Ik hou van Lemmer

IK HOU VAN LEMMER

Muziek op melodie van ik hou van Holland.

Van Trijnie de Groot, die het van een oude tante heeft, die het zelf heeft geschreven. Waarschijnlijk rond 1935.

Lemmer, dorpje waar ik ben geboren,
Wat is jou voor lot beschoren,
Nu de zee wordt drooggelegd.
Lemmer, zul je op den duur gaan bloeien,
Zal het geld weer rijk’lijk vloeien,
Wat door velen wordt gezegd.

Refrein:
Ik hou van Lemmer,
’t Dorpje aan de Zuiderzee;
Een stukje Lemmer,
Draag ik in mijn hart steeds mee.
Daar waar de visschers voeren vroeger met hun schuit,
En meestal huiswaarts keerden met een flinke buit.
Ik hou van Lemmer,
Met je straatweg en je dam,
Het “skiepdykje”,
Waar zo menig paartje kwam,
Op heel deez’ groote aard,
Al ben ‘k van huis en haard,
Is’t kleine Lemmer
Mij het meeste waard.

Lemmer, ze gaan jou moderniseren,
Wat je lang reeds moest ontberen,
Komt nu spoedig voor elkaar.
Krijg je nu ook grootestads manieren,
Waar bioscopen welig tieren,
Schouwburg, Cafetaria.

Refrein:
Ik hou van Lemmer,
Met je Kort’ en Langestreek,
Je Hoek en Schulpen,
Alle dagen van de week.
Daar waar de Schans thans breeduit ligt naar ieders zin,
Al duurde ’t lang en had men vaak de pé ook in.
Ik hou van Lemmer,
Van de misthoorns schone lied,
Houdt ons ‘s nachts wakker,
Maar de schippers hooren “t niet.
Ook ’t nieuwe speelterrein,
Is voor de kinderen fijn,
Hiermee toont Lemmer,
Steeds vooraan te zijn.

Lemmer, wat er allemaal moet gebeuren,
Geschied vlug en zonder zeuren,
Dat is algemeen bekend.
Leek het niet haast op een wereldwonder,
Hoe men zonder veel gedonder,
Bouwd’ een nieuwe muziektent.

Refrein:
Ik hou van Lemmer,
Met z’n kapotte Blokjebrug,
Dankzij het pontje,
Komen we er veilig goed en vlug.
Al moeten karren ook een hallef uurtje om,
Hierover kankeren is toch zeker vreselijk dom,
Geloof het menschen,
Al duurt het nog menig jaar,
Voordat we oud zijn,
Is de nieuwe brug wel klaar.
We houden goeden moet,
’t Word vast nog wel eens goed,
Want het komt zeker,
Wel zooals het moet.

Lemmer, denk eens aan de jonge paren,
Die reeds vele jaren sparen,
En graag huwen willen gaan.
Wil toch aanstonds nieuwe huizen bouwen,
Opdat zij maar spoedig kunnen trouwen,
Dat staat zeker ieder aan.

Refrein:
Ik hou van Lemmer,
Dorpje aan het IJsselmeer,
Want van Zuiderzee,
Spreekt men heden toch niet meer.
Vier kilometer ligt reeds in zee de dam,
Die ’t mooie vergezicht ons bovendien benam,
Zij bracht er arbeid,
Met zeer veel drukte en vertier,
Straks komt de vreemd’ling,
Ook een kijkje nemen hier.
Men werkt er thans tevree,
Daar aan die dijk in zee,
Het kon nooit beter,
Alles is Oké.