De Tweede Wereldoorlog en Lemsterland (4)

Oorlogsboek "De dag van de Liberator" ten doop gehouden.

Door: Albert Hendriks.

17 APRIL 1980.

BANTEGA. In een legertent vlakbij de boerderij van Hendrik Kortstra, in het Lemster Hop heeft mevrouw Flora Schatte uit Highland (USA) dinsdagmiddag het eerste exemplaar van het oorlogs-luchtvaartboek "De dag van de Liberator" ontvangen van uitgever Martin Hopman van de Friese Pers BV uit Leeuwarden. Het door Jan J. van der Veer uit Elahuizen, geschreven boek over de B-24 H Liberator die 13 november 1943 een wonderbaarlijke noodlanding maakte in het Lemster Hop, is opgedragen aan de 10-koppige bemanning en in het bijzonder aan de inmiddels overleden radiotelegrafist Technical Sergeant Wilbur C. Schatte. Mevrouw Schatte was met haar dochters Marlene en Nadine naar Nederland gevlogen om de doop van Van der Veer's, tweede oorlogsboek mee te maken.

De tweede persoon van rechts is mevrouw Flora Schatte, uit Highland (Illinois) (Zij ontving het eerste exemplaar van het boek "De dag van de Liberator" op 15 april j.L tijdens een herdenkingsbijeenkomst in een legertent bij de boerderij van Hendrik Kartstra, in het Buitendijksveld)., weduwe van Wilbert C. Schatte, die indertijd aan boord was van de Amerikaanse bommenwerper die een noodlanding in het Lemster Hop maakte. De overige personen zijn van links naar rechts: Marlene Grady en Nadine Freeman (dochters van Flora Schatte), mevrouw van der Veen. Albert van der Veen en geheel rechts staat Jan de Lange, die vroeger in Kuinre woonde, maar thans in Eerbeek woonachtig is.

 Een Liberator (= bevrijder) zoals die 37 jaar geleden een noodlanding maakte in het Lemster Hop.

Een boek van velen.

De Friese Pers had er dinsdagmiddag een bijzonder sfeervolle plechtigheid van gemaakt. De "crash landing site" van de Liberator werd in Kortstra's land gemarkeerd door een Amerikaanse, een Nederlandse en een Friese vlag. Waar de Amerikaanse bommenwerper 37 jaar geleden tot stilstand was gekomen, daar had de Koninklijke Luchtmacht de legertent opgezet, waarin het boek ten doop werd gehouden.

Zo'n honderdtal genodigden, waaronder een paar belangrijke ooggetuigen van de succesvolle landing, zoals Jan de Lange uit Eerbeek (vroeger Kuinre), Albert van der Veen uit Bantega en Siemen van der Wal uit Lemmer, waren naar het Lemster Hop gekomen om de overhandiging van het eerste exemplaar van "De dag van de Liberator" mee te maken. Uitgever Martin Hopman heette de aanwezigen, en in het bijzonder mevrouw Schatte en haar twee dochters, in drie talen (Nederlands, Fries en Engels) van harte welkom en plaatste de volle donkergroene legertent in het verleden, toen captain Leroy Hensen zijn Liberator na een bombardementsvlucht op Bremen aan de grond moest zetten, omdat hij het toestel niet op hoogte kan houden.

De viermotorige bommenwerper vloog op één motor, waarmee onmogelijk Engeland kon worden bereikt. De Duitsers hadden drie motoren uitgeschakeld tijdens de vlucht naar en boven Bremen. De vliegmachine werd 13 november 1943 in het Lemster Hop aan de grond gezet, precies voor een wachtpost van de Duitsers. Ontkomen was er niet meer bij. De boordschutter wilde de met Duitse soldaten gevulde wachtpost met nog in takt zijnde mitrailleurs van de dijk schieten, maar daar voelden de overige bemanningsleden bitter weinig voor.

In het open veld waren ze te gemakkelijk te pakken door elders gelegerde soldaten.
De heer Hopman vertelde dat het boek het resultaat is van zeer intensieve correspondentie tussen de verschillende getuigen van de landing, de bemanning van de Liberator en vele deskundigen en schrijver Van der Veer. Ook heeft de Leeuwarder Courant journalist Jelte Mulder, veel bij gedragen aan de totstandkoming van het boek.

Nadat het eerste boek naar mevrouw Schatte was gegaan, gaf de heer Hopman het tweede boek aan schrijver Van der Veer, die daarop het woord kreeg. Hij zei dat het niet zijn boek was, maar een boek van velen, zonder wie hij onmogelijk de documentaire kon samenstellen.
Hij dankte met name de bekende Britse auteur-boer Roger Freeman, die als één van 's werelds grootste kenners van de Amerikaanse Luchtmacht kan worden beschouwd.

Freeman gaf vriend Van der Veer, toestemming gebruik te maken van waardevolle gegevens in zijn boeken en publicaties. Ook Albert van der Veen werd door de schrijver genoemd als de man, die de stoot heeft gegeven tot de samenstelling van "De dag van de Liberator".

Jan de Lange, een kroongetuige, werd geprezen voor zijn activiteiten in Oostenrijk, waar hij twee Oostenrijkers opspoorde, die 37 jaar geleden de wachtpost van de Duitsers op de Grietenijdijk bemanden. Deze mannen, toen in Duitse dienst, komen in het boek aan het woord.
Kolonel A. P. de Jong van de Koninklijke Luchtmacht mocht het derde exemplaar in ontvangst nemen, omdat ook hij veel medewerking had verleend. De kolonel zei het manuscript te hebben gelezen en diep onder de indruk te zijn van de betrouwbaarheid van het geschrevene: " Uiterst integer, accuraat en serieus. Geschreven in een auteurstrant van boven het gemiddelde niveau".

Na de kolonel kwam Jan de Lange aan het woord. Hij vertelde over zijn kontakten met schrijver Van der Veer, die negen jaar over het boek had gedaan. De heer De Lange prees de schrijver en de Amerikanen, die erin belangrijke mate toe hebben bijgedragen, dat we in een vrij land leven. Voor mevrouw Schatte had hij een oude foto van de bemanning van de bij Bantega gelande Liberator laten reproduceren op posterformaat.

Albert van der Veen, veehouder in Bantega, vertelde de aanwezigen, dat hij 37 jaar geleden op 19-jarige leeftijd het geluk had toestemming te hebben van de Duitsers om zich in het neergestorte vliegtuig te begeven. Hij had er verschillende onderdelen uitgehaald, onder andere een keelmicrofoon van Leroy Hansen, de eerste piloot. Dat onderdeel overhandigde hij een paar jaar geleden aan de heer Hansen, die op bezoek was in Nederland. Nu gaf hij aan mevrouw Schatte en haar dochters een paar andere kleine onderdelen van de Liberator.

De Amerikaanse vrouwen waren zeer blij met de stukjes schroot. Tenslotte kwam mevrouw Schatte aan het woord, die alle vrienden bedankte voor hun voortreffelijke werk. Ze vond het onbeschrijflijk mooi, dat ze op de plaats mocht zijn, waar 37 jaar geleden haar man na een goede noodlanding werd opgepakt door de Duitsers.

-In "De dag van de Liberator", wordt de noodlanding beschreven die een Amerikaanse bommenwerper op 13 november 1943 in het Lemster Hop tussen Schoterzijl en Lemmer maakte. Een succesvolle noodlanding, want alle de tien bemanningsleden brachten het er zonder noemenswaardig letsel af. Wij geven een korte samenvatting van de beschrijving van "Flugwache Kooisloot" en de wonderbaarlijke landing die toentertijd werd opgemerkt door Albert van der Veen uit Bantega, Jan de Lange uit Kuinre en Siemen van der Wal' uit Lemmer.

Flugwaffe Kooisloot.

Jan de Lange, fietste zaterdagmiddag 13 november 1943 van Lemmer over de Grietenijdijk via Schoterzijl naar Kuinre, waar zijn ouders een boerderij hadden. Hij was in het gezelschap van zijn kameraden, met wie hij in Lemmer de MULO-school bezocht. Ze waren nog maar net buiten Lemmer, of ze zagen lege benzinetanks van een geallieerd vliegtuig uit de lucht komen vallen. Aanvankelijk wilden ze de tanks uit de weilanden halen en mee naar huis nemen, maar de afstand tussen de Grietenijdijk en de begeerde objecten bleek te groot. Jan de Lange en zijn vrienden pakten weer de fiets en jakkerden richting Schoterzijl. De scholieren hadden flink vaart, want ze hadden de wind in de rug. Minder comfortabel hadden Siemen van der Wal en zijn collega' s het, die de zaterdagmiddag van Kuinre van hun werk op het districtskantoor van de directie Wieringermeer (Noordoostpolderwerken) op de fiets op weg waren naar hun woonplaats Lemmer. Ook zij volgden het traject van de oude Zuiderzeedijk, maar dan tegen de wind in.

Albert, een zoon van veehouder Hans van der Veen van de Middenweg bij Bantega, was juist met de fiets op weg naar een landbouwcursus in Echtenerbrug, toen zaterdagmiddag 13 november omstreeks kwart over 12 een Amerikaanse bommenwerper in moeilijkheden kwam boven de Noordoostpolder in opbouw. Een paar honderd meter van de boerderij van de Van der Veen's, stond de boerderij met de typische blauwe dakpannen van Andries Bosscha. Vanuit het woongedeelte van Bosscha's boerderij had men een uitzicht op een wachtpost van de Duitsers op de zeedijk: Flugwache Kooisloot.

Schrijver van der Veer: "Het is anders niet, dan een houten barak met een eveneens houten platform en het geheel wordt omgeven door een eenvoudige prikkeldraadafrastering. Het is een installatie van de Duitse luchtmacht en heet officieel "Flugwache Kooisloot". Het is een observatiepost van de Luftwaffe, zoals die veelvuldig rond het IJsselmeer zijn te vinden. De post wordt bemand door vijf militairen van de Luftwaffe-verbindingsdienst. De militairen zijn boven de gemiddelde leeftijd geen fronttroepen. Op het platform staat een grote telescoop opgesteld en met behulp van dit instrument speurden ze de lucht af naar geallieerde luchtactiviteit. De naam "Duitser" is synoniem aan het woord onmens".

Inderdaad. In theorie is dat, volkomen waar als men de zaak in zijn totaliteit bekijkt en niet geregeld met Duitsers wordt geconfronteerd. Maar hoe gaat het als men regelmatig met Duitsers moet omgaan, die je met de beste wil ter wereld niet kwaad kunt noemen? De bemanning van "Flugwache Kooisloot" zit nu al een hele tijd bij de kruising van de Middenweg. Ze zijn eigenlijk al een deel van het landschap geworden. Toen ze voor het eerst kwamen, konden ze zich geenszins in de sympathie van de Middenwegbevolking verheugen.

Zoals verreweg de meeste anderen waren ook de Middenwegbewoners van mening dat de enige goede Duitsers dode Duitsers waren. Maar later veranderde de verhouding. De Duitsers waren niet onvriendelijk en voor de Friezen aan wie hun zeer nabije aanwezigheid werd opgedrongen, bleek het erg moeilijk hen uitsluitend als vijanden te zien. Niet dat die Friezen Duitsgezind waren - niets zou minder waar zijn! Maar probeer eens onvriendelijk te zijn tegenover mensen die van hun kant wèl aardig doen. Op een gegeven moment zie je, ondanks jezelf, het uniform niet meer, zelfs al is het een vijandelijk uniform. Je ziet alleen de mens in dat uniform. Je staat dan min of meer versteld van jezelf, maar je kunt gewoon niet anders.

Zijn deze Luftwaffe-militairen, fanatieke dienstkloppers van het welbekende Pruisische type? Helemaal niet Men zou eerder geneigd zijn te zeggen dat ze het omgekeerde zijn, zelfs al zijn er een paar Pruisen bij. Maar Oostenrijk is ook vertegenwoordigd, met de even bekende Oostenrijkse "Schlamperei". Zijn ze razend Hitlergezind? Of haten ze de Führer aller Germanen even hard als de Friezen van de Middenweg? Daar laten ze zich niet over uit - of het moet binnen bepaalde grenzen zijn.

In elk geval leggen ze hun wereldbeschouwing niet aan hun omgeving op en dat is een zegen. De commandant van het detachement Kooisloot is een Obergefreiter, een korporaal uit Insterbrug in Oost-Pruisen. Zijn naam is Leo Hinszman en in het burgerleven beheert hij een stationsrestauratie in zijn woonplaats, die niet ver van Koningsbergen ligt, Hinszmann is de "Truppefuhrer". Zijn opvolgend commandant is een soldaat eerste klas, die eveneens uit Oost-Pruisen komt - Gefreiter Walter Braun, een steenkolenhandelaar uit Goldap. Braun maakt alom bekend dat hij na de oorlog niet weer naar Goldap terug wil. Hij wil in Nederland blijven wonen. Goed, dat zijn dan de "Pruisen" van Flugwache Kooisloot en als alle Pruisen zo zijn, dan valt het best mee. De andere militairen zijn Oostenrijkers.

Gefreiter Anton Ippoldt, is 36 jaar oud en is een slager uit Haslach, dat zo'n 40 kilometer van Linz vandaan ligt. Uit ditzelfde bergdorp komt ook de 38-jarige Franz Koblmiller, die in het burgerleven boekhouder is. Zodoende had Anton steeds een plaatsgenoot bij zich. Had, jammer genoeg, want kort geleden is Koblmiller overgeplaatst naar Sneek, waar hij chauffeur is geworden van de grote baas die het opperhoofd van de Flugwachen in Zuidwest-Friesland en de Kop van Overijssel is, de "Zugflihrer is een Oberfeldwebel, een sergeant-majoor eerste klasse en bovendien een enorme vuurvreter. Zijn naam is Malayka. Maar goed dat die helemaal in Sneek zit. De rij wordt gesloten door "Kruzi" , die officieel Franz Krenn heet, uit Pernegg an der Mur in Stiermarken komt en daar de plaatselijke doodgraver is. Een heel goed vak is dat, beweert "Kruzi" - je zit zelden zonder werk.

Na de oorlog hoopt hij verder te kunnen gaan met de beoefening van het doodgraversvak. "Kruzi" heeft de gewoonte de radio van de Flugwache af te stemmen op de nieuwsberichten in het Duits, zoals die door de B.B.C. worden uitgezonden en houdt ervan bij de Van der Veens binnen te stappen om het laatste nieuws uit Engeland door te geven. Dat maakt hem bijzonder populair. Krenn heeft langzamerhand zijn eigen mening gekregen over de waarheidsgetrouwheid van wat officieel door het Oberkommando der Wehrmacht wordt bekend gemaakt en dat hoe langer hoe meer begint te lijken op "Vorwärts, Kameraden - wir müssen zurück"!

De Oostenrijkers zijn brave, gelovige katholieken, die destijds de Anschluss van Oostenrijk met Duitsland, met vreugde hebben begroet. De streken waar ze vandaan zijn gekomen, waren onvruchtbaar en de werkloosheid was groot, evenals de armoede. De toekomst was uitzichtloos, maar na de vereniging met Duitsland scheen alles anders te zullen worden. De Führer van het nieuwe Groot-Duitse Rijk, die tenslotte óók een Oostenrijker van origine was en dus wel heel goed moest weten hoe de toestand in hun gedeelte van Oostenrijk was, had werk en brood beloofd en een nieuwe toekomst. Uitzicht voor hen en hun kinderen. Wat wisten deze bergbewoners van de grote wereld af? Hun woonstreken waren geïsoleerd en van de praktijk van het nationaalsocialisme hebben ze geen "blasse Ahnung". Ze wisten alleen maar dat ze het slecht hadden en het alleen maar beter konden krijgen. Voor hun gevoel gaat de oorlog ook niet zozeer tegen Engeland en Amerika.

Het gaat in hoofdzaak tegen het goddeloze, bolsjewistische Rusland en de geestelijkheid heeft het hun in-gehamerd dat het communisme de verpersoonlijking van de Antichrist is. De strijd tegen de communisten heeft voor de Oostenrijkers het karakter van' een heilige oorlog - een kruistocht. Ze zijn aan God verplicht, die heilige oorlog te voeren, hoe ontzettend die oorlog op zichzelf ook mag zijn. Het gaat, kort samengevat, om de toekomst van hun land, hun gezinnen en het Christendom.

Anton Ippoldt zegt vaak dat het communisme de wereld zal gaan overheersen als Duitsland Rusland niet verslaat, dat kan gewoon niet uitblijven. Hitler had de redder van Oostenrijk kunnen zijn, maar nu is de oorlog al meer dan vier jaar aan de gang en de grootste bijdrage van Hitler aan Oostenrijk is tot nog toe het eisen van mensenlevens geweest, zeeën van bloed en ellende. De Oostenrijkers kunnen het idee hoe langer hoe moeilijker van zich afzetten dat ze bedrogen zijn. Ze gaan twijfelen. Maar dat kunnen ze niet hardop zeggen in Hitlers staat. Want dan wordt meteen gezegd dat twijfelaars defaitisten zijn - en defaitisten verdienen de kogel.

Albert van der Veen, is erg geïnteresseerd in vliegtuigen, in het bijzonder geallieerde vliegtuigen. Hij heeft zich een boekje aangeschaft, dat "Oorlogsvliegtuigen" heet en dat is uitgegeven door het Reichsluftfahrtministerium te Berlijn, als een Nederlandse versie van het originele "Kriegsflugzeuge". Er staan foto's en maatschetsen in van de meest voorkomende Duitse, Italiaanse, Engelse, Amerikaanse en Russische oorlogsvliegtuigen en Albert heeft de afbeeldingen goed bestudeerd. Hij kan de verschillende typen nu aardig goed herkennen. De mannen van de Flugwaffe Kooisloot hebben daar schik in.

Soms, als ze zeker weten dat de helhond Malayka niet in de buurt is, zeggen ze wel eens "Komm mal oben, Albert - kannst mal gucken was dort drüben übergeht"! en dan staat Albert op het platform en kijkt door de sterke telescoop naar de overtrekkende Amerikaanse formaties. Goeie genade, wat kun je dan die zeven en een halve kilometer hoog vliegende toestellen duidelijk zien! De telescoop vergroot enorm. Je kunt gemakkelijk zien of de toestellen vliegende Forten of Liberators zijn en je kunt zelfs de witte ster op de onderkant van de rechtervleugel van de machine onderscheiden. Een machtig gezicht.

Natuurlijk gebeuren in dit afgelegen deel van Bantega, ook de nodige illegale dingen. Net zoals overal. Misschien merken de Luftwaffe mensen dat, maar als dat zo is, laten ze het niet blijken. Wel zo goed. Maar van hun kant laten de "Duitsers" gemakshalve wordt door de Friezen van de Middenweg de bemanning van de Flugwache met de verzamelnaam "Duitsers" aangeduid, hoewel de meerderheid uit Oostenrijkers bestaat - óók wel eens een steek vallen. Want op zekere dag begaat een van de militairen de onvergeeflijke zonde zijn geweer buiten te laten liggen. Als Malayka dat ooit zou komen te weten, zou de wereld te klein zijn - krijgsraad, Erziehungslager en wat de Duitse Behörden nog meer aan vreselijke dingen kunnen bedenken.

Een van de Middenweg bewoners vindt het schietwapen en trekt voor zichzelf de consequenties. Hij levert dus de volgende morgen het geweer in op de Flugwache, tot grote opluchting van de hele Trupp. "Niet verder over praten asjeblieft"! zegt Obergefreiter Hinszmann. "Best"! zegt de Bantegaster. "Ik weet van niks jongens. Maar als het zo uitkomt, weten jullie óók van niks, denk er goed om"! Hij laat de laatste opmerking vergezeld gaan van een veelbetekenende knipoog. "Aber nein"! antwoordden Hinszmann en zijn ondergeschikten, "Wir sehen nix, wir wissen nix - einverstanden"? Natuurlijk is het dik "einverstanden".

En zodoende gebeuren er de gebruikelijke illegale dingen in dit deel van de wereld. De Luftwaff-mannen zien op hun manier niets. Zijzelf zondigen ook wel eens tegen de militaire regels. En dan zien de Friezen niets. Beide partijen grijnzen. Ze hebben het toch aardig met elkaar getroffen. Het begint nu eindelijk wat licht te worden op deze zaterdagmorgen, 13 november 1943. De boeren zijn klaar met melken en de melkbussen staan in de berm van de weg, klaar om door de melkrijder naar de zuivelfabriek te worden gebracht. Het is nu tijd voor het ontbijt, als je op een boerderij woont, is dat ontbijt nog niet zo slecht. Je kunt altijd wat melk, vlees, spek eieren en dergelijke zaken voor jezelf achterhouden. Dat is wel tegen de voorschriften, maar je moet zelf ook leven en spullen die je voor jezelf houdt, kunnen nu eenmaal niet naar Duitsland worden afgevoerd. En als het ontbijt is afgelopen, zijn er de gebruikelijke zaterdagwerkjes uit te voeren.

De dagindeling op de boerderij staat al vast - die is traditioneel bepaald. De zaterdag breekt aan op een sacherijnige manier, net als zoveel andere novemberdagen. De schooljeugd uit Kuinre, op weg naar de MULO in Lemmer, verdwijnt in de morgenschemer van dit onbestemde, eigenaardige grensgebied tussen Overijssel en Friesland. De mannen van de Flugwache hebben hun observatieplatform weer bemand en kijken uit naar vliegtuigen, hoewel er op dit moment bijzonder weinig is te zien. De wacht is net afgelost. De nieuwe wacht klost op het platform rond en de afgeloste wacht maakt het zich in de barak gemakkelijk.

"Móge"! zegt Albert van der Veen als hij de Duitsers passeert "Moge"! zeggen de bezetters, " 's gibt heute ziemlich gutes wetter, was"? "Ja"! zegt Albert, "voor november houdt het weer zich goed"! "Móge"! Dat is de ploeg van Jan de Lange, nu halverwege Kuinre en Lemmer. "Moge"! zeggen de Flugwache-mensen, die de schooljeugd dagelijks zien passeren, "zullen jullie vandaag de onderwijzers niet te veel pesten"? De fietsers grinniken.

Een eigenaardig oord in het door haat bezetten Nederland. De leeuw verkeert met het lam. De Duitsers worden gehaat, maar deze Duitsers niet, zij schijnen bij de omgeving te horen. En de Duitsers vinden dat het hier best uit te houden is in deze vergeten uithoek van de wereld. Hier worden ze niet straal genegeerd zoals op andere plaatsen. Natuurlijk weten ze dat ze niet geliefd zijn, maar alles met elkaar is er toch een groot verschil. Als ze maar niet zo ver van huis waren en als die vervloekte oorlog er maar niet was. Wenn es nur nicht diesen verdammten Krieg gäbe ... -".

De B-24 Liberator.

De noodlanding.

Heel nauwkeurig beschrijft Jan Van der Veer, de noodlanding van de Liberator B 24 42-7650 op zaterdagmiddag 13 november 1943 omstreeks kwart over twaalf met 10 man aan boord in het buitendijksveld Lemster Hop, vlakbij waar nu de nieuwe boerderij van Hendrik Kortstra staat. Achter de stuurknuppel zat kapitein Leroy M. Hansen. Men had een magere bombardementsvlucht boven Bremen achter de rug. Slechts één van de vier motoren werkte nog. Die ene krachtbron leverde onvoldoende vermogen om de bommenwerper op hoogte te houden. Boven de Noordoostpolder moest beslist worden: eruit springen met de parachutes of een noodlanding maken. De bedenktijd bedroeg slechts enkele seconden.

Er moest een noodlanding worden gemaakt, omdat het denken al te veel tijd had gevergd. Van der Veer: "Hansen denkt niet meer. Hij functioneert alleen. Laten we dus nu zelf proberen een beeld te krijgen van wat er vanuit de cockpit is te zien en wat er moet gebeuren. We stellen ons voor dat we nu zelf in de linker pilotenstoel zitten en stuurkolom en voetenstuur bedienen. In Nederland is de maximumsnelheid op de hoofdwegen 100 km/u. Dit grote ding gaat door de lucht met een snelheid die meer dan tweemaal zo groot is. Bovendien zitten we in een tamelijk vlakke duikvlucht en de grond is angstwekkend dichtbij en komt omhoog om ons te raken. We nemen aan dat we precies weten hoe we met het onbehouwen bakbeest, dat B-24 wordt genoemd, moeten omspringen.

Ondanks dat zullen we, uitgerekend in dat onderdeel van een seconde waarin die verste slootswal onder ons doorflitst, het onhandelbare spook zo moeten manoeuvreren dat de onderkant van de romp zo'n dertig à vijfendertig centimeter boven die slootswal is... We zullen goed in de gaten moeten houden dat we die slootswal niet met de onderkant van de romp raken - als dát gebeurt is de machine niet meer te houden en het volgende ogenblik zijn we er met z'n allen geweest. Scheer dus rakelings over die slootswal heen, maar raak hem in hemelsnaam niet!

En wat dat uithangende wiel aan zijn landingspoot onder de linkervleugel betreft: dat hele ding, tot de onderkant van de vleugel, is bijna 2,70 meter lang - iets minder dan de gemiddelde hoogte van een huiskamer - maar het steekt slechts zestig centimeter onder de romp uit. Als je normaal in de cockpit zit zie je die landingspoot met dat wiel niet eens! Als je je gezicht helemaal naar links-onder draait dan zie je er misschien iets van - maar als er een operatie als de onderhavige aan de gang is, dan kijk je alleen maar vooruit!

Er is geen tijd om ergens anders naar te kijken. Je kunt alleen maar concentreren op al dat gras in het weiland, dat omhoog komt vliegen om je te raken. En de hoogtemeter zal je ook niet precies vertellen hoe hoog je precies boven het veld bent, want dat kan het ding niet. Het is gebouwd op dit soort stunts, waarvan je de haren te berge rijzen. Je zult deze hele klus op het gevoel moeten doen - je moet voelen wanneer het juiste moment is aangebroken en wanneer je op de juiste plaats en hoogte bent.

Wij zullen het net zo moeten doen als Hansen het nu zal gaan doen. En de tweede piloot heeft precies geraden wat Hansen van plan is. Hij werkt loyaal mee, zonder protest. Hij zegt ook niet dat het onmogelijk is en op klinkklare zelfmoord lijkt. Hij zal de eerste piloot tot het uiterste assisteren met al zijn aanzienlijke bekwaamheid. Eigenlijk is er geen lof te groot voor deze tweede piloot, onverschillig of de landing succesvol is of niet. Hij heeft zijn stoelriemen extra stevig aangetrokken en vliegt met open ogen de laatste confrontatie tegemoet.

Voor zoiets moet je over een moed beschikken die meer dan normaal is. Charles Spearman is weer terug op het flight deck, na de mislukte operatie met het onwillige neuswiel. Hij gaat op de vloer zitten met de rug tegen de pantserplaat van een van de pilotenstoelen en met zijn gezicht naar het bommenruim gekeerd. Jim Norton is onderweg naar het flightdeck, maar staat nog op de loopbrug. Jim, roept Spearman, "schiet nou op, man, we gaan al naar beneden"! Norton kijkt omhoog en staat klaar voor de sprong naar het luik in de vloer van het flight deck. Vooruit dan toch, zie je niet dat je geen moment meer kunt wachten?

Het gras, waarmee Hansens privévliegveld is begroeid, staat nu schuin geprojecteerd voor de cockpitruiten en vult het gezichtsveld volkomen. Allemaal gras en het houdt niet op. De grashalmen, waarin de zon schijnt te glanzen, komen van boven de voorruiten aangevlogen, komen op je afvliegen zoals een sneltrein toeraast op een tussen de rails vastzittende auto en verdwijnen dan weer onder de bovenkant van het instrumentenbord. Een waterval van gras. Alle gras ter wereld. Geen geluid - behalve de schril gierende slipstroom.

En iets anders. Een stem, die alleen tot Hansen doordringt. Een gehate maar toch vertrouwde stem, die duidelijk in Hansens koptelefoon is te horen. De stem van zijn oude vlieginstructeur. De noodlanding-maniak, Hansen luistert naar de instructies, die klinken alsof ze op hetzelfde moment worden uitgesproken. De instructeur zelf weet van niets en is meer dan tienduizend kilometer ver weg. Hoogstwaarschijnlijk verveelt hij nu andere leerling- piloten In Californië. Hansen luistert heel aandachtig. De stem van de instructeur is nu helemaal niet hatelijk meer - het is een vriendelijke stem, die verstandige dingen zegt waarvan een kalmerende invloed uitgaat. Het helpt op een of andere manier.

Alleen de piloten zien de waterval van gras voor de cockpitramen alle anderen zitten met hun gezichten tegengesteld aan de vliegrichting op het flight deck - de beste manier om de komende schok op te vangen. Behalve Jim Norton. Die is nog niet binnen. Gras. En nog meer gras. Anders niets dan GRAS voor de cockpitramen. Eindeloos. En nu komt die hele groene zee opvliegen. Springt op ons toe en ráákt ons bijna. En nu komt die sloot en - NU!

Een druk op het voetenstuur, een rukje aan de stuurkolom. De lange, sierlijke linkervleugel gaat iets naar beneden. De vleugeltip schijnt de slootswal te zullen raken. Een korte, hevige ruk. De grote vleugel gaat gehoorzaam omhoog. Het gras zinkt ineens weg, en .... er loopt een nijdige, zwarte kerf door het groen vanaf de slootswal die abrupt eindigt want DE LINKERLANDINGS-POOT IS WEG! Finaal afgeknapt J-BAR zeilt weer omhoog als een schommel. De piloten trekken met een paar geroutineerde rukken de machine recht. De Liberator zakt nu door, doelbewust, rompneus iets omhoog, staart iets naar beneden.

De krakende, doffe klap, waarmee de Liberator de grond raakt, komt niet zo hard aan als Pecka had verwacht. Nu kunnen er nog twee dingen gebeuren: de top turret kan losraken en op het flight deck vallen en het hele toestel kan in brand vliegen. De eerste schok gooit Jim Norton uit zijn evenwicht en hij valt. Die schok was nog niet eens zo hard, maar de volgende klap zal harder aankomen en rukt vermoedelijk de hele onderkant van de Liberator weg. Spearman springt overeind, doet twee haastige stappen naar het luik achter in de vloer van het flight deck en steekt zijn hand uit in de richting van Norton.

Op het moment, dat Norton de hand van de boordwerktuigkundige kan grijpen, komt de tweede schok, die beide mannen de lucht in slingert, tegen het plafond van het fligt deck. J-BAR wordt opnieuw de lucht ingegooid, terwijl beide mannen tegen de vloer smakken met een dof geluid. En nu wordt het lawaai onbeschrijflijk - het geradbraakte metaal van de machine snerpt het uit in protest. De mannen op het flight deck ondergaan alle gewaarwordingen van een erwt in een grote trom, geslagen door een volkomen krankzinnige drummer. De machine schokt, siddert en bonkt als een sneltrein die in volle vaart uit de rails vliegt, wordt de lucht weer ingeranseld, kwakt weer neer, gaat nog eens omhoog en wordt opnieuw met een verpletterende klap neergeslagen, terwijl het gevaarte wild en slingerend door het weiland glijdt.

Het geluid van jankend en scheurend metaal is overal, alle mogelijke dingen worden losgerukt van de tussenschotten en de wanden en maken een rommelend geluid terwijl ze op de vloer heen en weer vliegen. Norton en Spearman worden nog steeds op en neer gegooid over het flight deck, totdat Norton definitief terechtgekomen ergens achter de pantserplaat van een pilotenstoel en daar verfomfaaid blijft liggen. Bill Topping, die Hansens waarschuwing finaal had vergeten en zich aan niets heeft kunnen vasthouden, voegt zich tegen wil en dank eveneens bij de krankzinnige balletscène, wordt tegen iets hards aan gegooid en voelt een stekende pijn in zijn ribben. Pecka en Schatte kijken met ongeruste blikken naar de top turret.

Er begint beweging in het gevaarte te komen het begint te zakken en als het blijft doorzakken is er geen houden meer aan en komt de zware koepel precies op Norton terecht. "Jim wordt tot pulp verpletterd", gaat het door Schatte heen "en we kunnen er niets tegen doen in dit kompleet dol geworden karkas, dat maar doorbuldert en verder sliert over het veld. Jim gaat er aan .... " Pecka vreest dat de turret op de piloten zal terechtkomen. Beiden wachten in angstige spanning af, terwijl J-BAR botsend, zwiepend en krakend verder boldert op een reis die nooit schijnt te eindigen. De top turret zakt nog iets naar voren en blijft dan zitten waar hij zit, half weggezakt.

Dit moet Gods wil zijn geweest, denkt Schatte. De piloten hebben met de roeren geworsteld tot er niets meer was om tegen te vechten. Het linker hoofdwiel is precies volgens de bedoeling afgeknapt tegen de slootswal. Met een doordringend, scheurend en knarsend gejank wordt de onderkant van het bommenruim ingedrukt, terwijl het vliegtuig, nu volkomen dolzinnig geworden, over het veld zwiept en sliert als een nat stuk zeep over de tegels van een badkamer. De horizon zwaait ineens naar rechts voor de cockpitramen, komt als de slinger van een klok weer terug en vliegt weer terug naar rechts en blijft dan heen en weer zwaaien als de ruitenwissers van een auto, op de maat van het slingeren van de romp en het molenwiekend op- en neergezwaai van de lange vleugels.

De romp gaat te keer als een schip in een storm en het lawaai is nauwelijks te harden. De piloten kunnen nu totaal niets meer doen. Ze zullen moeten wachten tot de energie van beweging, aan het vijfentwintig ton zware vliegtuig meegegeven door de snelheid waarmee het op de grond kwam, zal zijn geneutraliseerd door de enorme wrijving met de grond. En nu komen er plotseling zwart-wit-gevlekte gedaanten in het gezichtsveld van de piloten terecht De gedaanten staan stil, tillen hun koppen op en gaan er in paniek vandoor - recht op de aanstormende Liberator af. Koeien! Het laatste dat je zou verwachten...

De koeien van Jan S. de Vries, bemoeiden zich niet met de oorlog. Nu is de oorlog zich met de koeien komen bemoeien en de dieren worden dol van angst. Arme stomme dieren, denkt Roy, ik kan niets voor jullie doen - ik hoop dat jullie dat kunnen begrijpen. Ik móét jullie wel raken ..... De B-24 raast nog steeds door over het weiland en de splinterende, krakende en kreunende geluiden duren nog steeds voort. De energie van beweging is nog steeds niet uitgewoed.

De linkervleugel raakt de dol geworden horde koeien met een klap, die zelfs tot in de cockpit te horen is. Met een spookachtig gehuil en geknars rukt -Motor Nummer Een- zich los van de vleugel en verdwijnt uit het gezicht. Omvergegooide koeien en rondspattend bloed. (x ... ) zegt de co-piloot tot niemand in het bijzonder. Vergeef ons, stomme dieren. We wilden jullie helemaal niet doodmaken. Maar we hebben het toch gedaan ..... Je rijdt in een auto en ineens steekt er een eend de weg over, vlak voor je wielen. Je hoort alleen een zachte, meegevende bons en de eend is dood. Je kunt er niets aan doen, maar je voelt je voor de rest van de dag schuldig. Door jouw toedoen is die eend gedood. Sentimenteel gedoe?

Misschien, maar je weet dat een leven iets heiligs is. Je kunt wel een leven vernietigen, maar het nooit weer terugroepen. MAAR HOEVEEL MENSEN ZIJN ER ZO'N ANDERHALF UUR GELEDEN GECREPEERD IN DE BRANDEN DIE ONZE BOMMEN IN BREMEN HEBBEN GESTICHT? De krankzinnige Liberator scheurt verder door het weiland en laat een zwarte vore na in het gras. Het toestel raakt de grond met een snelheid van meer dan 210 kilometer per uur en ondanks de uit elkaar gerukte onderkant van de romp, die als een ploeg door de grond snijdt, duurt het lang voordat de voorwaartse massakracht door de wrijving met de grond wordt omgezet in vervorming, warmte en omgeploegde grond. Maar toch worden de bewegingen van de machine minder wild en heel geleidelijk vermindert de voorwaartse snelheid. De scheurende, rijtende geluiden schijnen iets te bedaren en op een of andere manier schijnt het vliegtuig niet uit elkaar te zijn gevallen.

Wat nauwelijks te geloven is na de woestheid van de schokken die het in de laatste seconden heeft moeten doorstaan. Het gras van Hansens privévliegveld glijdt nu langzamer voorbij. Het is nu duidelijk te zien. En het lawaai is gaan liggen. Vergeleken bij het tumult van daarnet wordt het nu angstaanjagend stil. Maar J-BAR glijdt nog verder. De massawerking is nog niet helemaal uitgeput. Vroeger liep er nog een sloot door het terrein, loodrecht op de koers van de Liberator. Op een gegeven moment was die sloot overbodig geworden, zodat het beter was hem te dempen. De sloot werd dichtgegooid met aarde. Misschien weet iemand uit de buurt hoeveel jaar geleden dat gebeurde, maar het moet al een hele tijd geleden zijn. De opvulgrond in de voormalige sloot gedroeg zich zoals van opvulgrond viel te verwachten. Hij ging beklinken.

Onder invloed van regen en samen-persing en andere grond-mechanische zaken nam de opvulgrond minder volume in. Het gras groeide over de opvulgrond heen en vormde een stevige zode, maar je kon nog precies zien waar de sloot zich had bevonden. Er zat daar een inzinking in het terrein, een flauwe geul van zo'n halve meter diep. Men had toen die inzinking wel opnieuw kunnen opvullen met meer aarde, doch om een of andere reden gebeurde dat niet. Die groef door het terrein is er nu nog, maar hij is netjes gecamoufleerd door het gras, dat er overheen is gegroeid. Maar J-BAR vindt de uitholling. De machine ramt zijn lange neus precies in de brede, ondiepe uitholling. Er volgt een enorme schok en een hernieuwd gekrijs van metaal als de rompneus afbreekt, vlak vóór de cockpitramen.

De vloer van het flight deck knarst en kreunt als de voorkant wordt losgescheurd en begint te zakken. De grote bommenwerper sliert nog een paar meter door en legt dan met een berustend, vermoeid gebaar zijn lange rechtervleugel voorzichtig neer op een laag dijkje. Vijfentwintig ton aluminium, glas en staal komen uiteindelijk tot rust op Hansens privé-luchthaven, in een buitendijks weiland dat het Lemster Hop wordt genoemd. Precies tegenover de boerderij van Andries Bosscha. Vlakbij Flugwache Kooisloot. De Liberator, zwaar mishandeld door de Flak in Bremen, deed tot het laatst toe zijn best en bracht ondanks alles zijn bemanning veilig op aarde terug. Wat de bemanning na de landing wilde doen en hoe zij werd gearresteerd door de Duitsers en waar de bevrijders zijn terechtgekomen wordt allemaal uitvoerig en waarheidsgetrouw beschreven in het boek "De dag van de Liberator".

Foto van: family bosscha from oosterzee and family de boer from terwispel -1916 - Bantega-Oosterzee. V.l.n.r. Truidigje Bosscha, Rinske Bosscha, Andries Bosscha, Zwaantje Bosscha, Johannes Bosscha, Abeltje Jongsma.