Oosterzee |3|

|    1   |    2   |    3   |    4   |    5   |

1927- Roel Koehoorn, 95 jaar.

8 Mei 1931: De practijk van het krantenleven heeft ons al heel dikwijls in aanraking gebracht met hoogbejaarden, die hun ouderdom met lust en met eere droegen en konden bogen op een kras gestel. Maar zelden zagen we zulk een krassen ouderdom als bij Roelof Koehoorn, inwonende bij zijn zoon Jan Koehoorn, aan de Ringvaart te Oosterzee. Hij is in Oosterzee geboren 27 Juni 1832 en kan dus binnen enkele weken den 99-jarigen ouderdom bereiken.

Men schat hem zeker haast een kwart eeuw jonger, al zei hij dan ook, toen we een opmerking in dezen geest maakten: „Nou, nou, bak se nou mar net bruner." Koehoorn is zijn leven lang inwoner van Lemsterland geweest, al heeft hij dan zeker ook wel wat meer van de wereld gezien.

Zoo is hij een tijdje logé in Duitschland geweest bij een van zijn zoons en heeft hij als jongeman op Rotterdam gevaren als beurtschippersknecht. Maar meestal heeft hij in Lemsterland gewerkt als arbeider; graven in de veenderij in 't voorjaar, hooien in den zomer, slachten in den herfst. Het graven in de veenderij had ten doel het verbeteren van den grond door het afhalen van den veengrond en het naar boven brengen van de beste aarde.

Bij dit werk stond Koehoorn meest aan 't hoofd van een ploeg arbeiders. Eén moet er immers toch de baas zijn, zei hij. De baas verdiende echter niets meer dan de andere arbeiders; alleen kreeg hij, als 't werk afgeloopen was, een fooi. Overigens beliep de daghuur het bedrag van f 0.60 tot f 1.—, naar gelang van de lengte van den werkdag. Groote sommen heeft Koehoorn hier dan ook niet van overgehouden.

In zijn jongensjaren heeft hij weinig schoolgegaan. Leerplicht was er niet en er moest schoolgeld betaald worden, en vanzelf, zegt hij, „'t wier earmoede troef." Hij herinnert zich nog „master Merk" en „master Kluwer", maar heeft als regel van de 12 maanden in 't jaar niet meer dan 3 schoolgegaan. Pas toen hij als jongeling van 18, 20 jaar als schippersknecht voer op het veerschip naar Rotterdam, heeft hij eigenlijk leeren lezen en schrijven.

Verder herinnert hij zich een tocht, dien hij in die jaren heeft gedaan met schipper Durk Woudstra van Lemmer, met het doel om voor dezen een schip af te halen uit Zeeland. Deze tocht heeft verscheidene dagen geduurd; bij onze moderne verkeersmiddelen kan men zich nauwelijks zulk een reis denken. Den eersten dag liep het tweetal van Lemmer naar Blokzijl. De tweede dag bracht hen per diligence van Blokzijl tot Zwolle. Daar zijn ze 's avonds 8 uur vertrokken, eveneens met de diligence, naar Utrecht. Aankomst den volgenden namiddag.

Utrecht had reeds een spoorverbinding met Amsterdam. Dus reisden ze vandaar per spoor naar de hoofdstad. Aan 't Muiderpoortstation stapten ze uit, waarna ze wandelden naar de Haarlemmerpoort, om daar den trein naar Rotterdam te nemen.

Na een tweedaagsch verblijf in deze koopstad vertrokken ze naar Zeeland. Ook dat ging natuurlijk niet zoo vlot. Op de plaats van bestemming aangekomen, namen ze eerst een lading koffie in voor Rotterdam. In Rotterdam werd deze lading weer verwisseld; ze kregen nu „twist" in, een soort katoengaren uit Engeland.

Later heeft Koehoorn nog met turf gevaren van Friesland op Zeeland. Maar lang heeft het niet geduurd. Hij kreeg ongenoegen met zijn baas, omdat hij bij sterken wind op een Zaterdagavond, toen ze in Uitwellingerga zaten, aandrong op vertrek naar Lemmer (was er misschien een „vrouw in 't spel"?), als gevolg waarvan ze in de meer aan lager wal geraakten. „Pak maar op," zei de schipper. „Accoord," zei Koehoorn en ging.

Hij was bijna 23 jaar, toen hij trouwde met Trijntje Visser. Zeven kinderen kreeg het echtpaar. Moeder de vrouw is na een echtvereeniging van 50 jaar gestorven en vier kinderen, een zoon en drie dochters, zijn haar gevolgd. De andere drie, allen zoons, leven nog.

In de latere jaren van zijn leven heeft Koehoorn wat geld kunnen overhouden. Hij kreeg de „spoeling" van de fabriek voor de varkensmesterij en heeft daarmee goede zaken kunnen doen.

Nog maar een vijftal jaren woont hij bij zijn zoon in, aan de Ringvaart. Hij kan zich nog geheel zelf „redden", zooals men 't noemt. Ook het scheren doet bij nog zelf.

Zijn gehoor is nog best; zijn gezicht wordt minder en ook 't loopen — 't „ronnen" zegt hij in Zuidwesthoek-Friesch — wil niet zoo best meer. Dat heeft hij vroeger anders best kunnen doen. Hij was al ver in de tachtig, toen hij nog geregeld naar Sneek en naar Heerenveen liep en dan onderweg, uit verveling, de telegraafpalen of de mijlpalen telde.

Nu zoekt hij zijn vertier bij de kippenfokkerij van zijn zoon en hij heeft alle aandacht voor de honderden jonge kuikentjes van nog slechts enkele dagen oud, die om de kunstmoeder heen zwermen.

We hebben hem nog menig jaar van goede gezondheid toegewenscht.

Bron: Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant

  • Roelof Gerbens Koehoorn, geboren op 27 juni 1832 te Oosterzee, overleden (99 jr) op 10 december 1931 te Oosterzee. Gehuwd op 22 april 1855 te Lemsterland, met Trijntje Johannes Visser, geboren op 6 oktober 1831 te Oosterzee, overleden (73 jr) op 2 mei 1905 te Oosterzee.

Roelof Koehoorn....KRASSE OUDERDOM.
Bijna 99 jaar.

Gezicht op de eerste brug te Oosterzee.

„Us idiaal" hield een concert naast het gebouw van de zuivelindustrie.

De Houtzaagmolen te Oosterzee, die op deze afdruk van zijn wieken is ontdaan, en op afbraak werd aangeboden, na ruim een eeuw (van 1819) het landschap tot sieraad diende.

28 april 1937: 't Geen reeds geruimen tijd te voorzien was, geschiedt thans: de vroegere houtzaagmolen wordt afgebroken; sloopershanden zijn druk bezig hem te doen verdwijnen.

'De Veteraan' - aldus was zijn naam - werd in 1819 gebouwd en bracht gedurende bijna een eeuw wat leven en bedrijvigheid in het dorp, hielp daarbij enkele gezinnen aan het dagelijksch brood.

Eindelijk zette men zijn onvermoeibare wieken stil en de drukte in en rondom verdween. Toen in 1912 zijn buurman, de oliemolen, afgebroken was, bleef de oude houtzaagmolen treurend alleen en wachtte op zijn eigen einde.

De aftakeling begon, toen hij in een stormnacht van 1930 een wiek verspeelde, zij werd voortgezet toen later de andere moest weggenomen worden, omdat de toestand gevaarlijk werd.

Nu wordt die aftakeling voltooid. De kop en de riet-bekleeding zijn reeds weggebroken; de naakte spanten alleen bieden nog een triesten aanblik.

Wat ontelbare blikken van trots en van profijt, misschien ook van hulpverwachting werden in den loop der jaren op den ouden molen gericht.

Misschien diende hij al tot baken, toen na de dijkdoorbraak in 1825 de bemande pramen over het ondergeloopen Oosterzeesche veld naar de Buren stevenden!

Nog dwaalt menige blik naar den kant van den ouden molen, blikken van weemoedige afscheid. Nog kan het, maar over enkele dagen zal hij geheel verdwenen zijn, latend alleen de leegte om wat zooveel jaren was.

Zie ook: molenaarworden.nl

Afdruk van Gerben Wijnja: Oosterzee, huisjes aan de sloot met bruggetje, 1931.

|    1   |    2   |    3   |    4   |    5   |