Oorlogsherinneringen 1940-1945 van Wiebe Feenstra (3)

Vrijdag 26 november 1943.
 
Vanaf 11.30 uur vanmorgen was de lucht weer vol Amerikaanse vliegtuigen.
Overal aan de hemel kon ik de condensstrepen zien van Vliegende Forten, Liberators, Lightnings en Thunderbolts. Van Duitse vliegtuigen was geen sprake, althans ik heb ze niet gezien. Toen de laatste vliegtuigen in Oostelijke richting verdwenen, kwamen de eersten alweer terug richting home.

Even over één hoorde ik in de richting Follega/Doniaga, het geratel van mitrailleurs en boordkanonnen. We hadden vrij van school om de één of andere duistere reden en ik stond met nog enige buren bij het parkje tussen de 1e en 2e Parkstraat in de richting van het schieten te kijken. En ja hoor daar had je het al. Een kennelijk aangeschoten Vliegend Ford (Flying Fortress) vloog op niet al te grote hoogte in Noord-Westelijke richting.

Het kreupele vliegtuig werd aangevallen door zeker drie Duitse nachtjagers van het type Messerschmitt ME-110. De Amerikaan verdedigde zich tot het uiterste en gaf behoorlijk vuur af. Aangezien ik geen horloge heb, weet ik niet hoe lang het luchtgevecht duurde, maar voor mijn gevoel een hele tijd. Opeens zag ik vier parachutes in de lucht hangen, waarschijnlijk een deel van de bemanning van het Amerikaanse vliegtuig. Dat het Amerikanen waren leidde ik af uit het feit, dat toen deze weerloze jongens aan hun parachutes nog in de lucht hingen, deze werden beschoten door twee van de Duitse jagers.
 

Een 'Flying Fortress' B17, zoals bij St.Nicolaasga door de Duitsers werd neergeschoten.

Het grote fort dwarrelde intussen als een blad naar beneden. De moeder van Willem Gaasbeek, die ook naar het drama stond te kijken, schreeuwde: "Vieze vuile moordenaars" tegen de Duitse piloten die dit uiteraard niet konden horen.

Wel liep Mw. Gaasbeek, het risico dat een "verkeerde" haar hoorde schreeuwen en dit door zou geven aan de moffen. Later in de middag hoorde ik dat het vliegtuig was neergekomen tussen St. Nicolaasga en Doniaga. Ik had willen zweren, dat het veel meer in de richting Follega aan de grond was gekomen.

Het komt de laatste tijd geregeld voor dat er ballonnen overdrijven.
De Duitsers schieten er op met hun luchtdoelgeschut en ook heb ik al een keer gezien dat Duitse jachtvliegtuigen er op schoten. Wat het voorstelt?, geen idee.

Boven en onder: Een veteraan-Lightning. Lockheed P-38L-5-1O, serial no. 328430, KI-N "Jeanne" van 20th FG, 55th FS, Ist Air Division, 8th U.S. Air Force, gebaseerd op Kingscliffe, Northampshire, Engeland. Een Lightning van ditzelfde squadron, bestuurd door Lr. R. H. Dettre, stortte op 9 april 1944 vlakbij Hindeloopen in het IJsselmeer.

Donderdag 16 december 1943
 
Het was vanavond erg druk in de lucht en er werd nogal geschoten ook. Vader en ik stonden net voor brood eten even achter huis de lucht af te zoeken of er ook wat te zien was. Plots zagen we in de richting Spannenburg, hoog in de lucht de streepjes van lichtspoormunitie. Vlak daarop zagen we een vuurbolletje dat rap groter werd.
 
Het leek net of het onze richting uitkwam en we wilden net naar binnen gaan, toen zich een vreselijke explosie voordeed. Ik had de grendel van de achterdeur nog in mijn hand, maar werd net als vader door de sterke luchtdruk tegen de keukenmuur gegooid. Toen we verschrikt omkeken zagen we een enorme vuurbal, die naar het leek recht op ons afkwam, maar eensklaps viel de enorme vuurbal in stukken uiteen naar beneden. Vast weer een slachtoffer van de oorlog.
Als het nu maar een Mof is, maar dat betwijfelen we.
 
Vrijdag 17 december 1943.
 
Het was gisteravond inderdaad een exploderend vliegtuig en helaas ééntje van onze Engelse vrienden. De brokstukken zijn terecht gekomen achter de tramdijk tussen de Follegasloot en de rietkragen ten Zuiden daarvan.
 
Dinsdag 28 december 1943.
 
Het is kerstvakantie en mijn vrienden Cor, Jan, Willem en ik hebben een bezoek gebracht aan de plaats waar 12 dagen geleden een totaal uit elkaar geslagen Engels vliegtuig is neergekomen. Het was mistig weer. We liepen langs de tramdijk tot we op de hoogte kwamen waar het vliegtuigwrak ergens moest zijn neergekomen. We gingen het land achter de tramdijk in en vonden al gauw stukjes vliegtuigmateriaal. Ook vonden we brokjes vlees zo groot als een schoenzool.
Deze vleesbrokken zijn vast afkomstig van omgekomen bemanningsleden.
Het is vreselijk. De Duitsers hebben de stoffelijke overschotten althans wat er van over was begraven op het nieuwe kerkhof van Lemmer. Dit kerkhof begint al aardig op een militaire begraafplaats te lijken. De mist begon op te trekken en plots hoorden we een geweerschot. We keken in de richting waar het geluid vandaan kwam en zagen in de buurt van de rietkragen twee Duitse soldaten staan.
 
Ze hadden ons waarschijnlijk pas gezien toen de mist optrok en om onze aandacht te trekken een schot gelost. Wij dachten nog wel dat alles reeds door de Duitsers was weggehaald en dat er geen bewaking meer zou zijn. Ze gaven te kennen dat we bij hen moesten komen.
We gaven direct gevolg aan hun verzoek. Tussen de Duitsers en ons was echter een brede sloot waar noch wij noch zij overheen konden komen. Ze vroegen ons" "Was macht euch dort?". Wij antwoordden dat we neugierig sind. Waarop zij zeiden: "Viel zu gefarlich schert euch weg". Wij maakten ons direct uit de voeten, wat we niet eens erg vonden met hier en daar stukjes mensenvlees op het land liggend.
 
Oudejaarsavond 31 december 1943
 
Weer is een jaar oorlog aan ons voorbij gegaan. Een oorlog die steeds grimmiger wordt. Wij hebben hier hoofdzakelijk met luchtgevechten en neerkomende vliegtuigen te maken, maar aan de fronten moet het ook verschrikkelijk zijn. Dit jaar is het aantal bombardementen op Duitsland zeker sterk opgevoerd, want er komen nu dag en nacht geallieerde vliegtuigen over. Ondanks het gevaar dat er aan vast zit, klinkt het gebrom ons als muziek in de oren.
 
Ten opzichte van vorig jaar is er veel aan de fronten veranderd. Ik houdt de frontlijn met potlood bij op een oude kaart van Europa. De Russen rukken in redelijk tempo op in de richting van Duitsland. De Duitsers trekken zich steeds volgens plan terug. De Engelsen en Amerikanen zijn geland in Italië, dus er is al een soort 2e front, alleen zo ver bij ons weg. Al met al gaat het echter de goede kant uit.
 
We hebben dit jaar een nieuwe methode gevonden om aan een extra brood (Duitse kuch) te komen. Neef Anne (Alberda) rijdt voor boer Heutema, geregeld tussen Lemmer en Sondel. Hij moet dan in opdracht van de Duitsers eten van Lemmer naar Sondel brengen. De Duitsers hebben in het gymlokaal van onze school aan de Korte Streek een soort kruidenierswinkel. Soms kunnen we wel eens naar binnen kijken en dan komt mij het water in de mond van al die lekkere spullen die daar zijn opgeslagen.
 
Wel om op ons extra brood terug te komen. Anne geeft ons een seintje als hij naar Sondel moet. Hij maakt de rit onder begeleiding van een Duits militair. Het is een niet al te kwade Duitser, die ook wel eens bij Anne en Rina thuis op visite komt. Volgens Anne is deze Duitser de Krieg meer dan zat en hoopt maar dat hij nooit naar het Oostfront moet. Als wij een seintje van Anne hebben gehad, gaan Vader of ik naar ons volkstuintje aan de Plattedijk, waar Anne langs moet komen. Als er in de buurt verder niemand te bekennen is gooit Anne ter hoogte van onze volkstuin twee broden van de wagen, die wij dan zo vlug mogelijk oprapen. De Duitser ziet het nooit of wil het nooit zien. 's Avonds wordt dan een brood naar Anne en Rina gebracht.
 
Vrijdag 7 januari 1944.
 
Mijn vader die tegenwoordig ook af en toe dienst doet als stoker op het stoomgemaal, had vanmorgen een hachelijk avontuur. Op de zeedijk langs de Plattedijk staan sedert vorig jaar vier luchtdoelkanonnen (kaliber 4 centimeter) opgesteld. Ik had dit nog niet eerder vermeld. De bediening van de kanonnen is in handen van de Duitse Luftwaffe, militairen met een blauw gekleurd uniform aan. Onder aan de landkant van de Plattedijk hebben de luftwaffe-soldaten per kanon een soort hut gemaakt. Ze hebben deze hutten ingegraven in de dijk en gebruiken de hutten als onderkomen voor de soldaten die niet bij een kanon op wacht staan.
 
Vanaf de stellingen loopt een draad naar de onderkomens. Ze hebben een gleufje in het wegdek gehakt, waar de draad doorheen loopt. Als er (voor hen) vijandige vliegtuigen aankomen worden de militairen door de op wacht staande soldaat gealarmeerd door aan de draad te trekken, waardoor er in de onderkomens een bel of iets dergelijks in werking wordt gesteld. De gealarmeerde militairen komen dan zo snel mogelijk naar boven gerend.
Vanmorgen had vader in een zak op een sleetje wat brandstof meegenomen. Wat er nu precies fout ging weet vader niet, maar hij vermoedt dat hij de alarmdraad heeft meegetrokken. Door sneeuw en ijs ligt de alarmdraad meer op straat dan in de gleuf.
 
De gealarmeerde Duitsers kwamen naar boven stuiven en vader werd toen de Duitsers zagen dat het loos alarm was op de bekende Duitse wijze uitgescholden. Ze moesten zijn ausweis zien. Toen dit document in orde bleek te zijn mocht hij doorlopen. Van de zak kolen op het sleetje werd niets gezegd.
 
De luftwaffe militairen die deze kanonnen bedienen zijn merendeels ondergebracht in de RK-school. De officieren zijn bij burgers ingekwartierd. Ze gebruiken ook een deel van de oude boerderij van boer Schaap aan de Nieuwburen als herstelwerkplaats voor hun voertuigen en het onderhoud van de kanonnen. Er staat altijd een soldaat op wacht bij de inrit naar de boerderij aan de Nieuwburen.
 
Er staat af en toe een Oostenrijker op wacht. Als hij wachtdienst heeft en ik kom langs, dan probeert hij wel eens een praatje met me te maken. Hij vertelde mij dat hij een zoon heeft van 18 jaar die aan het Oostfront zit en waarvan hij al een hele tijd niets heeft gehoord. Hij woont met zijn vrouw en nog twee meisjes in een plaatsje dat Leibnitz heet. Hij heet Alfred Rheinhart. Ik heb steeds medelijden met de man. Tenslotte is niet iedere Oostenrijker pro Duits. Ik mag hem van thuis niet uitnodigen om eens bij ons te komen koffiedrinken.
 
Dinsdag 25 januari 1944.
 
Vandaag vlogen er tientallen Thunderbolts op geringe hoogte over ons dorp. Het was ongeveer 1 uur in de middag en ze vlogen pal noord. Er werd niet door de Duitsers op geschoten. Ik denk dat de Duitsers de overmacht te groot vonden.
Vandaag heb ik voor het eerst een V-I over zien vliegen. Het ding maakt een vreemd plofferig geluid. Waarschijnlijk was het een uit de koers geraakt exemplaar want hij vloog van Zuidoost naar Noordwest.
 
Woensdag 15 maart 1944.
 
Vandaag veel Thunderbolts boven het IJsselmeer gezien. Waarschijnlijk zochten de vliegers naar Duitse schepen op het IJsselmeer, want een stuk of vier doken naar beneden en losten salvo's op een doel even voorbij de vier Km van de N.O.P.-dijk. Waar ze op schoten konden we vanaf de trambrug niet zien. We klommen daarom in de vuurtoren om een beter uitzicht te hebben. Met we bedoel ik Cor, Jan, Willem en ik.
 

Ook van die hoge plaats in de vuurtoren konden we niet zien waar de vliegtuigen op geschoten hadden. Toen we weer beneden waren, wachtte ons een onaangename verrassing. Beneden stond de Hafenüberwachungscommandant ons op te wachten. We moesten meekomen aan boord van een Duitse FLAK-boot.

Deze FLAK-boten zie je de laatste tijd veel in de buitenhaven. Ze liggen meestal op de plaats waar een hele tijd terug een boot van beton was afgemeerd. FLAK-boten zijn schepen met veel en zwaar luchtdoelgeschut en worden gebruikt voor het begeleiden van konvooien over het IJsselmeer. Beneden in het ruim van de FLAK boot, werden we voor alles en nog wat, in het Duits uiteraard, uitgescholden en hij sloeg ons ook.

Neef Cor vocht zelfs een beetje terug door een afwerende houding aan te nemen. Een Duitse matroos had kennelijk medelijden met ons en begon tegen de Hafenüberwachungscommandant te praten terwijl hij ons onderwijl een seintje gaf hem te smeren. We maakten dat we weg kwamen en voelden ons pas weer wat veiliger ter hoogte van het tramstation.

Op de foto Uilkje Koopmans. Opname en afdruk door vader Jan Rintjes Koopmans.

Dinsdag 6 juni 1944.

Vanmorgen vertelde Wiepie van der Bijl me dat de invasie eindelijk was begonnen. Ze hebben bij van der Bijl dus toch hun radio niet ingeleverd. Hij vertelde dat Amerikanen, Engelsen en Canadezen geland waren in Normandië.
Verder had hij nog geen bijzonderheden. Hopelijk lukt deze invasie beter dan indertijd bij Dieppe waar de geallieerden onder zware verliezen werden teruggedreven.

Donderdag 8 juni 1944.

Langs de Straatweg worden om de tien meter aan beide kanten van de weg gaten gegraven. Er wordt beweerd dat deze gaten worden gemaakt om de Duitsers gelegenheid te geven om dekking in te zoeken als ze hier moeten vechten of wanneer ze beschoten worden door vliegtuigen. De gaten zijn zo groot dat er één persoon in kan liggen. Er wordt dan ook al verteld dat t.z.t. in elk gat een dode mof begraven kan worden. Hier en daar zijn ook grotere uitgravingen gemaakt.
In die grotere uitgravingen kan gemakkelijk een auto of een kanon staan. Cor van tante Anne is ook opgepakt om deze gaten te graven. Gelukkig ben ik nog te jong.

Straatweg te Lemmer.

Zaterdag 5 augustus 1944.

Even voor drie uur vanmiddag is tussen Follega en Lemmer, de tram door Engelse of Amerikaanse vliegtuigen beschoten. Er was 1 dode en er waren 2 gewonden.
Het dode slachtoffer is de NSB'er H.V. Kranen (Hij was conducteur, met als standplaats Lemmer) dat kan dus niet zoveel kwaad. De lichtgewonden zijn mijnheer Groes en buurman Prins. Gelukkig maar dat buurman Prins en mijnheer Groes, er zo goed vanaf zijn gekomen. Toen buurman Prins na behandeld te zijn weer thuis kwam, vertelde hij dat de vliegtuigen eerst nog om de tram heen cirkelden, zodat er genoeg tijd was om de tram te stoppen en eruit te gaan. Kranen verbood echter om te stoppen en gaf opdracht door te rijden. Uiteindelijk heeft hij dus zelfmoord gepleegd.

 Boven en onder: De Lemmer-tram hier in het Friese landschap foto: Archief FRAM v.h. N.T.M.

De tram in Lemmer, waarschijnlijk voor 1941: De middelste persoon op de foto is Hendrik Langenberg machinist op de tram. Hij heeft tijdens de WOII toen ‘zijn’ tram onder vuur is genomen, vanuit vliegtuigen, een hele poos onder de tram in dekking moeten liggen.

  • Hilda Boesjes – Beljon: Onder de bel staat mijn pake van moederskant Hendrik Langenberg, machinist op de tram, die vanuit Lemmer diensten onderhield, hij nam in 1941 deel aan de februari staking. Bovendien weigerden twee zoons uit de familie Atte en Jacob dienst voor de bezetters. Zij zaten ondergedoken in de Noordoostpolder. Ook de rest van de familie dook onder. Mijn moeder Attie Beljon-Langenberg, was toen 4 jaar. Het jonge gezin beleefde meermaals angstige momenten. Zo moesten ze eens hals over kop in de nacht vluchten vanuit hun schuiladres in Goutum. De rest van haar leven is mijn moeder bang geweest en sloeg haar de angst om het hart bij het horen van stampende laarzen en luide Duitssprekende stemmen.

Dinsdag 29 augustus 1944.

We waren aan het zwemmen bij het witte hekje op de dijk naar het stoomgemaal, toen plotseling een paar Spitfires neerdoken op een konvooi vrachtschepen begeleid door Duitse FLAK-boten, parallel aan de N.O. P.-dijk. De jachtvliegtuigen schoten fel, maar ook de Duitse FLAK-boten schoten als duivels terug. Eén van de Jabo' s werd helaas geraakt en kwam achter de NOP-dijk in de polder terecht.

Direct steeg een grote zwarte rookwolk op. We hebben niemand uit het vliegtuig zien springen, dus de arme piloot moet wel op slag dood zijn geweest. Als hij nu eerst maar een paar moffen heeft geraakt. Het is best mogelijk dat de vliegtuigen ook slachtoffers hebben gemaakt, want één FLAK-boot voer terug richting Lemmer.
De andere vliegtuigen vlogen nog even hoog in de lucht rond en verdwenen toen in Westelijke richting. Het gebeurde allemaal zo vlug, dat we te verbouwereerd waren om uit het water te gaan om dekking te zoeken achter de dijk.

Maandag 4 september 1944.

Vanaf vandaag moeten we 's-avonds om 8 uur binnen zijn en binnen blijven tot de volgende ochtend 6 uur. Wij kunnen gelukkig achterom nog wel bij tante Els en oom Pieter komen. Vlug even de straat oversteken naar tante Anna is ook niet zo riskant. Ik heb het steeds over tante Anna en nooit over haar man Oom Arie. Dat komt omdat oom Arie kort voordat de Duitsers ons land binnen vielen, naar Amerika was gegaan. Tante Anna, mijn neef Cor en mijn nichtje Aaltje zouden volgen zodra oom Arie een huis had geregeld. Helaas was nareizen niet meer mogelijk door het uitbreken van de oorlog. Sedert 8 december 1941 toen Amerika aan Duitsland de oorlog verklaarde, heeft de Gestapo al twee keer een inval bij tante Anna gedaan en het hele huis ondersteboven gehaald. Waar ze naar zochten hebben ze niet gezegd maar het waren voor tante Anna en mijn neef en nicht toch angstige dagen.

Woensdag 6 september 1944.

Wat er gaande is weet ik niet, maar het lijkt wel of dat pro Duitse mensen en NSB' ers uit het westen van het land op de vlucht zijn richting Duitsland. Dat zou een reden kunnen zijn van deze uittocht, nu onze geallieerde vrienden zo snel door België oprukken in de richting van ons land. De Lemmerboot was afgeladen met bepakte en gezakte reizigers. Op het tramstation stond een tram onder stoom met wel 10 wagons erachter. De reizigers of wat het ook waren, vertrokken met de tram richting Joure. Wij mochten niet dichter bij het station en de boot komen dan bij de kleine visrokerijtjes aan het begin van de gording aan de buitenhaven. Zelfs daar werden we even later nog weggejaagd door een Hollandse SS'er die zijn geweer op ons richtte.

Vrijdag 8 september 1944

Zo te oordelen beginnen de Duitsers hier in Lemmer ook angstig te worden dat het binnenkort voor hen ook menens wordt. In de parkjes tussen de Parkstraten en wel aan de weilandzijde worden een soort kazematten gebouwd. Ze worden gemaakt van grote betonnen rioolbuizen die voor driekwart worden ingegraven en daarna afgedekt met betonen palen en afgewerkt met aarde en graszoden.

Het is niet te hopen dat die kazematten ooit gebruikt zullen worden, want dan staat het er niet te best voor met de huizen en de bewoners aan onze kant van de Parkstraat. Ook worden er kazematten gemaakt in de N.O.P.-dijk bij de werkhaven en in de oude zeedijk naar het Breedschar. Tussen de oude zeedijk en het weggetje naar het voetbalveld hebben de Duitsers landmijnen gelegd want daar staan midden in het land twee bordjes met een doodskop en de woorden "ACHTUNG MINEN" er op.

(Oorspronkelijk is de kazemat een militair gebouw, dat als actief verdedigingswerk in gebruik is. Later worden alle overdekte ruimtes kazematten genoemd. De overdekking kan bestaan uit slechts balken of een gemetseld of betonnen gewelf onder een aarden wal. Ook kan een kazemat een vrijstaand bomvrij stenen of betonnen gebouw zijn. Kazematten worden zowel voor verdediging gebruikt als voor het bewaren van voorraden munitie en eten. In oorlogstijd dienen ze tevens als woonruimte voor de militairen).

Zondag 17 september 1944.

Vanmiddag kwam Wiepie van der Bijl, opgewonden bij ons thuis vertellen dat de Engelsen luchtlandingen uitvoerden in de buurt van Arnhem. Bij Nijmegen en Eindhoven zijn Amerikaanse parachutisten geland. Duizenden militairen zijn inmiddels aan de grond gezet ook met grote zweefvliegtuigen en de aanvoer gaat nog steeds door. Neef Jan en diens verloofde Grada, zijn net vorige week woensdag weer terug gegaan naar Nijmegen. Ze waren een paar dagen bij ons te logeren geweest. Die zijn dus net op tijd teruggegaan en misschien nu al bevrijd. Het wordt nu echt menens met onze a.s. bevrijding. Drie maanden geleden geland in Normandië. Frankrijk en België bevrijd en nu zijn ze al in Arnhem nog maar 120 Km hiervandaan. Nog even en bijltjesdag kan beginnen.

Zondag 24 september 1944.

Het gaat helaas niet goed bij Arnhem en Oosterbeek. Het lijkt er op dat de Duitsers hier de slag toch nog een keer gaan winnen.
Grote delen van Zuid Nederland zijn reeds bevrijd, maar de Rijn is nog een te zware opgave voor onze bevrijders.

Maandag 25 september 1944.

Vanavond om ongeveer kwart voor zes zijn we vreselijk geschrokken. Vanuit de richting Sondel klonk een oorverdovend lawaai. Het leek wel of de wereld zou vergaan. Niemand kon vertellen wat er aan de hand was. Ik denk dat misschien het RADAR-station in Sondel gebombardeerd is, alhoewel ik hier geen enkel vliegtuig om deze tijd heb gehoord. Morgen zal ik wellicht aan de weet komen wat het geweest is.

Woensdag 27 september 1944.

Ik weet inmiddels wat voor lawaai we maandagavond hebben gehoord. Het is een nieuw Duits wapen, genaamd de V-2. De Duitsers schieten de V-2's af vanuit de bossen bij Rijs.

(De V2 was een ± 14 meter lange raket. De startmotor werkte op vloeibare zuurstof en alcohol. Na de start volgde het wapen een ballistische baan. Vanaf september 1944 werden in meer dan 3000 V2's gelanceerd naar doelen in Engeland en België. Meer dan de helft is op of nabij het doel neergekomen).

Zaterdag 7 oktober 1944.

Vader, Oom Pieter en ik zijn vandaag naar Gaasterland geweest om graan zoals tarwe en rogge en aardappelen op te scharrelen. We hebben als ruilmiddel zout, waar vele boeren groot gebrek aan hebben. Het zout heeft oom Pieter van 'De Rook', die nog een flinke voorraad van dit spul heeft liggen. Het zout was feitelijk bestemd om ansjovis in te leggen. Ansjovis wordt niet meer aangevoerd zodat het zout de eerste tijd toch geen doel meer heeft.

We klopten aan bij een boer in Oude Mirdum die wel graag wilde ruilen. De ruil werd dan ook vlot gesloten. We kregen zelfs nog een stuk schapenvlees. Bij de boer waar we mee ruilden rook het verrukkelijk naar gebakken aardappelen met spek. Toen mijn vader zei: "What rûkt it hjir lekker" vertelde de boer dat ze net gegeten hadden. Vader zei in strijd met de waarheid dat we sedert vanmorgen niets meer gegeten hadden. We hadden echter elk twee meegenomen boterhammen gehad. De boer zei toen dat er nog wat over was en dat wij, als we trek hadden, dat eten wel konden krijgen.

Aangezien de heerlijke geur ons hongerig had gemaakt, sloegen we dit aanbod niet af. We waren echter wel gemeen, want toen de boer het eten even later bracht zei oom Pieter die helemaal niet kerks is: "Lit us earst efkes bidde". De boer zette zijn pet af en toen wij aan het smullen waren van de gebakken aardappelen, gebakken uien en spekvet, ging hij weg om even later terug te komen met voor ieder van ons een lekkere gebakken karbonade. Zou het door het bidden van oom Pieter zijn gekomen?

Op de terugweg hebben we nog wat hout op de handkar geladen. Waarschijnlijk was het klompenhout dat door het hoge water naar de Sondelerdijk was gespoeld. Ter hoogte van het bruggetje op de Sondelerdijk bij de Leijen, werden we aangehouden door de Grüne Polizei.
Het geboefte vroeg het eerst naar mijn PB. Toen dit in orde was vroegen ze wat er in de handkar lag. Ik vertelde de Grünen in mijn beste Duits dat we hout hadden gezocht en een beetje tarwe en rogge hadden vergaard. Ze waren zeker tevreden met mijn antwoord want er werden geen verdere vragen gesteld en we konden onze weg naar Lemmer vervolgen.

Woensdag 11 oktober 1944.

Sedert 25 september j.1.heb ik zeker 25 V-2's horen afschieten.
Als een V-2 wordt afgeschoten kun je overdag duidelijk een condens- of rooksliert waarnemen zoals je die ook ziet bij hoog overvliegende vliegtuigen. Bij de V-2 gaat de condensstreep echter vanaf de grond vertikaal omhoog. Als er Engelse of Amerikaanse jachtvliegtuigen in de buurt zijn als er een V-2 wordt afgeschoten, duiken de jachtvliegtuigen er als roofvogels op af. Voor zover ik weet is het de Jabo's nog nooit gelukt de Duitsers in het Rijsterbos te snappen.

Vanavond toen ik terugkwam van melk halen bij boer Bergsma even voorbij het tweede brugje, werd er weer een V-2 afgeschoten. Het was duidelijk zichtbaar tegen de heldere lucht in het Westen. Ik kon de condensstreep heel goed volgen. De V-2 ging door de wolkenbank die die richting uit hing omhoog. Toen het monster een eind boven de wolken was, keerde het plots terug richting aarde. Kennelijk was er iets mis gegaan. Even later hoorde ik een doffe knal. Waar de V-2 terecht gekomen is weet ik niet, maar hopelijk niet in de buurt van onze eigen Gaasterlanders.

Zaterdag 28 oktober 1944.

Met vader, oom Leeuwke en Marten de Huizer, ben ik vandaag naar Gaasterland geweest om eten en vooral om tabaksbladeren. Zoals gewoonlijk hadden we zout bij ons als ruilmiddel. De opbrengst was redelijk en vooral oom Leeuwke en Marten de Huizer, die liever een pruimpje achter de wang hebben dan dat ze een sigaar of sigaret roken, waren erg in hun nopjes met de mooie droge tabaksbladeren.

Op de terugweg haalden we bij Tacozijl drie meisjes in. Nadat we ze aangesproken hadden, kwamen we aan de weet dat ze uit Amsterdam kwamen. Ze waren met de Jan Nieveen naar Lemmer gekomen en via Follega, Spannenburg en Wijckel naar Balk geweest om te proberen eten op te halen. Ze hadden geluk gehad en heel wat eten bijeen vergaard. Wij boden ze aan om de nogal zware tassen te dragen. Ze vertelden dat ze de eerste nacht na aankomst in Lemmer bij de familie IJkema, die vlak bij de brug in Follega wonen, hadden geslapen.

Follega-brug.

In Balk hadden ze geslapen bij een Agent Wagenaar. Bij slager Sonsma ook in Balk hadden ze tegen normale prijzen heel wat vlees kunnen kopen. Ze hoopten vandaag nog met de boot terug naar Amsterdam te kunnen. Ook vertelden ze ons na een tijdje dat ze eerst wel bang waren geweest toen er vier van die grote kerels achter hen aankwamen. In Lemmer aangekomen bleek de boot niet voor passagiers te varen. Omdat het inmiddels begon te schemeren heeft vader ze bij boer de Jong ondergebracht.

Zondag 29 oktober 1944.

Moeder heeft de drie meisjes die vader gisteravond naar boer de Jong heeft gebracht, door mijn zuster Aaltje op laten halen om bij ons koffie (surrogaat uiteraard) te drinken en ook om te eten. De meisjes, er waren twee Geertjes en één Nellie, vertelden dat ze bij boer de Jong in het hooi hadden geslapen. Ze hadden het zonder dekens verschrikkelijk koud gehad. Als ontbijt hadden ze een kannetje koude melk gekregen. Ze konden zich bij ons weer opwarmen en nadat ze een beker warme melk en een paar boterhammen hadden gehad, voelden ze zich weer een stuk beter.

Het oudste meisje, een Geertje, vertelde dat ze vandaag jarig was. Ze was 17 jaar geworden.
's-Avonds konden ze weer niet met de boot, omdat die door de Duitsers gevorderd was voor aardappelrooiers. Vader en moeder hebben toen een andere oplossing gezocht. Het oudste meisje (ze heet Geertje Boon) blijft bij ons slapen. De andere Geertje (Herrebout) slaapt bij ome Jan en tante Albertje, terwijl Nellie (v-d Bunt) bij tante Anna kan slapen.
Sedert vrijdag 20 oktober j.l. heb ik geen V-2's meer gehoord of gezien. Sedert het afschieten van de eerste V-2's op 25 september, heb ik minstens 45 van die monsters genoteerd.

Vrijdag 10 november 1944.

Geregeld haal ik melk bij boer Hoekstra. Hoekstra woont samen met een broer en zuster vlak tegen het Tjeukemeer aan, halfweg Follega en Doniaga. Om bij de boerderij te komen moet ik over een lange reed dwars door het land fietsen.

Onder normale omstandigheden is dat geen enkel bezwaar maar nu het weiland onder water staat wordt het steeds moeilijker om bij de boerderij te komen. Alleen de weg Follega-Doniaga-St. Nicolaasga, is droog maar verder is het water, zo ver het oog reikt. Zo ook de reed naar de boerderij. Er staat minstens 20 centimeter water op. Tot nu toe ben ik steeds droog door het water naar de boerderij gefietst.
Op de heenweg richt ik me dan op de linkervoorkant van de deel en op de terugweg houd ik het hek aan de weg Doniaga-Follega als richtpunt aan.

Vandaag had ik pech. Ik kwam met mijn voorwiel tegen de rails van het karrespoor waarlangs Hoekstra de melkbussen aan de weg brengt, terecht. Ik viel prompt en was gelijk kletsnat. Geluk bij een ongeluk was dat ik op weg was naar de boerderij en dus nog geen volle melkflessen bij met had. Bij de kachel op de boerderij heb ik mijn kleren enigszins kunnen drogen en ben een uurtje later weer goed over de reed naar de grote weg gereden.

Tjeukemeer.

Zaterdag 11 november 1944

Rond het middaguur vlogen er minstens 24 Typhoons over Lemmer van Zuid naar Noord. Het afweergeschut deed zijn uiterste best maar raakte gelukkig niets.
Op de scheepshelling van de Boer lag een Duits schip ter reparatie. Het schip had ook afweergeschut waar de knakkers van die boot ook mee gingen schieten.
Ze stopten vrijwel direct, omdat de boot die met houtblokken op de hellingwagentjes was gestut, aanmerkelijk begon te schudden. Van achter ons huis had ik een goede kijk op de Duitse boot die op de helling stond. Even later hoorde ik in noordelijke richting hevige ontploffingen. Ik denk dat de Jabo's (Typhoons zijn ook jachtbommenwerpers) ergens iets ten noorden van ons gebombardeerd hebben.

Zondag 12 november 1944.

Vandaag heb ik gehoord dat één van de Typhoons toch pech heeft gehad en in de buurt van Follega is neergekomen. Zouden de moffen van het luchtdoelgeschut bij Lemmer dan toch een slachtoffer hebben gemaakt? Ik ben ook aan de weet gekomen wat onze geallieerde vrienden gisteren hebben gebombardeerd. Ze hebben een aanval gedaan op de sluizen bij Terhorne. De moffen kunnen voorlopig geen gebruik van de sluizen maken.

Vrijdag 17 november 1944

Vanmorgen om 10 uur stonden Jan Tenk, Willem Gaasbeek en ik onder de hoek te kijken naar een 10-tal SS-ers die bij de brug naar de Schans twee zware mitrailleurs in stelling hadden gebracht. Toen we daar een tijdje stonden te kijken kwam Jan Grolleman, zoon van de chef van het tramstation bij ons staan. Jan Grolleman, wiens vader een bekende NSB-er is, vroeg ons wat er aan de hand was. Wij wisten het ook niet, maar Jan Tenk vertelde hem een mooi gefantaseerd verhaal. Jan zei: 'Weet je dat nog niet? Er zijn tussen Vollenhove en Kuinre duizenden Engelse en Amerikaanse parachutisten geland en die rukken nu op in de richting Lemmer. Wij staan hier al een tijdje te wachten'. Jan schrok behoorlijk en zette het op een lopen naar huis. Wij hebben hem die ochtend niet meer teruggezien.

Onder de Hoek -brug naar de Schans.

Woensdag 22 november 1944.

Vandaag waren er weer hoopjes Engelse/Amerikaanse jachtvliegtuigen in de buurt. Een sleepboot of coaster die even voorbij het stoomgemaal aan de grond zit werd voor de zoveelste keer beschoten en doorzeefd. Ook een boot op de Brekken hebben ze te pakken genomen.

Zaterdag 25 november 1944.

Vanmiddag zijn we met de roeiboot van Jilling Kingma zijn vader naar de Spitfire geweest die op 29 augustus j.l. is neergekomen achter de N.O.P.-dijk ter hoogte van de 4 Km. Toen we van huis gingen was het prachtig weer. Tevens gingen we hout zoeken langs de N.O.P. -dijk. Aangekomen op de plaats waar de Spitfire was uitgebrand, zagen we dat er niet veel van waarde voor ons was achter gebleven. De Duitsers hadden de boel grondig opgeruimd. We konden nog wel zien dat het een flinke brand moet zijn geweest.

Afdruk van: Teunis Schuurman

Alles wat we vonden waren een paar stukjes aluminium, een paar bruikbare stukjes plexiglas van 10 mm dik en 20 mitrailleurkogels van 20 mm. Nadat we het plexiglas en de kogels in de roeiboot hadden gelegd, gingen we langs de dijk hout zoeken. Met het bijeenvergaarde hout bedekten we de andere gevonden buit. Hierna begonnen we aan de terugtocht naar Lemmer. Toen we een poosje op een afstand van ca. 200 meter langs de dijk hadden geroeid, kwam als uit het niets een dikke mist opzetten, die ons als een grote deken toedekte. Mist op water betekent dat je alle gevoel voor richting kwijtraakt omdat er geen enkel oriëntatiepunt overblijft.

Uiteraard wisten we dat we alleen als we in westelijke richting zouden roeien, we helemaal fout zouden zijn. Aangezien de wind de hele middag al oostelijk was geweest, roeiden we op hoop van zegen tegen de loop van de kleine golfjes in, omdat dat richting Lemsterhaven moest zijn. Toen we ongeveer een half uurtje geroeid hadden en het inmiddels ook al wat ging schemeren, hoorden we het geluid van een zware motor nader komen. Wij vermoeden dat er een boot in de buurt was en begonnen uit alle macht te roepen: "Ahoy, ahoy". Ons geschreeuw werd gelukkig opgemerkt en we hoorden het ritme van de zware motor wijzigen.

Plots dook een grote grijze Duitse marineboot uit de mist voor ons op. Toen ze aan boord ons zagen, werd de motor helemaal op langzaam gezet en konden wij naar de boot toe roeien. Er werd ons een touw toegeworpen en toen onze roeiboot achter de marineboot was vastgemaakt, werden we één voor één aan boord gehesen. Ze vroegen ons wat wij hier op zee deden (was macht ihr hier aufs Mehr?).

We vertelden dat we langs de dijk kachelhout voor onze ouders hadden gezocht en dat we toen we naar huis terug roeiden door de mist überascht worden waren. Ze zeiden: "Ihr Jungs haben glück gehabt, das wir gerade vorbei kamen". Ze vroegen of één van ons hier goed bekend was en tevens kompas kon lezen. De Duitsers voeren voor de eerste keer van Amsterdam naar Lemmer en hadden geen loods aan boord. Jilling Kingma, die af en toe wel eens met zijn vader gaat vissen en daardoor wel iets van kompas lezen afweet en bovendien de vaarroute goed kent, bood aan om als een amateur loods op te treden.

Helaas heeft Jilling de afstand naar de haven verkeerd ingeschat want voor iemand er erg in had, zat de boot vast in de modder voor de strekdam die vanaf de N.O. P. dijk tegenover de Westdam (de dam met de vuurtoren) het water in steekt. Door op volle kracht achteruit te geven, kwam de boot weer vrij. Pas toen zagen we wat een ravage Jilling veroorzaakt had. Achter ons kwamen nog veel meer boten opzetten. Een geluk dat er, althans niet in onze buurt, geen aanvaringen waren.

Door de mist hadden wij nooit gezien dat we de voorste boot van een heel konvooi schepen waren. Gelukkig werden de Duitsers niet kwaad. Toen de boot na veel geharrewar eindelijk in de buitenhaven van Lemmer lag afgemeerd, kregen we nog wat extra hout van de matrozen mee. Onze ouders stonden op de haven ongerust op ons te wachten maar waren overgelukkig dat alles zo goed was afgelopen.

IJsselmeer.