Geschiedenis van de familie Van Andringa de Kempenaer |1|
Bron: Auteur B.H. de Vries, deels van het inventaris familiearchief Van Andringa de Kempenaer. De inventaris is te benaderen via www.tresoar.nl
Zoals de naam reeds doet vermoeden is de familie De Kempenaer afkomstig uit de zuidelijke Nederlanden. Familie van pachters uit omstreken van Brussel, sinds eind 13e eeuw voorkomend. De Nederlandse tak stamt uit Jan de Kempenere, zoon van Heer Cornelis, abt van Grimbergen, overleden in 1446. Jans achterkleinzoon week eind 16e eeuw uit naar Amsterdam. Verheven zonder recht daarop 1816, 1861. Er zijn nog een paar stamhouders, benevens een oudere, niet-geadelde tak.
Jan de Kempenere, (vermeld te Brussel 1422-1466. Hij was een van de twee natuurlijke kinderen van Cornelis de Kempenere (vermeld Sint-Pieters-Leeuw 1427, presbyter proost 1403-1416, daarna abt van de abdij der Norbertijnen te Grimbergen, † 1446) en Margriete Bosch. Deze was een zoon van Gielis de Kempenere (vermeld 1374) en Margriete van Cottem en kleinzoon van Jan de Kempeneer (vermeld Anderlecht 1347), die in het midden van de 15de eeuw te Brussel woonde.
In latere tijd vinden wij zijn nazaten, onder wie de uit Brussel afkomstige koopman in specerijen Guilliam de Kempenaer († 1611) uit Brussel, koopman in specerijen, werd in 1581 poorter van Amsterdam.) en zijn tweede vrouw Sara Loocke(r)mans, in Amsterdam. Guilliam en zijn zoon Dancker(t) zouden zich daar gevestigd hebben om de gezuiverde godsdienst openlijk te mogen belijden.
KEMPENAER (Pauwels de). De familie de Kempenaer is oorspronkelijk uit Brabant en Vlaanderen; de naam vindt men verschillend gespeld, nu eens de Kempenaer, dan weder de Kempener, de Kempenere en de Kampener.Pauwels de Kempenaer werd volgens sommigen den 23sten Januarij 1552, of volgens anderen den 14den Februarij 1555 geboren. Zijn vader heette Pauwels de Kempenaer en zijne moeder Clara Bruynseels Pieters dochter. Hij werd den 9den Junij 1582 secretaris extraordinair van den raad van Brabant, bij commissie van den hertog van Anjou.
Hij was in dat jaar binnen Gent in de St. Janskerk aldaar, na de reformatie, gehuwd met Jaqueline d'Arbaut, dochter van Antonis d'Arbaut en Elisabeth Caillet. Hij vertrok later met der woon naar Leiden. De tijd van zijn overlijden is niet bekend. Hij verwekte 12 kinderen, waarvan een zoon volgt. Hij vertaalde uit het Latijn: Afbeeldingen van sommige in Gods woort ervarene mannen, die bestreden hebben den Roomschen Antichrist, waar bij ghevoecht zijn de Lofspreuken en registers harer boecken, eerst in 't latijn uijt gegeven door Jacobus Verheiden, 's Hage 1603. 4o.
Deze lofspreuken zijn in rijm overgebragt, waardoor wij den vertaler leeren kennen, als de Nederduitsche lier hanteerende, gelijk ook blijkt uit een sonnet achter de voorredenen geplaatst, geheel in den trant der rederijkers en onderteekend met de Kempenaar's zinspreuk: Kamp-en-eere. Hij liet ook een en ander handschrift na van godsdienstigen aard, waarin fraaije met de pen geteekende beeldjes. Zie Ferwerda, Adel. en Aanzienel. Wapenb. in de Genealogie van de Kempenaer; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht.; uit bijzondere berigten aangevuld.
KEMPENAER (Daniel de), zoon van den voorgaande, werd den 4den October 1593 geboren, en gedoopt in de Hervormde kerk te 's Gravenhage. In zijne jeugd was hij secretaris van den admiraal Willem van Nassau, dien hij op zijne togten vergezelde. Later heeft hij het land te veld gediend, en was tot zijn dood stadhouder van de leenen van den heer van Beverwaert. Uit eenige stukken blijkt het, dat hij een man van studie en bekwaamheid geweest is, en vriendschap onderhouden heeft met Uytenbogaert en andere Remonstranten. Zie Ferwerda, Adel. en Aanzienel. Wapenb. in de Genealogie van de Kempenaer.
De band van de familie met Brabant, blijkt uit het feit dat zij daar goederen verkocht hebben en op andere aanspraak maakten.
Danckert de Kempenaer was de kleinzoon van Jan de Kempenaer (geboren in Brussel) en van Maria van den Hove en de zoon van Guilliam de Kempenaer, specerijen koopman uit Brussel, die een burger van Amsterdam werd op 29 mei 1585 (Gelderblom, prosopografische Data Base ), en van Barber de Conflans. Kapper de Conflans was de zuster van de schilder Adriaen de Conflans (die enkele jaren in Amsterdam woonde) en van Francoise de Conflans, die was waarschijnlijk de echtgenote van de schilder Gillis Coignet.
De zonen van Guilliam (of Willem) de Kempenaer (I) waren Adriaen, Danckert (onze koper), en Guilliam II (genoemd in Amsterdam in 1621) (Nederlandse Leeuw 55 (1937), p. 137-140). Guilliam (of Willem) de Kempenaer, waarschijnlijk II, eventueel I, stierf kort vóór 31 oktober 1636 (WK 5073 / 789). Op 16 mei 1628, Reynier Jansz van Loon, Adriaen de Kempener, en Isaack de Vries, ooms van Jacob, de zoon achtergelaten door de late Jacob de Kempener, mastmaker, bracht activa voor de verweesde zoon naar het WK (WK 5073 / 789). Jacob de Kempenaer was vermoedelijk ook de broer van Danckert de Kempenaer.
In 1631, Danckert Kempenaer betaalde een belasting van 5 F., op welke tijd hij leefde op de Kalverstraet (zoals Pieter Le Febre) (Kohier, fol. 255, blz. 58). Op 30 april 1617, Danckaert Kempenaer, specerijen koopman (cruydenier), wonende in de Calverstraet, was verloofd met Margerite Loockemans (DTB 763/55). Als de informatie in de Nederlandse Leeuw (loc.cit. Sup.) Juist is, hertrouwde hij met Elisabeth Pinocx. Op 8 januari 1621, Danckert de Kempenaer en Isaac Hendricxz, de hoeders van Jacob de BUCQ, 22 jaar oud, de zoon van Jacob de BUCQ, Tapissier, wiens late moeder heette Anneken Parys, vermeld de activa waarop de jongere Jacob de BUCQ gerechtigd was, die een huis in de Verwerijen opgenomen, naar schatting 1797 f. (WK 5073/789, fol. 186 vo.) Jacob de BUCQ Ik was waarschijnlijk een naast familielid (broer?) Van de schilder Gerrit de BUCQ van R 28.329.
Op 8 mei 1636, Danckert d'Kempenaer, 46 jaar oud, en Cornelis Bartelssen Veris, 40, beëdigde makelaars, verklaard op verzoek van Hendrick Wynants dat ze had geholpen als scheidsrechter en makelaar in respectievelijk de aankoop van twee huizen op het Rockin op de noordzijde van de NZ Capelle, daer De Twee Cramers uythangen, die door Richard Swift verkocht aan de Producent (Hendrick Wynants) (NA 695A, film 4821, Not. J. Warnaerts). Voor de dood inventaris van Hendrick Wynants, genomen op 13 december 1676, zie NA 1970B, niet. Doornick). Op 8 september 1639, Hans le Maire (van R 20171) insinueerde Cornelis Bartelss. Veres, die had het huis kocht de Goudeleerhuys (op het Rapenburg) van Le Maire. Willem Kick, de broer van Jan Cornelisz. Kick (van R 20238), had gegarandeerd de aankoop. Le Maire geklaagd dat Veres niet had betaald de eerste tranche gevolg (Van Dillen, Bronnen TOT de geschiedenis Van het Bedrijfsleven RPG 144 (1974), p. 239).
Op 14 september 1649, werd Dancker de Kempenaer aangehaald als voogd van de minderjarige kinderen van Barent van Someren (van R 20.424), wiens weduwe Leonora Mytens was onlangs overleden (Oud Holland, 24 (1906), blz. 7). Danckert d 'Kempenaer werd begraven in de NZK op 22 mei 1658 (DTB 1068/27). Danckert Kempenaer's familie en voogd betrekkingen met schilders dient te worden opgemerkt.
Danckert (overleden in 1658) bezat met zijn zoon Jan een wasblekerij te Amsterdam, terwijl zijn zoon Hendrik daar zijdekoopman was. Hendrik de Kempenaer (1623-1690) en zijn derde vrouw Geertruid van der Waeijen hadden twee zoons, Jacob en Danckert, die beiden in Friesland gewoond hebben. Van Jacob stamt de niet geadelde tak van de De Kempenaers af. Nederlands Patriciaat, Danckert (1668-1746) vestigde zich te Harlingen. Hij was de eerste uit zijn familie die bestuurlijke functies in Friesland vervulde.
Hij was onder andere secretaris van het Friese admiraliteitscollege, raadsheer in het Hof van Friesland, afgevaardigde naar de Staten-Generaal en premier van Harlingen. Een premier was een vertegenwoordiger van de stadhouder in de raden der Friese steden. Door zijn huwelijk in 1694 met Romelia van Andringa, wordt de familie De Kempenaer verbonden met het Friese grietmans-geslacht Van Andringa. Zij stammen af van Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer (1752-1813); zijn laatste voornaam (de geslachtsnaam van zijn grootmoeder Romelia de Kempenaer-van Andringa) werd later bij de familienaam getrokken.
Leden van deze familie bezetten gedurende de 16de, 17de en 18de eeuw grietman-posten in Idaarderadeel, Utingeradeel en Lemsterland en zij hadden bovendien zitting in het college van Gedeputeerde Staten van Friesland. Drie leden van deze tak gingen met hun wettige afstammelingen in mannelijke lijn in 1816 en 1861 door verheffing behoren tot de adel van het koninkrijk der Nederlanden.
Zuiderhaven te Harlingen: Danckert de Kempenaer woonde in 1722 aan de Zuiderhaven 56 te Harlingen. Op deze afdruk is goed de tijdsgeest te zien van die periode.
Een kleine genealogische benadering.
1. Hendrik de Kempenaer, (zijdekoopman) gedoopt op 12 november 1623 te Amsterdam, aldaar op 9 augustus 1690 overleden. Gehuwd (1) met Anne de Bary. Gehuwd (2) met Alida van Dieden. Gehuwd (3) op 26 mei 1665 te Amsterdam met Geertruyd van der Waeyen, geboren op 26 september 1627 te Amsterdam, overleden op 19 september 1702 te Haarlem.
Uit het huwelijk van Hendrik de Kempenaer en Geertruyd van der Waeyen.
1. Jacob de Kempenaer, geboren op 5 september 1666 te Amsterdam, overleden op 3 april 1726 te 's-Gravenhage. Volgt op 2
2. Dancker de Kempenaer, geboren op 15 november 1668 te Amsterdam, overleden op 25 juli 1746 te Leeuwarden. Volgt op 3
2. Jacob de Kempenaer, geboren op 5 september 1666 te Amsterdam, overleden op 3 april 1726 te 's-Gravenhage. Gehuwd op 19 januari 1696 te 's-Gravenhage met Geertruyd Snevens, gedoopt op 12 januari 1670 te 's-Gravenhage, overleden op 2 oktober 1737 te 's-Gravenhage. Dochter van Isaac Snevens en Elisabeth van der Chijs. Geertruyd was eerder gehuwd met Ds. Jacob Hendrik de Vriese, op 11 augustus 1693 te 's-Gravenhage.
- Jacob was gereformeerd predikant, laatstelijk te 's Gravenhage en overleed aldaar in 1726; diens zoon Mr. Johan de Kempenaer, griffier bij den Leenhove van Braband (overl. 1771) had tot vrouw Geertruid Pama. Hun zoon Mr. Jacob de Kempenaer, landsadvocaat te 's Gravenhage (overl. 25 Sept. 1809) wilde den moederlijken familienaam Pama niet laten uitsterven en gaf dien aan zijn zoon Pieter. Ook Jacob Matthaeus werd in zijne jeugd dikwijls Pama de Kempenaer genoemd; echter voerde hij dat agnomen later niet meer, maar droeg het weder over aan zijn oudsten zoon. Het wapen der de Kempenaer's is een klimmende leeuw van goud op een veld van sinopel, links en regts een sikkel in natuurlijke kleur. Het devies luidt: Aeterna virtute parantur. Echter staat op het cachet, altijd door de Kempenaer gebruikt, als devies: Kamp en eere, blijkbaar een letterkeer van den familienaam.
Uit dit huwelijk.
1. Mr. Johan de Kempenaer, geboren op 22 april 1707 te 's-Gravenhage, overleden op 30 april 1771 te 's-Gravenhage. Volgt op 4
Dancker de Kempenaer.
3. Dancker de Kempenaer, geboren op 15 november 1668 te Amsterdam, overleden op 25 juli 1746 te Leeuwarden. (Raad en burgemeester van Harlingen; secretaris van de Friese Admiraliteit 1688-1705. Nederland's Adelsboek, 41, 139.) Gehuwd op 13 mei 1694 te Lemmer met Romelia van Andringa, geboren op 29 september 1672 te Leeuwarden, overleden op 20 april 1743 te Harlingen. Dochter van Tinco van Andringa (Grietman van Lemsterland 1666-1689 en raad ter Admiraliteit te Harlingen)) en Eritia van Scheltinga.
KEMPENAER (Danker de), zoon van Hendrik de Kempenaer, koopman te Amsterdam, en van Geertruid van der Waeyen, zuster van den hoogleeraar Jan van der Waeyen. Den 15den November 1668 te Amsterdam geboren, werd hij op twintigjarigen leeftijd reeds secretaris van het collegie ter admiraliteit van Friesland. Achtereenvolgens werd hij benoemd, in 1705 tot raad ordinaris in den hove van Friesland, in 1711 tot raad in de vroedschap van Harlingen en later meermalen tot burgemeester aldaar.
Als zoodanig bekleedde hij namens de stad de meeste en aanzienlijkste gewestelijke generaliteits-commissien, die hij met roem vervulde en waardoor hij, en door zijne zeldzame bekwaamheden, veel invloed erlangde. Hij overleed te Leeuwarden den 25sten Junij 1746, en was den 13den Mei 1694 gehuwd met Romelia van Andringa, oudste dochter van Tinco van Andringa, grietman over Lemsterland, en van Eritia van Scheltinga. Zij overleed den 20sten April 1743, na haar echtgenoot dertien kinderen te hebben geschonken.
Daaronder komen voor: Sara Johanna, geboren den 27sten December 1700 en gehuwd aan Johan Vultejus, resident van het hof van Zweden te 's Gravenhage en van den landgraaf van Hessen, raadsheer in den domein-raad van prins Willem IV enz.; Tinco Regnerus, geboren den 17den September 1707, ontvangergeneraal van de beden en contributien van de drie landen van Overmaas; Hendrik, geboren den 14den November 1709, rentmeester van de geestelijke goederen van Peelland en de Meijerij van 's Hertogenbosch, en schepen aldaar (zijn zoon volgt hier mede); Jan, die volgt; Daniel Livius, geboren den 28sten April 1713, kapitein van eene kompagnie te voet in 1741, en ritmeester in 1745, hoedanig hij in Duitschland, Vlaanderen en Brabant in de legers van den staat gediend heeft. Hij werd in 1752 grietman van Lemsterland en huwde in 1754 Catharina Emants, weduwe van Elias de Haze.
Uit het huwelijk van Dancker de Kempenaer en Romelia van Andringa.
1. Eritia de Kempenaer, geboren op 21 februari 1695 te Harlingen, overleden op 4 mei 1707.
2. Hendrik Tinco de Kempenaer, geboren op 19 mei 1696 te Harlingen, overleden op 31 juli 1696.
3. Anna Romelia de Kempenaer, geboren op 31 mei 1697 te Harlingen, overleden op 10 augustus 1697.
4. Anna Romelia de Kempenaer, geboren op 18 januari 1698 te Harlingen, overleden in 1698
5. Wisekjen FranÇoise de Kempenaer, geboren op 21 oktober 1699 te Harlingen, overleden op 1 december 1721 te Harlingen, aan de de kinderpokken. Wisekjen was ongehuwd.
6. Sara Johanna de Kempenaer, geboren op 27 december 1700. Overleden op 19 mei 1735 (in het kraambed) te 's-Gravenhage. Dochter van Dancker de Kempenaer en Romelia van Andringa. Gehuwd op 27 september 1733 met Johan Vultejus, geboren op 24 april 1687 te Kassel, overleden op op 8 mei 1750 te IJsselstein. (Johan was toen weduwnaar van Elizabeth Maria ten Hove) Drost van IJsselstein en Liesveld. Resident van het hof van Zweden te 's Gravenhage en van den landgraaf van Hessen, raadsheer in den domeinraad van prins Willem IV enz.
7. Dettje Margriet de Kempenaer, geboren op 14 april 1703 te Harlingen, overleden op 22 december 1721 te Harlingen, aan de kinderpokken. Dettje was ongehuwd.
8. Geertruid de Kempenaer, geboren op 17 september 1704 te Harlingen, overleden op 1 oktober 1704 te Harlingen.
9. Geertruid de Kempenaer, geboren op 20 januari 1706 te Leeuwarden, overleden op 10 januari 1789 te Amsterdam.
10. Tinco Regnerus de Kempenaer, geboren op 17 september 1707, overleden op 22 december 1721, aan de kinderpokken (Dit was het derde kind uit dit gezin binnen een maand). Ontvanger-generaal van de beden en contributien van de drie landen van Overmaas.
11. Hendrik de Kempenaer, geboren op 14 november 1709 te Harlingen, overleden op 13 december 1788 te Leeuwarden. Volgt op 5
12. Jan de Kempenaer, geboren op 4 oktober 1711 te Leeuwarden, overleden op 12 januari 1789. Volgt op 6
13. Daniël Livius de Kempenaer, geboren op 28 april 1713 te Leeuwarden, overleden op 27 september 1772 te 's-Hertogenbosch. Gehuwd in juni 1754 met Catharina Emants (weduwe van Elias de Haze). Kapitein der infanterie, ritmeester, maakt veldtochten naar Duitsland en Vlaanderen waarbij hij twee keer gewond geraakte, grietman van Lemsterland in 1752.
4. Mr. Johan de Kempenaer, geboren op 22 april 1707 te 's-Gravenhage, overleden op 30 april 1771 te 's-Gravenhage. Gehuwd (1) op 7 mei 1737 met Geertruy Pama, geboren op 28 november 1704 te 't Woud, overleden op 23 april 1748 te 's-Gravenhage. Dochter van Ds. Petrus Pama en Sara de Meulenaer. Johan de Kempenaer, huwt (2) op 26 juli 1750 te 's-Gravenhage met Beatrix Albertina Pielat, geboren 1714 te Berlikum. Dochter van Ds. Ludovicus Timon Pielat en Alida Adriana de Vernatti.
Het geslacht PAMA is van oud-Friesch-Ommelandschen stam.
De Pama-State ligt ongeveer op de grens van beide landsstreken, n.l. Oldenbosch, Ooster-,Wester- en Zuider-Pama te westen, en Pama (zonder meer) ten oosten van Niehove. Volgens Joh. Winkler zou de naam afgeleid zijn van Pake of Peke, de koosvorm van Petrus, de Apostel, en dus betekenen "Afstammeling van Petrus". Ook het wapen is typisch Friesch, zij het dat wij hier niet de bekende halve-, doch de gehele Rijksadelaar vinden. Het borstschild vertoont veel overeenkomst met het wapen van de familie Cleveringa.
Het wapen komt o.a. voor in het Wapenboek Reinier van Heemskerck, het Dossier van der Chijs en in het Handschrift van Engelen)(met de naam Puma). Een geheel ander wapen Pama-Vos(Heusden) vermeldt Rietstap
Spoedig blijkt een tak van het geslacht zich te hebben gevestigd,waar zij ook weer uitstierf. Een lid van deze familie, Pieter Pama, ging als predikant naar 's Gravenzande, doch had daar geen nakomelingen, daar zijn beide zoons, Petrus en Jan, jong stierven(1733).
Een ander lid, Geertruid Pama (overl.1748) huwde Joh. de Kempenaer, waarna hun afstammelingen zich Pama de Kempenaer noemden. Deze tak der familie de Kempenaer (voerende het wapen de Kempenaer zonder toevoegingen), stierf uit in 1881 met Pieter Pama de Kempenaer, Directeur der Gasfabriek te Leeuwarden, Ridder in de Orde van de Eikenkroon.
Uit dit huwelijk..
1. Jacob de Kempenaer, geboren op 7 februari 1738 te 's-Gravenhage, overleden op 25 september 1809 te 's-Gravenhage. Gehuwd op 12 april 1761 te Zaltbommel met Matthea Huberta van Minninghen, geboren op 16 juni 1736 te Zaltbommel, overleden op 23 december 1800 te 's-Gravenhage. Dochter van Mattheus Hubertus van Minnighen en Catharina Maria Francken.
Uit het huwelijk van Johan de Kempenaer en Beatrix Albertina Pielat.
2. Ludovicus Timon de Kempenaer, geboren op 9 augustus 1752 te Alkmaar, overleden op 22 september te Purmerend. Gehuwd (1) op 30 augustus 1775 te Alkmaar met Anna Elisabeth Blankert, geboren op 13 juni 1757 te Boxtel, overleden op 15 november 1776 te Alkmaar. Dochter van Steffen Blankert en Susanna van Daverveldt. Gehuwd (2) op 22 mei 1781 te Alkmaar met Maria Eva van Foreest, geboren op 13 maart 1760 te Alkmaar, overleden op 5 januari 1820 te Alkmaar. Dochter van Dirk van Foreest en Maria Wilhelmina Stoezak.
KEMPENAER (Ludovicus Timon de), geb. te 's Gravenhage, werd 19 April 1768 te Leiden ingeschreven als student in de rechten, vestigde zich na zijne promotie te Alkmaar, werd aldaar 24 Nov. 1779 lid der vroedschap, was er in 1781 en 82 schepen en werd 26 April 1783 tot ordinariusgedeputeerde benoemd. Gelijk in de vroedschap van Alkmaar, deed hij zich ook in der Staten vergadering als een tegenstander van het stadhouderlijk bewind kennen (hij behoorde 8 Aug. 86 ook te Amsterdam tot de onderteekenaars der acte van verbintenis tot handhaving der republikeinsche constitutie), en het was deswege, dat de Prinses na den pruisischen inval zijne ontzetting uit alle ambtsbetrekkingen eischte.
Gevolgelijk werd hij bij schrijven der Staten van 11 Oct. 87 als vroedschap afgezet. Na de omwenteling van 1795 werd hij 21 Jan. en 21 Mrt. voor één jaar tot representant der burgerij verkozen, telkens met op 1 na de meeste stemmen. 7 Jan. 96 werd hij tot lid der Nationale Vergadering voor het district Kennemereind benoemd. Hij was toen raad en generaal-meester van de Munten, en verkreeg van de Nat. Vergadering 22 April, dat deze betrekking buiten bezwaar van den lande mocht waargenomen worden door Mr. Zacheus van Foreest.
De Kempenaer behield de gunst zijner kiezers wel grootendeels te Alkmaar maar niet in de buitengemeenten, want deze, geholpen door de revolutionaire partij, brachten 10 Juli 1798 niet hem maar Dr. P. de Sonnaville in het Wetgevend Lichaam. De K. huwde 20 Aug. 1775 met Anna Elisabeth Blankert, die hem in Oct. 1776 een dochtertje schonk en in de volgende maand overleed; en hij hertrouwde 8 April 1781 met Maria Eva van Foreest, van wie hem dochters geboren zijn. Wiselius getuigde in 1804 aan Marmont: ‘L.T.d.K., patriot, een goede moeial, die het wel gaarne anders wou hebben, maar al zugtende zijn werk verricht’. Een silhouetportretje als raad en gedeputeerde van Alkmaar is gegraveerd door A. Hulk, een wat grooter door J. Kobell; zijn silhouet komt voor in Rogge's Geschiedenis der Staatsregeling.
5. Hendrik de Kempenaer, (Tweede-Kamerlid en Rentmeester van de geestelijke goederen van het kwartier Peelland (Meierij 's-Hertogenbosch, en schepen van 's-Hertogenbosch, Commandeur in de Orde van de Unie, Commandeur in de Orde van de Reünie, buitenlandse onderscheidingen. Ridder in het Legioen van Eer, enz.) Geboren op 14 november 1709 te Harlingen, overleden op 13 december 1788 te Leeuwarden. Gehuwd (1) op 3 juni 1736 te Gorinchem met Richarda Rachel Ouwers, geboren op 11 maart 1719 te Gorinchem, overleden op op 23 juli 1741 te 's-Hertogenbosch, aan kinderpokken. Gehuwd (2) op 27 juni 1745 te 's-Gravenhage met Quirina Jacoba Scott, geboren op 18 december 1716 te 's-Gravenhage, overleden op 1 november 1780 te Leeuwarden. Dochter van Joan Scott, raadsheer in het leenhof van Brabant en Adriana van Persijn.
Geschilderd portret van Hendrik de Kempenaer (1709 - 1788).
Hendrik de Kempenaer, die in 1729 rentmeester van de geestelijke goederen in Peelland en in 1735 schepen van 's-Hertogenbosch werd, keerde in 1770 naar Friesland terug met het oogmerk om de door zijn toen nog minderjarige zoon Regnerus Livius geërfde en later nog te erven goederen goed te kunnen beheren en omdat de 'Meerder nabijheid bij dezelven bij tijd en wijle aanleiding zoude kunnen geeven tot voordeelen die anders niet te wagten waren'. Hij doelde daarbij ongetwijfeld op de overname van het grietmans-ambt, van Lemsterland bij een eventuele vacature.
Toen die gelegenheid zich in 1772 na het overlijden van Hendriks broer Daniël Livius voordeed, was Regnerus Livius, hoewel hij nog maar 20 jaar oud was, in de ogen van de familie de aangewezen persoon om hem op te volgen. In 1772, na zijn aanstelling als grietman, vestigde hij zich op 'Andringastate' te Lemmer, dat hij gekocht had uit de boedel van zijn oom Daniël Livius. Daarvoor was hij nog student aan de Franeker universiteit.
Uit het huwelijk van Hendrik de Kempenaer en Quirina Jacoba Scott.
1. Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer, geboren op 24 maart 1752 te 's-Hertogenbosch, overleden op 3 december 1813 te Arnhem. Volgt op 7
6. Jan de Kempenaer, geboren op 4 oktober 1711 te Leeuwarden, overleden op 12 januari 1789. Gehuwd op 5 februari 1737 te Haarlem met Jacoba Fagel (lid van de vroedschap te Haarlem), dochter van Franqois Fagel en Hester de Koker.
KEMPENAER (Jan de), werd te Leeuwarden den 4den October 1711 geboren. Op zestienjarigen leeftijd vertrok hij, te gelijk met zijn broeder Hendrik, naar de Franeker hoogeschool, waar hij echter niet lang bleef, daar hij, te Leeuwarden terugkeerende, zijne opleiding tot regtsgeleerde aan den vermaarden Georgius Hiddema aldaar te danken had. Den 15den Maart 1727 werd hij reeds aangesteld tot commies van 's lands ammunitie van oorlog te velde, welke betrekking hij verliet, toen hij op den 1sten Maart 1730 tot ordinaris raad in het hof van Friesland werd aangesteld; eene waardigheid, welke aan niemand te voren op zulk een jeugdigen leeftijd was opgedragen, en nog veel minder aan iemand, die nog geen graad als regtsgeleerde verworven had.
Gedurende ruim 60 jaren was hij met lof en roem als zoodanig werkzaam, toen hem in 1780 het voorzitterschap werd opgedragen. Hij bekleedde die waardigheid tot aan zijnen dood, die den 12den Januarij 1789 plaats had. Waaraan de Kempenaer zijne zoo buitengewone verheffing te danken had, is ons niet bekend; te meer verwondering moet die wekken, daar hij zich door geene geschriften heeft bekend gemaakt. Hij was echter een man niet van verdiensten ontbloot. Behalve de regtsgeleerdheid, beoefende hij de godgeleerdheid en kerkelijke geschiedenis, en was hij een voorstander en begunstiger der wetenschappen en geleerden.
Uit dit huwelijk.
1. Françoisde Kempenaer, geboren op 19 november 1737. Doctor in de beide regten, advokaat voor het hof van Friesland en volmagt ten landsdage
2. Romelia Geertruidde Kempenaer, geboren op 16 maart 1739, op jeugdige leeftijd overleden.
3. Hester Kempenaer, geboren op 2 december 1740. Gehuwd met Johan van Wijckel, raadsheer in den hove van Friesland.


Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer en Barones Tjallinga Aurelia Wilhelmina Camstra thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg.
7. Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer, geboren op 24 maart 1752 te 's-Hertogenbosch, overleden op 3 december 1813 te Arnhem. Gehuwd (1) op 6 juni 1774 te Leeuwarden met Judith Elisabeth d'Arnaud, geboren op 17 oktober 1756 te Franeker, overleden op 10 februari 1780 te Leeuwarden, dochter van Antoine d'Arnaud en Anna Dodonea van Burmania. Gehuwd (2) te Hichtum, 20 oktober 1800 met Barones Tjallinga Aurelia Wilhelmina Camstra thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg, geboren op 6 maart 1775 te Leeuwarden, overleden op 15 februari 1857 te Leeuwarden, dochter van Wilco Holdinga Tjalling Camstra thoe Schwartzenberg (oud-grietman van Wonseradeel en Hohenlansberg) en Christina Helena Geertruida Meckema van Burmania. Aurelia is na het overlijden van haar man in Arnhem, in 1813, weer naar Friesland teruggekeerd.
Met Regnerus Livius, de stamvader van de familie Van Andringa de Kempenaer, zijn we aangeland bij de wellicht belangrijkste vertegenwoordiger van dit geslacht. Hij was tot 1795 grietman van Lemsterland en bovendien tussentijds enige jaren Gedeputeerde voor het kwartier Zevenwouden. Hoewel hij bekend stond als oranjegezind, schijnt hij enige tijd met C. L. van Beijma, te zijn meegegaan. In 1782 was hij namelijk correspondent van een te Amsterdam zetelende commissie om de misbruiken van de regering der Republiek tegen te gaan.
In het tijdvak 1801-1807 was hij Lid van het Wetgevend Lichaam, waarna hij in 1807 door koning Lodewijk benoemd werd tot Landdrost van Friesland. Deze functie heeft hij uitgeoefend tot zijn aanstelling als prefect van het departement van de Boven-Yssel in 1810. Hij werd daarnaast benoemd tot Ridder- commandeur in de Koninklijke Orde van de Unie en later bevorderd tot Commandeur van de Keizerlijke Orde van de Reünie. Bovendien was hij Ridder van het Legioen van Eer. In de jaren 1811-1813 is aan een aantal hooggeplaatste bestuursfunctionarissen een adellijke titel verleend, maar Regnerus Livius heeft in deze eer niet gedeeld. De Hoge Raad van Adelgeschiedenis en werkzaamheden.
De sluis te Lemmer tijdens de grote overstroming van 1825. Met in het midden het huis van de familie Andringa de Kempenaer. Op de achtergrond de Herberg De Wildeman.
Zij woonden op de verdwenen? 'Andringastate' te Oldeboorn en op het gelijknamige, nog bestaande huis te Lemmer. Regnerus van Andringa (1674-1754) -een broer van Romelia die lange jaren grietman van Lemsterland was, legde door zijn grondaankopen de basis voor het latere grondbezit van de familie Van Andringa de Kempenaer, in die grietenij. Zo had hij in 1748 in de meerderheid van de dorpen en aldaar de absolute meerderheid van het aantal stemmen in zijn bezit weten te krijgen, hetgeen aanzienlijk bijdroeg tot zijn politieke macht.
Hij gold toen als bijzonder vermogend, want op een door Faber vervaardigde lijst van aangeslagene voor 80. 000 Carolusguldens en meer (1749), komt hij voor met een vermogen van 100.000 Carolusguldens. (Het maximum was meer dan 200.000 Carolusguldens). Het befaamde veer van Lemmer op Amsterdam, waarvoor in 1709 octrooi was verleend aan Albert Hanses en dat doorgaande verbindingen had met Leeuwarden en Groningen, is in de eerste helft van de 18de eeuw aan hem overgedragen. Zelf had Regnerus al eerder toestemming van de Friese staten gekregen om het veer van Lemmer op Kampen en Zwolle in te stellen. Van hem is ook bekend dat hij handel en nijverheid in Lemmer sterk bevorderde. De twee laatste mannelijke Andringa's, de broers Regnerus en Livius Dirk bleven ongehuwd, waardoor deze familie in 1765 uitstierf.
Daarmee ging de naam Andringa echter niet verloren, want deze werd toegevoegd aan de achternaam van de jongste zoon van Hendrik de Kempenaer. Volgens aantekeningen zouden Regnerus en Livius van Andringa aan hun neef Hendrik een zoon van Dancker de Kempenaer en Romelia van Andringa, verzocht hebben een eventuele zoon de voornamen Regnerus Livius en als achternaam Van Andringa de Kempenaer te geven. Daaraan werd de belofte verbonden dat dit kind in hun erfenis zou delen. In zijn fideï-commisairs testament bepaalde Regnerus van Andringa in 1754 dat na verloop van tijd zijn goederen in Lemsterland, alsmede de Lemster-veren zouden toekomen aan Daniël Livius de Kempenaer een broer van Hendrik, de goederen in Utingeradeel, aan Augustinus Lycklama à Nijeholt, een kleinzoon van Regnerus zuster Dedke, en die in Rauwerderhem aan Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer. Wanneer één van de erfgenamen zou komen te overlijden, zouden de twee anderen diens geërfde goederen onderling moeten verdelen.
Dit laatste vond plaats na het overlijden van Daniël Livius (1772), en niet dan na lang touwtrekken. Tenslotte werd overeengekomen dat Regnerus Livius de goederen in Lemsterland zou krijgen en dat de Lemster-veren tot nader order gemeenschappelijk bezit zouden blijven. Van zijn vader erfde hij later nog bezittingen in Weststellingwerf en Schoterland. Deze bezitsconcentratie had tot resultaat dat Regnerus Livius naderhand tot één der rijkste personen in Friesland gerekend kon worden. Op de lijst van personen met een opbrengst uit vermogen van 3200 francs en meer (1811) is hij vermeld op de vijfde plaats met 10. 000 francs. Hoogste op de lijst was zijn schoonzoon J. N. du Tour met 13. 900 francs. Het is overigens niet bekend of hij ooit een verzoek om geadeld te worden ingediend heeft, hoewel in zijn persoonlijk archief concept aan vragen voor zo n titel aanwezig zijn. Tot zijn persoonlijke papieren zou ook een begin van een autobiografie behoord hebben, maar die was in 1920 al niet meer aanwezig.