Oorlogsherinneringen 1940-1945 van Wiebe Feenstra (4)

Donderdag 14 december 1944.

Vanmorgen riep moeder me al vroeg het bed uit want de Amsterdamse meisjes waren er weer. De twee Geertjes en Nellie, die we eind oktober onderweg van Sondel naar Lemmer hadden ontmoet en waarvan het oudste meisje een nachtje bij ons geslapen had. Ze gingen weer naar Gaasterland om te proberen wat eetbaars voor de Kerstdagen op te scharrelen. De voedselsituatie in Amsterdam is heel slecht. Het is te hopen dat de meisjes wat bij elkaar kunnen krijgen. Voor ze weer naar Amsterdam terug gaan, zullen ze weer langs komen.

Vrijdag 22 december 1944

Sedert ongeveer een half jaar zijn Cor, Jan, Willem en ik stropers. Op diverse plaatsten in de Wiele en in de weilanden achter de tramdijk, hebben we strikken staan waar we af en toe een haas in vangen. Wij verkopen die (het zijn er tot nu toe nog maar drie geweest) voor f 20,00 aan vader; de man vijf gulden. Vader weet weer een adresje waar hij voor een haas een halve liter zelf gestookte jenever kan krijgen. De jenever ruilt hij dan weer voor vlees bij iemand aan de Straatweg, die graag een borrel lust en af en toe clandestien een varken of een pink slacht. Op deze wijze houden wij redelijk goed eten op tafel, want van het loon dat vader verdient kunnen we ons niet veroorloven iets op de zwarte markt te kopen.

Nu het tamelijk wintert en er veel sneeuw ligt, gaan Cor, Jan, Willem en ik om de beurt op controle langs de strikken. Vandaag was het mijn beurt om dit klusje op te knappen. Het was bitter koud en er hing een dikke wintermist met een zicht van minder dan 100 meter. Toen ik in de Wiele klaar was, toog ik op naar de tramdijk om de strikken in de weilanden achter de tramdijk te controleren.

Terwijl ik op de tramdijk afliep, zag ik plots een patrouille van 3 Grünen met een Doberman Pincher op de tramdijk uit de mist opduiken. Ik schrok me rot maar gelukkig zag ik ze in de rug zodat zij mij niet zagen. Het was bladstil wat de wind betreft, zodat ook de hond mijn lucht niet kreeg. Ze liepen richting Lemmer. Veel tijd om na te denken over wat die heren op de tramdijk uitspookten om 10 uur in de morgen had ik niet en ik keerde onmiddellijk op mijn schreden terug door het dikke pak sneeuw dat er lag. Toen ik ze door de dikke mist niet meer kon zien en zij mij dus ook niet, liep ik zo hard als ik kon richting Straatweg, de strikken achter de tramdijk voor vandaag maar ongecontroleerd achter latend. Af en toe keek ik even om of ze me toch niet achterna kwamen.

De stijf bevroren haas die ik in één van de strikken in de Wiele had gevonden had ik over de schouder gehangen. Ik stak voorzichtig de Straatweg over en liep door de weilanden naar de Rien. Langs de bevroren Rien liep ik in de richting van de Lemmer. Ter hoogte van het 1e brugje in de Straatweg wat ik kon bepalen door de bredere sloot die loopt van de Straatweg naar de poldersloot langs de Rien, liep ik weer terug naar de Straatweg en bereikte die bij het oude Kerkhof.

Achter de boerderij van de Jong en het oude varkenshok van v/d Bijl langs, bereikte ik veilig ons huis. Als de Grünen me hadden gezien was ik zelf het haasje geweest. De Duitsers hebben een grote hekel aan stropen, alhoewel ik al een paar maal heb gezien dat ze zelf op jacht waren en natuurlijk zonder jachtakte of vergunning van de landeigenaar. Als ze me gesnapt hadden, had ik vast tankgrachten moeten graven in Drente.

De vriendengroep van Wiebe, 1947: Boven van links naar rechts, Willem Gaasbeek, Cornelis Kossen en Gerrit Schaaf. Onder van links naar rechts, Willem de Jong, Jan Visser en Wiebe Feenstra.

Straatweg, in de eerste woning woont de voormalige veearts Luitjens en een 100 m. hiervoor bevind zich het z.g. 1e bruggetje naast ingang kerkhof.

"Via de sloot die onder het bruggetje doorloopt bereikte ik wederom de Straatweg"

Zaterdag 23 december 1944.

Vader heeft sedert een paar maanden een nieuwe gewoonte, waar moeder niet al te gelukkig mee is. Alvorens uit te leggen wat deze gewoonte inhoudt eerst wat anders. In de centrale bakkerij, waar niet zo veel meer gebakken wordt, is een zogenaamde gaarkeuken gevestigd. In deze gaarkeuken kan de bevolking van Lemmer tegen inlevering van speciale bonnen een warme maaltijd van redelijk goede kwaliteit verkrijgen. De maaltijd bestaat gewoonlijk uit stamppot gemaakt van aardappelen met koolraap of wortelen of rode- en wittekool enz.

Er zit steeds behoorlijk vlees in de maaltijden verwerkt. Het vlees is afkomstig van noodslachtingen. Er zijn in onze omgeving nog nooit zoveel paarden, koeien en schapen geweest die een poot hebben gebroken of een ander ongemak opgelopen hebben, waardoor ze afgemaakt moeten worden. In ieder geval blijft op deze wijze veel vlees uit de klauwen van de bezetter en komt ten goede aan de Lemster bevolking en ook wel aan stakkers, die door de honger gedreven met de boot van Amsterdam naar Lemmer komen om in Friesland wat eten te vergaren.

Nu de nieuwe gewoonte van vader. Omdat wij er geregeld op uit gaan om etenswaar op te scharrelen maken wij lang niet altijd gebruik van het eten uit de gaarkeuken.
We gebruiken daarom lang niet alle bonnen die we ter beschikking hebben. Als vader nacht- of late dienst heeft, gaat hij 's-morgens vroeg naar de aankomst van de boot uit Amsterdam.

Hij zoekt daar dan naar personen die er volgens vader het belabberdst uitzien. Degene die hij de meest zielige vindt neemt hij mee naar huis voor een gaarkeukenmaaltijd van de vorige dag die moeder natuurlijk eerst weer op de kachel opwarmt. Moeder kan de gewoonte van vader niet altijd waarderen, want soms zijn er stakkers bij, die volgens moeder althans, onder de luizen zitten of schurft hebben. Vader trekt zich echter niets van moeders klachten aan en blijft thuis komen met wat hij noemt de stumper van de dag.

Eerste Kerstdag 25 december 1944.

Vorige week donderdag is vader na zijn nachtdienst, 's-morgens vroeg op de fiets met massieve banden naar Gaasterland gereden. Het was geen gemakkelijke rit voor vader want het vroor dat het kraakte en het sneeuwde behoorlijk. Hij heeft in de bossen van Gaasterland op illegale wijze een sparreboompje weten te bemachtigen en dit achter op de fiets mee naar huis genomen. Van een oude hoepel en de onderste takken van het sparreboompje, hebben mijn zus en ik een kerstkrans gemaakt. Ter versiering hadden we hier en daar om de kerstkrans strikken gebonden, gemaakt van rood crêpepapier overgebleven uit betere tijden. De kerstkrans hebben we opgehangen aan een balk tegen het plafond.

Tussen onze kerstversierselen vonden we nog een stuk of wat half afgebrande kerstkaarsjes. Met de kerstversierselen en de kaarsstompjes hebben we van het sparreboompje een redelijk lijkend kerstboompje gemaakt. Ondanks de ellende die alom heerst, hebben wij bij ons thuis toch een gezellige sfeer weten te scheppen, waardoor de vijfde oorlogskerst nu voor onze familie niet zo triest leek, als het in werkelijkheid is.

Oudejaarsavond 31 december 1944.

Oorlogsjaar nummer vijf loopt ten einde. Het is buiten bitter koud. In het Westen van ons land wordt vreselijke honger geleden. Hier in Friesland kunnen de mensen zich aardig redden. Degenen die er zelf niet op uit kunnen gaan, worden wel geholpen door familie of buren. Het brood dat nog op de bon te krijgen is, is maar weinig en nauwelijks te eten. Het zijn net stukken zachte klei. Wij hebben van een oude theetrommel een bakoventje gemaakt dat op de kachel kan staan.
Moeder bakt regelmatig een heerlijk tarwebrood van tarwemeel en zuurdesem.
Het tarwemeel maken we zelf door tarwe te malen in een grote ouderwetse koffiemolen. De koffiemolen komt uit het winkeltje van Scheffer in de Schans.

Na de oorlog moeten we de molen weer teruggeven. Het brood waar alle zemelen nog inzitten, smaakt ons als de fijnste cake. Vader heeft vandaag zelfs oliebollen kunnen bakken. Hij had van Bartele Kelderhuis, via de laatste door ons gestrikte haas (haas geruild voor jenever, jenever geruild voor olie) een liter raapolie op de kop getikt. Als vulling zaten er stukjes appel in. De appels hadden we deze herfst geruild voor zout bij een boer in Gaasterland. De oliebollen smaakten heerlijk zolang ze nog warm waren. Zodra ze afkoelden waren ze niet meer te genieten. De olie was vast vermengd met paraffineolie en dat vormde een vreemd wit glanzend laagje op de oliebollen zodra deze iets waren afgekoeld.
We hebben dus alleen warme oliebollen kunnen eten.

Mijn moeder heeft waarschijnlijk wel gelijk gehad als ze beweerde dat sommige van vaders eetgasten schurft hadden, want onze hele familie heeft het ook gehad. Het jeukte verschrikkelijk in alle huidplooien op je lichaam. Met een soort zwavelpoeder dat we van dokter Olivier hebben gehad, waren we er met een dag of tien weer af.
Moeder heeft het niemand durven vertellen want zij schaamde zich verschrikkelijk.
Zij kon het toch ook niet helpen. Ze moet de was uitkoken op de kachel en heeft alleen maar soda.

Aan de fronten gaat het bijzonder goed. Het zuiden van ons land is geheel bevrijd.
Het Duitse Ardennenoffensief is op niets uitgelopen. De Russen en de Amerikanen staan respectievelijk aan de Oost- en Westgrens van het derde rijk. Het jaar 1945 zal zeker het einde betekenen voor het in 1939 zo machtige Duitsland. In het weiland langs het weggetje naar het voetbalveld, staan nog steeds dreigend de twee borden met een doodskop en de woorden "Achtung Minen" erop. Ons dorp kan met de aanstaande bevrijding nog wel het één en ander verwachten; maar komt tijd komt raad.

Dinsdag 9 januari 1945.

Vannacht is op het IJsselmeer iets verschrikkelijks gebeurd. De Groningen IV, afgeladen met mensen en vracht is onderweg van Lemmer naar Amsterdam gezonken. De Jan Nieveen die gelukkig in de buurt was heeft veel mensen kunnen redden. Helaas zijn ook opvarenden verdronken en in de kajuit zaten ook nog mensen opgesloten die niet meer gered konden worden.

Zaterdag 13 januari 1945.

Vader is vandaag naar de Echtenerpolder geweest, om te proberen voor zout wat boter en kaas te ruilen. Ergens in de omgeving van de Bandsloot kwam hij bij een boer die wel wilde ruilen want hij had het zout bitter hard nodig voor een geslacht varken. Toen vader blij met de goede ruil wilde vertrekken, vroeg de boer aan vader of hij voor een flink stuk spek wel een boodschap wilde doen. Voor een stuk spek had vader heel wat over. De boodschap was twee gerookte hammen afleveren bij Wiero Sterk in Lemmer.

Vader kent Wiero toevallig vrij goed, zodat hij, ondanks het risico onderweg te worden aangehouden met twee gerookte hammen en dan voor zwarthandelaar te worden aangezien, het aanbod toch maar aannam. Toen hij veilig en wel bij Wiero aan de deur kwam om de hammen af te leveren, zei Wiero nergens van af te weten en dat hij ook niets met de hammen te maken wilde hebben. Goede raad was duur. Vader wist niet meer waar de hammenboer precies woonde en ook zag hij op tegen het risico om weer met twee gerookte hammen op pad te gaan. Vader heeft dan ook maar besloten het lot niet te tarten en de hammen als een gift van hogerhand voor ons zelf en nog enige familieleden te houden.

Echtenerbrug.

Zondag 18 februari 1945.

We kregen vandaag bezoek van Geertje Boon, het meisje uit Amsterdam dat vorig jaar oktober bij ons geslapen heeft. Ze is op een fiets zonder banden via de afsluitdijk van Amsterdam naar Follega gegaan, waar ze nu bij boer Hettinga werkt. IJkema die naast de Follegabrug woont, heeft dit allemaal voor haar geregeld. Het was in Amsterdam niet langer uit te houden. Haar ouders hebben nu wat extra bonnen want die hoefde ze niet mee te nemen. Ze heeft beloofd, dat als ze zondags vrijheeft, nog wel vaker bij ons zal komen. Ik vind het een heel aardig meisje.

Zaterdag 17 maart 1945.

Vlak bij boer Hoekstra in Doniaga, waar wij twee maal per week melk halen, zijn vandaag twee matrozen van de Wasserschutzpolizei door de ondergrondse doodgeschoten. Hoe en wat er precies gebeurd is weet ik niet, maar er zullen wel de nodige represailles op volgen.

Zondag 18 maart 1945

In Doniaga tussen Follega en St. Nicolaasga, zijn als represaille op het doodschieten van twee leden van de Wasserschutzpolizei uit Lemmer, 10 mensen doodgeschoten door de SD. De onschuldige slachtoffers moesten van de schoften 24 uur in de berm langs de weg blijven liggen. De boerderij waarop e.e.a. zich heeft afgespeeld is door de SD in brand gestoken. De boer en zijn gezin zijn gelukkig op tijd gevlucht.

17 maart 1945 - 10 man geëxecuteerd in Doniaga als represaille voor een toevallig vuurgevecht met leden van de N.B.S. waarbij 2 Duitse marinemensen gedood werden.

Jelle Boersma werd geboren op 17 februari 1910 in Oosterzee. Hij was veehouder in Katlijk. Zijn boerderij lag in de buurt van het afwerpterrein van geallieerde wapens en munitie in het Katlijker Schar. Boersma hoorde bij de ontvangstploeg, die na de dropping de wapens distribueerde. Verschillende containers gingen naar de Knokploeg Echtenerbrug, waar op 3 januari 1945 arrestaties volgden. Op 23 januari arresteerde de Sicherheitsdienst Boersma in Katlijk. De gevangenen werden naar Crackstate in Heerenveen gebracht, waar ze werden verhoord. Op 17 maart 1945 werd Boersma samen met negen andere gevangenen in Doniaga gefusilleerd. Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats in Nieuwehorne.

Maandag 19 maart 1945.

Toen we vanmiddag rond vijf uur met z'n allen in de keuken een bakje surrogaat koffie zaten te drinken zei moeder ineens: "Stil eens even, ik hoor iemand in de kamer". Vader ging kijken maar kwam terug zonder iets of iemand gezien te hebben. Net zat vader weer bij ons aan tafel, toen we allemaal wat hoorden, weer ging vader kijken en kwam gelijk weer terug met een angstige vreemde man.

Deze man zei in gebrekkig Duits: "Ich Polak, ich habe angst für Deutsche". Mijn vader ging weer naar de kamer om door de vitrage de straat in te kijken. Daar zag hij een paar Grünen lopen met het geweer in de aanslag. Wat moesten we doen? De Pool verbergen onder de vloer in de kamer kon wel eens teveel tijd in beslag nemen, dus moest hij maar achter de huizen langs in de richting van de 2e Parkstraat geloodst worden. In het Duits vertelde ik de man hoe hij lopen moest en waar hij zich verschuilen kon, om aan de moffen te ontkomen. Door het weiland kon niet, omdat hij dan gezien kon worden door de Duitsers van het zoeklicht op het Roomse Kerkhof. Ik was nog maar net in huis terug toen de Grünen ons huis binnen stormden.

Op typisch Duitse wijze vroegen ze: "Wo ist der Polak?" Wij zeiden geen Polak gezien te hebben, maar ze geloofden ons blijkbaar niet, want ze doorzochten het hele huis. Ze keken echter niet onder het vloerkleed, waar het luik is om onder de vloer te komen, zodat, als we tijd genoeg hadden gehad om de Pool te verbergen, hij daar betrekkelijk veilig was geweest.
Bovendien kun je onder de vloer nog een heel eind weg komen omdat er poortjes zitten in de funderingen onder de huizen.

Nadat de Grünen ons huis grondig doorzocht hadden, gingen ze bij oom Pieter en tante Els naar binnen. Oom Pieter en tante Els wonen vlak naast ons en we delen hetzelfde portiekje, zodat je van de straat uit niet kunt zien waar iemand naar binnen is gegaan als hij het portiekje inloopt. Oom Pieter en tante Els wisten echter nog van niets en waren dan ook tamelijk overstuur toen die smeerlappen zo bij hen in huis te keer gingen. Toen ze ook bij oom Pieter en tante Els niets konden vinden, gingen ze door de steeg naast het huis van oom Pieter en tante Els achter de huizen zoeken. Gelukkig was de Pool toen al in geen velden of wegen meer te zien.

Ik geloof ook niet dat ze de Pool te pakken hebben gekregen want toen ik later in de parkjes tussen de 1e en de 2e Parkstraat op verkenning ging kon ik niets ontdekken. Waar de Pool gebleven is weet ik niet. Waarschijnlijk hebben andere mensen zich over hem ontfermd. Over dit soort dingen wordt verder weinig of niet gesproken.

Toen we kort na het voorval, het was inmiddels zes uur geworden weer rustig bij elkaar zaten, kwam een man aan de voordeur die zich voorstelde als Jan Boon, vader van Geertje Boon, die bij boer Hettinga werkt. Hij vertelde dat hij op de fiets van Amsterdam via Zwolle naar Follega was gekomen om te zien hoe het zijn dochter verging. Hij wilde tevens van de gelegenheid gebruik maken om ons te bedanken voor de opvang van zijn dochter. Helaas wist hij niet hoe hij weer terug naar Amsterdam moest omdat de IJsselbrug bij Zwolle, naar hij gehoord had, afgesloten was voor alle mannelijke personen boven de zestien jaar die niet in het bezit waren van een speciale ausweis.

Mijnheer Boon vertelde ook dat hij gezien had dat in de straat voor de Parkstraat, hij bedoelde waarschijnlijk de Nieuwburen, een paar Duitsers op een man geschoten hadden die de Parkstraat invluchtte. Hij durfde daarom eerst niet verder te gaan. Het was vast en zeker de Pool die bij ons in huis gevlucht was geweest waar de Duitsers op geschoten hadden.

Onderstaande gegevens zijn versterkt op 19 maart 1945 door de Hr. J. Boon.

Rantsoen in Amsterdam. Per persoon voor zover verkrijgbaar !!

Dinsdag 20 maart 1945.

Mijnheer Boon heeft vannacht bij ons geslapen en vader heeft vanmorgen een kaartje voor de Jan Nieveen weten te bemachtigen. De boot vertrekt vanavond nog naar Amsterdam. Mijnheer Boon heeft een zakje aardappelen, wat rogge en wat tarwe van ons gekregen, waar hij heel erg mee in zijn nopjes was. Van Ykema had hij ook al wat etenswaar meegekregen zodat als de moffen het onderweg niet afpakken ze bij de familie Boon weer een paar dagen verder kunnen leven. Als de fiets niet aan boord mag laat mijnheer boon hem hier achter. Uit de verhalen van mijnheer Boon hebben we begrepen dat de voedselsituatie in Amsterdam hopeloos is. Het is dus wel zeer belangrijk dat mijnheer Boon veilig en wel met zijn eten in Amsterdam thuis komt.

Zaterdag 24 maart 1945.

Er zit weer beweging in onze a.s. bevrijding. Engelse en Canadese troepen zijn iets ten zuid-oosten van Nijmegen de Rijn overgestoken, terwijl luchtlandingstroepen zijn geland aan de Noordelijke kant van de Rijn tussen Wesel en Bocholt, wat niet zo ver van de Nederlandse grens af is. Het is nu heel gevaarlijk langs de weg. Er zijn veel geallieerde vliegtuigen in de lucht. Om de Duitsers zo veel mogelijk te hinderen schieten ze op alles wat beweegt. Alleen een enkele voetganger kan zich nog een beetje redelijk langs de weg bewegen.

Ook de Straatweg Lemmer-Sneek, wordt door de vliegers goed in de gaten gehouden. Voor zover de Duitsers nog over een auto beschikken, hebben ze een soldaat op één van de voorspatborden zitten, die het luchtruim afzoekt naar Z.g. Tiefflieger. Zodra ze een vliegtuig zien of horen, laten ze de auto voor wat het is en duiken in dekkingsgaten langs de weg. Ook hebben de Duitsers voor de wielen van de auto's een bezempje vastgemaakt. Dit doen ze om lekke banden te voorkomen want de ondergrondse heeft her en der kraaienpoten uitgestrooid.

Woensdag 4 april 1945.

Geertje Boon, kwam uit Follega bij ons om te vragen of ik mee wilde gaan naar de Christelijke ULO-school. Iemand was haar bij de boer komen vertellen dat haar broertje Jan met nog meer kinderen uit Amsterdam, in de school waren ondergebracht in afwachting van verder vervoer, naar een gezin waar ze de rest van de oorlog mogen blijven. Toen we bij de school achter aan de Langestreek aankwamen, stond Jan al naar zijn zuster uit te kijken. Jan vertelde dat ze vier dagen vanwege het slechte weer (van Goede Vrijdag tot dinsdag na Pasen) in de Oranje Sluizen bij Amsterdam hadden gelegen voor de schepen naar Lemmer konden vertrekken. Vlak voor Lemmer doken er vliegtuigen op de schepen af.

De begeleiders en begeleidsters hadden wild met Rodekruis-vlaggen staan zwaaien waarop de vliegtuigen verdwenen zonder geschoten te hebben. Waar Jan uiteindelijk naar toe ging wist hij niet. Zodra hij ergens was ondergebracht zou hij zijn zuster schrijven. De Amsterdamse kinderen hadden de laatste twee dagen bijna niet meer te eten gehad, omdat het eten aan boord van de schepen op was. Ze rammelden van de honger. Bij aankomst in de school te Lemmer hadden ze melk, pap en boterhammen gekregen zodat Jan nu geen honger meer had.

 Uitdeling van melk door het Rode Kruis te Lemmer.

De oude Flevobrug met links de Langestreek, het grote gebouw achter de vier personen was de Chr. MULO. Het Lemster Skûtsje ligt afgemeerd bij K. Gaastra en de bakkerswinkel van Breimer.

Vrijdag 6 april 1945.

Voorlopig hebben wij een logé bij ons thuis. Geertje Boon, die tot nu toe bij boer Hettinga in Follega werkte, kon het daar niet langer uithouden. Boer Hettinga is een aardige vriendelijke man, maar zijn vrouw is anders en daar heeft Geertje het meest mee te maken.
Geertje had een brief die ze aan haar ouders aan het schrijven was open op tafel laten liggen en toen Geertje nadat ze even de kamer verlaten had terugkwam zat de boerin haar brief te lezen. Hierdoor had ze ruzie met de boerin gekregen en nu wilde Geertje proberen om met een Duitse boot van Lemmer naar Amsterdam te komen.

Bij de Hettinga's komt af en toe een vrouw uit Amsterdam die tegen Geertje had gezegd, dat zij dit wel voor Geertje kon regelen. Geertje kwam daarom afscheid nemen. Mijn moeder wilde beslist niet hebben dat een meisje van 17 jaar alleen met een stel moffen op een boot naar Amsterdam voer.

Moeder besloot daarom dat Geertje tot het einde van de oorlog bij ons moest blijven. Heel lang kon de oorlog toch niet meer duren en waar eten was voor vier konden vijf het ook wel redden. Moeder gaf mijn zuster opdracht om samen met Geert je diens spullen bij boer Hettinga op te halen en aldus geschiedde.

Dinsdag 10 april 1945

Het valt op dat de laatste tijd veel Duitse militairen vanuit de richtingen Sneek, Heerenveen en Kuinre door Lemmer naar Sondel trekken. Het is geen ordelijke doortocht. Het lijkt meer op een wanordelijke vlucht. In plaats van met auto' s en paarden zoals ze in 1940 ons dorp binnen kwamen, komen de Duitsers nu op oude fietsen, met boerenkarren en ook wel te voet met handkarretjes. De boerenkarren die ze natuurlijk ergens gestolen hebben, zijn afgeladen met allerlei spullen. Kazen, tonnetjes boter enz.

Ik heb ook een kar gezien met een varken erop en ééntje met een koe er achter gebonden. Ook de spullen zijn natuurlijk bij boeren enz. gestolen. Zou het eens zo machtige Duitse leger voorgoed de aftocht blazen? Maar waar gaan ze dan heen? Sondel is nu niet direct richting Heimat. Er gaan geruchten dat in het oosten van Friesland parachutisten zijn geland en dat zou wel eens een reden voor de Duitsers kunnen zijn om een omweg te maken. Of dat van die parachutisten waar is weet ik niet.

Vrijdag 13 april 1945.

Honderden, misschien wel duizenden Duitsers trekken door Lemmer. Wat een verschil met de militairen van het Duitse leger dat ons hier op 11 mei 1940, nu bijna 5 jaar geleden zijn schijnbare onoverwinnelijkheid toonde. Rondom Lemmer worden bruggen door de Duitsers opgeblazen. De brug bij Follega is nog intact.

Zaterdag 14 april 1945.

Vader en ik waren vanmiddag op ons volkstuintje langs de Plattedijk bezig met voorjaarswerkzaamheden, toen oom Pieter opgewonden bij ons kwam met de mededeling dat we direct thuis moesten komen. De Engelsen waren al bij Schoterzijl en daar in gevecht met de Duitsers. Wolvega was al bevrijd en ook zouden de Engelsen al in Heerenveen zijn. We konden het nauwelijks geloven, maar waren zeer verheugd en gingen vlug met oom Pieter mee terug naar de Parkstraat.

Zondag 't 5 april 1945.

Toen Cor Kossen, Jan Tenk en ik vanmiddag een wandelingetje over het nieuwe kerkhof maakten, hoorden we in de richting St. Nicolaasga-Spannenbrug, het gedreun van zware motoren. Wij vermoedden dat het tanks waren van onze a.s. bevrijders. Het was een geluid dat ik nog nooit eerder heb gehoord. Wij raakten er alle drie opgewonden van. Naar verluidt wordt er op drie verschillende plaatsen rond Lemmer gevochten. Ergens tussen Sneek, wat dus waarschijnlijk ook al bevrijd is en Spannenburg; tussen Joure, dus vast al bevrijd en St. Nicolaasga en bij Schoterzijl. We hoorden vandaag af en toe het geluid van ontploffingen.

Dat kan natuurlijk van alles zijn. De Duitsers zijn nog steeds bezig bruggen op te blazen, zodat het ontploffende granaten kunnen zijn en explosies van het opblazen der bruggen. Onze bevrijding zal wel niet lang meer op zich laten wachten. Je voelt de bevrijding in de lucht hangen en er heerst een gespannen sfeer. Terug in het dorp, zagen we de resten van het Herrenvolk. De Parkstraat staat vol met allerlei boerenkarretjes. Nee, het leger van dit Herrenvolk kan onze bevrijding niet meer tegenhouden daar zijn we wel van overtuigd.

Rond zes uur vanavond kwam een oude Duitser bij ons aan de achterdeur. Ik schatte zijn leeftijd op ongeveer 65 jaar. Hij vroeg of wij iets voor hem te drinken hadden. Hij zei dat hij de hele dag nog niets te eten en te drinken had gehad. De oude Duitser droeg een uniformjasje, een donkere burgerbroek en militaire laarzen. Moeder had medelijden met hem en vroeg of hij binnen wilde komen, dan zou ze wat aardappelen voor hem opbakken. Ze gaf hem alvast een beker melk.

Binnen vertelde de man dat hij drie weken geleden nog in een fabriek in Duitsland werkte, maar dat hij daar uit was gehaald en dat ze hem zum zweiten mal ins Militär gezogen hatten (voor de tweede keer dat het leger zich had teruggetrokken). Hij was erg bang en wist niet waar hij heen ging. Eén ding wist hij wel, "Der krieg ist bald zu ende, die Tommy ist ganz nahe, etwa 10 bis 15 kilometer von hier" (De oorlog zal snel een einde te naderen, die Tommy is heel dichtbij, ongeveer 10 tot 15 km van hier). Eerst had ik de pest in dat moeder een rot mof te eten en te drinken gaf, maar nadat de oude baas verteld had dat onze bevrijders zo dichtbij waren, vond ik de hulp aan onze vijand niet meer zo erg.

Maandag 16 april 1945

Lemmer zit vol met Duitse militairen en er zijn ook Nederlandse SS' ers bij. In onze straat staan boerenwagens; op sommige plaatsen wel twee naast elkaar. Je kunt er haast niet langs komen. Vanmiddag om een uur of vier ben ik langs de tramdijk melk gaan halen bij boer Bergsma, die vanwege het mooie weer zijn koeien al in de weide achter de Wiele heeft. Mijn vaders zuster, tante Afke was ook bij boer Bergsma om melk te halen. Toen onze flessen gevuld waren, liepen we samen over de tramdijk weer terug naar de Lemmer. Onder het lopen hoorden we in de richting Follega onophoudelijk gedreun van ontploffingen. Dit gedreun was al vroeg in de middag begonnen, werd ons door andere melkhalers verteld. Het gedreun kon nog steeds van alles zijn. Het door de Duitsers opblazen van bruggen enz., maar volgens mij zijn het ontploffende granaten.

Vanmorgen hoorde ik nog vertellen dat er bij de Wellebrug in de Straatweg Lemmer-Sneek ter hoogte van Woudsend sedert gister hevig gevochten wordt. Ook zou er gevochten worden om de brug over de Scharsterrien in het plaatsje Scharsterbrug. Alles wijst er dus op dat onze bevrijders richting Lemmer trekken, maar ook dat de moffen zich nog niet direct gewonnen geven. Tante Afke werd bang van de ontploffingen in de verte en wilde ondanks dat ze al tegen de zestig loopt, wat sneller opschieten om thuis te komen. Thuis gekomen hoorde ik van vader dat er ook weer bij Schoterzijl gevochten is en dat daar iemand van de ondergrondse is gesneuveld.

Om half zes' s-avonds werd er hard bij ons op de deur gebonsd. Vader deed open en gelijk werd hem door een jonge mof toegesnauwd: "Er soll soford das Pferd besser einspannen". Vader die nog nimmer een paard voor de wagen heeft gespannen, zat wat met de riemen te prutsen en bond alles maar zo goed mogelijk vast. Wij hoopten dat vader het maar goed deed, want als het mis zou gaan kon die jonge mof ons wel van sabotage beschuldigen en men weet maar nooit wat een kat (mof) in het nauw zou doen. We gluurden door de vitrage en waren behoorlijk opgelucht toen de mof even later met paard en wagen richting 2e Parkstraat verdween.

Vader heeft vandaag planken op de keldervloer gelegd, want hij denkt dat de strijd om Lemmer vannacht of anders morgen overdag gaat beginnen. We hebben afgesproken dat mocht het vannacht beginnen, we een paar matrassen op de planken zullen leggen, zodat we dan toch nog een beetje comfortabel kunnen liggen of zitten.

Omdat we geen licht meer hebben gingen we zoals we de laatste tijd wel meer hebben gedaan, maar vroeg onder de wol. We lagen nog maar net in bed, het was ongeveer 9 uur, toen we een gierend geluid hoorden, gevolgd door een paar scherpe knallen. Ons huis trilde weer eens op zijn grondvesten. Mijn moeder en mijn zuster vlogen naar beneden. Vader, Geertje en ik volgden op een wat rustiger wijze. Beneden gekomen liepen vader en ik even naar buiten om te zien wat er loos was. Onze straat was volkomen leeg en we hoorden wel verderop de kant van de Nieuwburen uit geschreeuw van Duitsers. Aangezien er geen vliegtuigen in de lucht waren en ik ook eerder op de avond geen vliegtuigen had gehoord, kwam ik met vader tot de conclusie dat er een paar granaten op Lemmer waren afgevuurd.

De Polderdijk, in het tweede gebouw was gevestigd zeilmakerij M.F. de Vries, ook hier een voltreffer van granaatvuur. Getroffen werd de heer Bouwe de Vries, die een dag later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleed, oud 28 jaar. (Bouwe de Vries, overleden te Lemmer op 18 april 1945 te Lemmer. Was gehuwd op op 14 oktober 1938 met Ysia van der Neut, dochter van Dirk van der Neut).
Aan de overkant (nu BP-station Slump) woonde Harm v.d.Wolf, smid, olie en rijwielhandelaar. Ook hij werd getroffen, maar bleef in leven en hoewel aan één been invalide, heeft deze nijvere man zijn bedrijf kunnen en mogen voortzetten.

Terwijl we nog even in het voorportiekje met oom Pieter die ook naar buiten was gekomen stonden te praten, kwam iemand vanaf de Nieuwburen de Parkstraat inlopen. Het bleek mijnheer Vlig te zijn die verderop in de 2e Parkstraat woont. Hij vertelde dat er een kettingbom in de buurt van de haven was gevallen. Ik geloofde er niets van, maar hield dat voor mezelf.
Aangezien het, afgezien van het geschreeuw van Duitsers, verderop in het dorp na dit voorval weer rustig was, zijn we maar weer naar bed gegaan.

Weer lagen we nog maar net in bed of daar was weer het gegier van overvliegende granaten gevolgd door meerdere harde knallen. Ons huis schudde er weer van. Gelijk gingen vader, moeder en mijn zuster naar beneden. Geertje en ik keken eerst even door het dakraam aan de achterkant van ons huis. Daar was echter niets te zien. We keken toen door het slaapkamerraam aan de voorkant van het huis en zagen in de richting Schans/N.O.P. een felle rode gloed hangen. Het leek wel of half Lemmer die kant uit in brand stond.

Moeder riep ons dringend om naar beneden te komen. Omdat we nogal geschrokken waren van wat we gezien hadden, gaven we hieraan direct gevolg. Beneden in de voorkamer zagen we dat de halve voorruit er uit lag. De overgordijnen wapperden in en uit. In de verte hoorde ik roepen: "Muti, muti", vast een jonge Duitser die het in zijn broek deed of misschien wel gewond was geraakt. Inmiddels waren oom Pieter, tante Els, hun dochter en hun schoonzoon achterom bij ons in huis gekomen.

Vader en ik haalden een paar matrassen van boven en legden die neer op de planken in de kelder. Opnieuw kwamen er granaten over die ergens de kant van de haven uit ontploften. We gingen met z'n allen de kelder in en hoopten daar een beetje veilig te zijn voor het losgebarsten oorlogsgeweld. Na een tijdje hadden we vastgesteld dat de granaten met tussenpozes van ongeveer 15 tot 20 minuten over kwamen gieren. Als we goed opletten konden we in de verte het afschieten horen. Het moest ergens de kant van Schasterbrug/Joure uit zijn. Als we na het afschieten van de granaten geen gegier hoorden, explodeerden de granaten vlakbij. Waar wisten we niet.

Steeds als de granaten dichtbij ontploften kwam er een grote hoeveelheid kalk van het plafond naar beneden. Omstreeks middernacht kwam Cor van tante Anna die schuin tegenover ons in de Parkstraat woont, vragen of we mee gingen naar de weilanden achter de tramdijk. Hij had van achterburen gehoord dat het daar veilig was. Als we meegingen moest het tussen twee salvo's in gebeuren. Mijn ouders voelden er echter niets voor en daarom bleven we maar zitten waar we zaten.

We raakten meer en meer op de situatie ingesteld en hadden zelfs in de gaten dat tussen het afschieten en het overkomen en ontploffen een tijdsverschil lag van ongeveer vijf seconden. Tussen de salvo's door moesten sommige van de aanwezige dames, waarschijnlijk uit angst, een plas doen. Aangezien het tonnetje in onze WC niet berekend is op zoveel vloeistof, waren de nooddruftigen gedwongen hun overtollige zenuwsappen in een wasteil te lozen. Zodra de teil vol was, werd deze tijdens een vuurpauze geledigd in de sloot achter ons huis. Het schieten ging de hele nacht door.

Nieuwedijk, ook hier een voltreffer links beneden aan de Nieuwedijk, dodelijk getroffen werd de heer Pieter v.d. Bijl oud 26 jaar.

Dinsdag 17 april 1945

Vanochtend om 4 uur hield de beschieting op en werd het doodstil buiten. Ik ben even daarna in slaap gevallen. Om zeven uur vanmorgen werd ik weer wakker.
Ik was behoorlijk stijf geworden van het slapen op zo'n beperkte ruimte.
Tenslotte hadden we met negen personen de nacht doorgebracht in een keldertje van amper 2.30 bij 1.40 meter. Ik ben maar vlug de kelder uitgegaan om me wat op te frissen. Moeder vertelde dat zij haast geen oog had dicht gedaan en daarom maar veel te vroeg was opgestaan. Ze had een grote pot koffiesurrogaat gezet.

Met de surrogaatkoffie en een paar plakken zelfgebakken tarwebrood knapte ik weer helemaal op. Vader was al vroeg in de ochtend opgestaan om te zien hoe het met zijn moeder en zuster die aan de Spinhuispôlle wonen was afgelopen. Toen hij terug kwam, vertelde hij dat in de Rienwal vlak voor het huis van zijn moeder en zuster een granaat was ontploft. Alle ramen en de voordeur van het huis waren vernield. Het hofje waar ik tot mijn zesde jaar heb gewoond, was ook flink getroffen. De meeste huizen aan het hofje lagen in puin. Mijn grootmoeder en mijn tante maakten het na de afschuwelijke nacht die ze hadden gehad nu weer redelijk goed. In de steeg naar de Schans, was Bijkersma dodelijk getroffen toen hij in de deuropening stond te kijken. Er moeten nog meer doden zijn, maar vader wist nog geen namen.

(Jan Bijkersma, geboren op 22 april 1895, 17 april 1945 ook bekend als lange Jan, werd binnenschipper. Jan kreeg acht kinderen, waarvan vier zoons. Zoon Dirk Jan en Johannes vertrokken na de oorlog beiden naar Australië. Jan Bijkersma werd in de bevrijdingsnacht in Lemmer gedood door een granaatscherf).

Schans: Hier verschillende voltreffers. De heer Jan Bijkersma werd dodelijk getroffen vijf dagen voor zijn 50ste verjaardag. Het winkeltje voor het witte uithangbord 3e huis links werd bewoond door de familie T. Bondiëtti, ook hier een voltreffer. Kleinzoon Willem van Slageren werd zwaar gewond en overleed op de Bevrijdingsdag, oud 12 jaar. In de Schans werd ook getroffen mevr. G. Terpstra, zij is later aan haar verwondingen overleden, oud 54 jaar.

-Toen Willem van Slageren (zoon van Christ van Slageren) zwaar gewond was. Werd hij even later naar de als noodziekenhuis ingerichte bewaarschool overgebracht. Zijn vader liep als een gebroken man achter de brancard, hij leefde toen nog. Willem is op de dag van de Bevrijding gestorven aan de verwondingen, die hij bij het gooien van een Pantzerfaust door de Duitsers had opgelopen.-

Wel had hij gehoord dat bij 'Bondiette' in de Schans gewonden waren gevallen. Ook ome Leeuwke, had een scherf in zijn rug gekregen. Het was gelukkig maar een schamper geweest zodat hij na door de dokter geholpen te zijn weer in orde was. Vader had in de Lemmer geen enkele Duitser meer gezien. Wel liepen er nu leden van de ondergrondse in Lemmer op straat. De leden van de ondergrondse hebben als uniform een blauwe overall aan met een oranje band om de arm met de letters "NBS" erop. De ondergrondse mannen droegen allen een stalen wapen bij zich.

Het werd nu hoog tijd om zelf eens poolshoogte te nemen. Aan de achterkant van ons huis had ik reeds twee scherfgaten in de muur ontdekt. De regenpijp was ook door een scherf doorboord en in het kozijn boven de keukendeur zat ook een flinke scherf. Verder had ik gezien dat op het oude kerkhof verschillende toppen van de hoge eikenbomen waren afgeslagen. Hoogst waarschijnlijk hebben de hoge bomen op het oude kerkhof ons beschermd tegen granaatinslagen dichter bij huis.

In Lemmer zelf was het een grote chaos. Bij het tram station lag een autobus met de neus voorover in de binnenhaven. Her en der stonden boerenkarren. Ik heb ze zelf niet gezien, maar ik hoorde dat er vroeg in de morgen paarden en koeien los door de Lemmer liepen. Die zijn natuurlijk door de ondergrondse bij een boer ondergebracht. Langs de buitenhaven was het ook raak. Daar stond zelfs nog een stuk door de Duitsers achtergelaten luchtdoelgeschut van 2 centimeter. Ik vond er een mooie grote nachtkijker van het merk Zeiss, die ik maar mee naar huis heb genomen. Wat zal er niet allemaal door de moffen in het water zijn gegooid?

Overal liepen mannen van de NBS (zo heet nu de ondergrondse). Ik zag o.a. Schelte de Vries, Hans Jaalsma, Jetse de Haan, Max Koole, Henk v/d Berg, Willem Beijerink en de zoon van Klaas Zwarthoed. Men zegt dat de Lemsters die zich deze morgen na het schieten het eerst op straat waagden, hele kazen en tonnetjes boter hadden gevonden. Ik weet nu ook de oorzaak van de brand die ik gisteravond heb gezien.

Er was een granaat in de N.O.P.-kantine, waar de Duitsers nogal wat munitie in op hadden geslagen, terecht gekomen. Toch viel me de schade aan de huizen nog wel mee als ik denk aan het aantal granaatinslagen van de afgelopen nacht.
De meeste schade aan woningen e.d. heb ik gezien in en om de Schans en het Achterom. Het zoontje van schilder van Slageren die in de Schans woont is ook getroffen en overleden. Verder zijn nog omgekomen Pieter van der Bijl en Bouwe de Vries. In totaal zouden er acht doden zijn.

Er zijn een paar moffen in de Lemmer gepakt, die zich kennelijk ergens verborgen hebben gehouden en de krieg dus meer dan beu waren. Er lopen ook drie Duitsers vrij in Lemmer rond met een NBS-armband om. Het zijn Polen in gedwongen Duitse dienst, die op tijd de hen opgedrongen vrienden de rug hadden toegekeerd en zich aangesloten hadden bij onze ondergrondse. In de afgelopen nacht hebben ze er voor gezorgd dat de Duitsers de N.O.P.-dijk niet konden opblazen. Ik weet niet precies hoe één en ander in elkaar zit, maar het is toch een mooi verhaal.

De Duitsers hebben net als onze eigen militairen op 10 mei 1940 bij het invallen van de moffen hadden gedaan, voor de haveningang rijnaken tot zinken gebracht.
In de loop van de ochtend werden overal de vlaggen uitgestoken en er heerste al een enorme feestvreugde ondanks het verlies van acht Lemsters. Er waren eerst nog geen Engelsen in de Lemmer, maar er werd al vlug rondverteld dat die in aantocht waren vanaf de Straatweg. De Engelse genie was al vroeg bezig met het voorlopig herstellen van de Follegabrug, die gisteravond nog door de moffen is opgeblazen.

Mijn vrienden en ik gingen ook nog een kijkje nemen op het nieuwe kerkhof waar de Duitsers een zoeklicht hadden staan op het roomse gedeelte. Het zoeklicht was verdwenen. Dat zullen de Duitsers wel hebben meegenomen. Er waren ook een paar graven beschadigd door inslaande granaten. Na het bezoek aan het kerkhof zijn we de Straatweg uitgegaan om onze bevrijders tegemoet te lopen. Ter hoogte van het Hof van Holland, even voorbij het 2e brugje, zagen we militairen aankomen.

De militairen liepen aan beide kanten van de weg in groepjes van 10 man. Ze liepen als ganzen achter elkaar aan. De militairen dragen bruingroene uniformen van een heel ander model dan het uniform van de Duitsers. Ze hebben platte helmen met een rand erom. Deze helmen lijken wel op hoeden die rooms-katholieke geestelijken wel dragen. Om de helm hebben ze een netje met onder het netje een pakje met verband.

De meeste soldaten dragen een geweer, maar er zijn ook die een soort mitrailleur met pootjes en onder over de schouder dragen. Ze lachten vriendelijk tegen ons en de andere Lemsters, die de Straatweg zijn uitgelopen. We kregen plakjes kauwgum van de soldaten. Ook waren er soldaten bij die een radiootje op de rug droegen. Toen we met ze opliepen, raakten we met ze aan het praten. Gelukkig is mijn Engels redelijk goed na 4 jaar MULO-school.

Ze vertelden dat ze Franse Canadezen waren en onderling spraken ze dan ook hoofdzakelijk Frans. Helaas gaat het Frans mij minder goed af, maar Jan Tenk kan zich aardig redden. Hoe dichter we bij de Lemmer kwamen, hoe meer mensen ons juichend tegemoet kwamen. Er werden door de Canadezen sigaretten uitgedeeld en de kinderen kregen kauwgum. De meeste kleintjes wisten niet eens wat kauwgum was, maar ze kregen al vlug de smaak te pakken.

Toen we bij de eerste huizen van Lemmer aankwamen, hoorde ik een soldaat in de microfoon van zijn radiootje zeggen: "Here Xray-Pappa One, here Xray-Pappa One, over". Toen zei hij even niets en vervolgde toen met: "We are in the outskirts of a town called Limmer. People say there are no more cherries here, but what I see, is a lot of beautiful young girls. Over and out". De soldaten hadden ons inmiddels verteld dat de radiootjes die ze op hun rug dragen Walky-Talky genoemd worden. Ook vertelden ze dat ze tot het "Le Regiment de la Chaudière" behoren. Zij waren verkenningspatrouilles, de rest zou later komen als de brug beter gerepareerd zou zijn.

De ‘Chaudières’ wilden vanuit Sneek proberen om Lemmer te bereiken, maar moesten onverrichterzake terugkeren om via Joure en Sint Nicolaasga hun doel te bereiken. Bij Woudsend konden leden van de BS niet verhinderen dat de brug werd opgeblazen.
De Scharsterbrug tussen Joure en Sint Nicolaasga bleef gelukkig behouden nadat het bataljon met steun van de artillerie, de vijand in de late avond van 16 april met succes in de richting van Lemmer kon verdrijven.

Op 17 april werd Lemmer ingenomen en waren de Duitsers al over de Zuiderzee vertrokken. Even nog dreigde een noodsituatie te ontstaan vanwege mogelijke dijkdoorbraken in de Noord-oostpolder. Maar een drietal Polen in Duitse dienst verborg de ontstekingsmiddelen, nodig om de geplaatste springstof hun werk te laten doen, en namen ‘eigen’ soldaten onder vuur. Op 17 april was ook de Noordoostpolder vrij dankzij drie Polen en een bataljon Canadezen.

Noordoostpolder
PDF – 1,5 MB 707 downloads

Dr. A. Pieter E. Korver. Huns away, dyke okay!

De Duitse plannen om aan het eind van de oorlog de Noordoostpolder onder water te zetten en wat daarop volgde.

In de loop van de middag kwamen er steeds meer Canadezen Lemmer vanaf de Straatweg binnen. Er reden kleine leuke wagens bij op rupsbanden, die naar de Canadezen mij vertelden carriers worden genoemd. Er zijn bren-carriers, flamethrower-carriers, guntug-carriers en personel-carriers. Oom Pieter en tante Els kregen inkwartiering van twee Canadezen. Ons huis is met reeds vijf bewoners te klein om ook nog inkwartiering erbij te hebben.

Het is opmerkelijk hoe verschillend het gedrag is van de Canadese ingekwartierden en de Duitse ingekwartierden in mei 1940. De Canadezen laten hun wapens gewoon op hun kamer achter terwijl de Duitsers indertijd hun wapens geen moment loslieten.
Ergens is het wel logisch. Tenslotte zijn de Canadezen onze vrienden en dat waren de Duitsers nu bepaald niet.

De Canadezen gaan zelfs het dorp in achter de meisjes aan en laten rustig hun wapens thuis. De Canadezen zijn gek op eieren en mijn vrienden en ik hebben dan ook al besloten om morgen eendeneieren in de Wiele te gaan zoeken. Die liggen daar nu genoeg. De eieren kunnen we dan ruilen voor sigaretten. De Canadezen hebben verschillende soorten bij zich, zoals: Captain, Woodbine, Players, Three Castles en Sweet Corpora!. Wel iets ander dan Consi en Belgische tabak. Het brood dat de Canadezen bij zich hebben is spierwit. Het zijn mooie grote broden en het smaakt heerlijk. Ze hebben ook poeder bij zich gemaakt van eieren. Ze mengen het met een beetje melk en bakken er dan kleine eierkoekjes van die ze op brood leggen.

Verder hebben ze grote blikken met koekjes die naar pinda's smaken. De smaak van pinda's was ik bijna vergeten. Voor onze MULO-school, ligt een tot zinken gebracht schip vol met koperen en nikkelen munten. Het zijn geen Nederlandse munten zodat we er niets aan hebben.

Woensdag 18 april 1945.

Wat een heerlijk gevoel om weer als vrijmens rond te kunnen lopen. In ons dorp is het één grote feestroes, het weer werkt daar ook nog aan mee. We hebben in geen jaren zulk mooi voorjaarsweer gehad. Er valt van alles in het dorp te beleven.
Ik heb dingen gezien die ik nooit eerder ben tegengekomen. Er was vandaag nog wel een beetje spanning onder de mensen in de Lemmer, omdat het gerucht ging dat de moffen met boten vanuit Holland een aanval op Lemmer zouden doen.

Gelukkig is het bij een gerucht gebleven, alhoewel er vandaag wel extra geschut door de Canadezen in Lemmer werd gebracht. Op grote open auto's stonden kanonnen met lange lopen. De auto's stonden opgesteld op de Bakkershoek en op de Schulpen.
Vanmorgen hebben we eerst een flinke hoeveelheid eendeneieren gezocht. De eendeneieren hebben we met de Canadezen geruild voor sigaretten. Ds. Keuzekamp, die in de pastorie aan de Nieuwburen woont, heeft in de tuin het lijk van een gestorven joodse onderduiker begraven. Onvoorstelbaar wat de dominee heeft moeten meemaken. Er waren nog meer joden in Lemmer ondergedoken o.a. bij een familie aan de Schoolstraat. Al deze joodse mensen kunnen nu weer opgelucht en vrij rondlopen.

(Het was al ruim spertijd op die avond van 1 februari 1944. Met een ambulance van de ondergrondse wordt de joodse mevrouw Gerstner en haar zieke zoon Ernst, bij dominee Keuzenkamp gebracht. Gelukkig bereiken ze veilig hun nieuw woonvertrek. Naast de pastorie woonde dokter Olivier, die in het geheim de zieke man behandelde. Zijn lichamelijke gesteldheid was echter van dien aard, dat de man op 5 mei 1944 overleed. Albert Visser, timmerde een kist en bracht deze in planken door de weilanden achter de Gereformeerde kerk langs, in de tuin van de Hervormde pastorie en timmerde deze in elkaar in de studeerkamer van ds. Keuzenkamp. Toen moest het stoffelijk overschot nog van de hoogste etage naar de studeerkamer gebracht worden. Albert Visser nam dit voor zijn rekening. Hij wist het lichaam van Ernst van de bovenetage langs 2 trappen naar de studeerkamer te brengen en in de kist te leggen.´s Avonds hebben dr. Olivier, ds. Keuzenkamps zonen en de heer Onderweegs van de ondergrondse Ernst in de pastorietuin begraven. Na de oorlog is onder grote publieke belangstelling Ernst Gerstner in Lemmer herbegraven).

Afdruk van Geertje Visser

Kade van de Holland-Frieslandlijn. Het tramstation bevond zich links, de smalle brug was voor voetgangers en fietsers. Hier werd door de jongelui tot in de vijftiger jaren op zaterdag- en zondagavond gewandeld, vanaf het oude kerkhof tot aan het einde van de dam en terug (en menig afspraakje is er gemaakt).

Gemeentehuis van Lemmer.

Op het bordes van het gemeentehuis werden NSB'ers en moffenmeiden door de NBS'ers kaalgeschoren. Toen het hoofd van onze school, mijnheer de Vries die ook NSB'er was, aan de beurt was, ben ik weggelopen want dat deed me toch wel zeer. Ik heb tenslotte bijna vier jaar les van hem gehad en toen ik geen klompen en schoenen meer had om aan te trekken en mijn vader hierover bij mijnheer de Vries zijn beklag deed, kreeg ik een paar schoenen, die waarschijnlijk van zijn zoon zijn geweest, die bij de SS is gegaan en ergens in Rusland moet zitten.

Ook zag ik vandaag een flamethrowercarrier tegenover het tramstation die een demonstratie gaf. De carrier kwam met grote snelheid op het water aanrijden, stopte op nog geen meter van de kade en spoot toen een zee van vlammen over de haven uit. De Canadezen gooien wel handgranaten in het water, waardoor ze de vis voor het opscheppen hebben, die ze dan gaan bakken.

De capitulatie op 5 mei 1945 in hotel 'De Wereld' te Wageningen. Links generaal Blaskowitz, bevelhebber van de Duitse troepen in de 'Vesting Holland', tegenover hem de Canadese generaal Foulkes. Geheel rechts, schuin op de rug gezien, Prins Bernhard.