de hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat S.J. Vermaas op basis van Franse en Belgische voorbeelden. Op de sluishoofden van de schutsluis staan een wachthuisje in neorenaissancestijl en een peilschaalhuisje in neorenaissance-stijl, waarop zes spreuken en wijsheden zijn weergegeven. Bij de sluis staan drie dienstwoningen; de in neorenaissance-stijl uitgevoerde sluiswachterwoning en twee later in dezelfde stijl toegevoegde woningen.

Opvallend zijn de boven de vensters en deuren aangebrachte geëmailleerde platen lavasteen, die door E. Gillet uit Parijs zijn versierd met symbolische motieven betreffende de scheepvaart. De aanleg van de Lemstersluis maakte deel uit van de uitvoering van een groter plan voor de verbetering van de haven en de zeewering, waarbij tevens een buitenhaven, een vluchthaven en een uitwateringssluis werden aangelegd. Deze in de Lemsterrijn aangelegde uitwateringssluis, de Riensluis, is in 1957 vernieuwd. Alleen een geëmailleerde herinneringsplaquette in lavasteen is behouden gebleven.

Pieter Terpstra.

1927

t Getij gaat zijnen keer, ’t En wacht naar Prins noch Heer.

Dat is één van de zes wijsheden die op de twee sluiswachtershuisjes aan weerszijden van de Lemster sluis geschilderd werden. Er is later menig kwastje over heen gegaan om te bevestigen dat "Niet teveel zeggen, maar houden en beleggen" verstandig is, maar het totale neo-classistische beeld van 1888 is, wat er rondom de Lemster haven ook veranderen mocht, bewaard gebleven.

Vier afdrukken van www.gevelstenen.net

Tientallen sluismeesters hebben in de periode van honderd jaar ook andere spreuken getoond.

't Mag vloeien, 't mag ebben - Die niet en waagt en zal niet hebben.