Werf Zwolsman
Er heeft, zij het slechts korte tijd, in IJlst een werf onder de naam Zwolsman bestaan. De oorsprong van de Zwolsman scheepswerf ligt echter in Makkum. Willem Everts Zwolsman koopt daar een bestaande werf en begint voor zichzelf. Hij heeft drie zoons, Ulbe, Evert en Klaas, die alle drie scheepsbouwer worden. Ulbe Zwolsman vestigt zich in 1892 zelfstandig op de bestaande werf 'De Hoop' te Workum; Evert en Klaas blijven vooreerst op de werf in Makkum, waar in 1902 de ijzerbouw wordt ingevoerd. In 1911 neemt Evert Zwolsman de werf van Croles in IJlst over, waar zijn broer Klaas zich enige jaren later bij hem voegt. Deze associatie wordt echter na enkele jaren ontbonden.
Want het hart van zoon Evert, die de werf in 1936 overneemt, ligt echter niet echt 'bij de bootjes', maar trekt naar een wereld van motorfietsen, glamour en glitter. De werf raakt in verval en verandert in "een bloeiend bordeel voor boktor en houtworm..." (De oude scheepsbouwkundige Evert Zwolsman, overleed aan de gevolgen van zijn verwondingen die hij opliep bij een bombardement. Zwolsman was geboren op 26 januari 1875). Het voorste deel van de IJlster werf (aan de Vaart) wordt daarop in 1911 aan de gebr. Bakker verkocht, die hier hun windmotorenfabriek vestigen. De achtergelegen loodsen worden in 1920 verkocht aan houthandel S.O. de Vries.')
December 1919
Dit gedeelte werd in 1911 aan de Gebr. Bakker verkocht.
Friese Koerier 1965. J.D. de Jong: Het leven is prachtig als je zelf iets doet.
Hij is de laatste Zwolsman in Friesland. Evert Zwolsman Uzn. op de scheepswerf „De Hoop". De „Lord" noemen ze hem in Workum, waar ieder twee namen heeft. En deze laatste Zwolsman zou met De Hoop stilletjes in de vergetelheid verzonken zijn, als er niet een verre achterneef had bestaan, die nog al eens in het nieuws werd genoemd. Die bovendien voor de Friese week in Scheveningen de oude „Marieke" uit Engeland liet ophalen, een Lemster aak, in 1912 door U. Zwolsman Wzn. te Workum gebouwd voor rekening van Mr. Cecil Walker uit Londen. Zie ook: www.ssrp.nl-stamboek-marieke
Evert Zwolsman spoorde de Marieke op in Engeland en twee weken lag dit schip aan de Scheveningse havenpier gemeerd. Nu ligt hij in het smalle water achter de oude werf te Workum. Soms is het beter, stille dingen stil te laten en ik zat deze week een uurtje op de loopplank van de Marieke en keek naar de oude dingen van de werf en naar het oude, grote grijze huis. De kaapstanders, de grote hellingblokken, de katrollen, de enorme houten scheepsloods — het kon een eeuw geleden zijn, dat dit alles werd gebruikt.
Weer en wind hebben het hout van de grote blokken weggesleten, een zijstuk van de grote loods is nu ingestort en ook de rest kan zó omvallen. Palen en stutten tot op de helft uitgebeten, ijzeren bouten en krammen, waaruit het hout allang is weggevallen — en toch maakt het geen nare indruk, dit stille, vegatieve vergaan.
Hoog gras en brandnetels en vóór de werf, langs de weg, de oude wilgenbomen: het geheel is een eenheid, die langzaam en volkomen natuurlijk naar het grote niets teruggaat. Maar wie is de man, die in dat grote huis woont en leeft?
Grootvader Willem Zwolsman had een scheepswerf in Makkum. Toen zijn oudste zoon, Ulbe, trouwde, werd de werf „De Hoop" in Workum gekocht en Ulbe kwam te wonen in het huis op de Werfpolle. Dat zal ongeveer 1890 zijn geweest; er werden toen tjalken, vissersaken, boeiers en binnenschepen gebouwd. Willem Zwolsman had nog een werf in Workum, aan de Bagijnstraat. Klaas Zwolsman, een broer van Ulbe, kocht later een werf in IJlst en Evert Zwolsman, de jongste zoon van Willem, bleef in Makkum.
Aan de ene kant was het een moeilijke tijd voor de oude werven, omdat er van hout op ijzer werd overgegaan; maar de Zwolsmannen konden ook ijzeren schepen bouwen en hadden goed werk. Evert Zwolsman Uzn. werd op de Hoop geboren en in 1910 werkte hij voor het eerst mee In het bedrijf van zijn vader. Als pikjongen, van onderen op dus. Maar eigenlijk had Evert nooit scheepsbouwer moeten worden; al houdt hij ontzaggelijk- veel van schepen. Muziek was zijn hobby.
De tijden waren goed. Ulbe Zwolsman woonde in een groot huis in Workum en nam deel aan het Workumer gemeenschapsleven. Evert speelde viool. Vader en moeder waren muzikaal en dokter Landman zag wat in het spelen van de jongen en nam Evert mee naar concerten in Bolsward en elders. Maar in muziek zat geen brood, natuurlijk. Dat zat in de scheepsbouwerij. En Evert moest, evenals zijn broer Willem, het vak leren. De wereldoorlog kwam en de Gebrs. Zwolsman lieten een grote werf bouwen achter de Hoop en zetten coasters op stapel; de eerste coasters in Friesland.
Er was vraag naar kleinere zeeschepen, die gemakkelijk langs de mijnenvelden konden sluipen en in ondiep water de U-boten ontgaan. Zij werden bij tientallen op stapel gezet, langs de kanalen in Groningen en ook in Workum. Er werd gebouwd met dure materialen en toen het vrede werd, kwam ook de grote klap. In 1921 verkocht vader Zwolsman de coasterwerf en trok zich terug op De Hoop.
Evert liep stage bij verschillende scheepsbouwers. In Amsterdam kreeg hij les in orgelspel op het orgel van de Oude Kerk van de heer Panmeijer; later in Rotterdam, waar Evert werkte op het Scheeps- en Werktuigkundig bureau van ir. Schippers, orgel les van de heer De Vries op het orgel van de Sint Laurenskerk. In 1923 kwam hij terug naar Workum op de werf. Stille tijd, met de afsluiting van de Zuiderzee in het vooruitzicht en de vrachtauto als concurrent van de binnen-schipperij.
Ik ga het oude huis binnen, de woning van een vrijgezel. Het is binnen precies, als met de dingen buiten: een langzaam oud worden en vergaan, zonder weemoed en volkomen natuurlijk. De heer Zwolsman gaat mij voor en noodt mij te gaan zitten, en ik kan nooit zien, hoe oud of hij is. Dertig, vijftig of zeventig jaar, hij is gebleven en heeft niets verloren; bij hem heeft de tijd stil gestaan.
Zei de buurman, de sluiswachter dat ook al niet, toen ik vroeg, hoe oud of Zwolsman was? „Miskyn in sawntich, mar meastal in tweintich jier," was het vreemde antwoord geweest. De woonkamer is sinds 1900 nooit geverfd of iets veranderd. Donkergroen is de balkenzoldering, bruin-hout-nerf geverfd de bedstee wand. Ook het behangsel is bruin geworden, met vochtplekken en waterstrepen. Een kastje met rommel, een tafeltje met stapels papier en rommel, een paar oude stoelen, enfin, de kamer van een man alleen, al in geen jaren door vrouwenhanden opgeknapt. Maar er staat een piano en op de stander een boekje Franse chansons, er is een bandrecorder en een elektronisch orgel. En de heer Zwolsman ontvangt mij in zijn kamer, zoals zijn rijke achterneef de gasten in een dure salon ontvangt.
Wie is rijk en wie is arm? Rijk is deze Zwolsman, die al het verval om hem heen niet ziet, die tegen mij zegt: „Ik speel, zing en componeer. Het is prettig, als je iets kent, dan heb je plezier in het leven." En hij vertelt en speelt voor mij en zingt. Een fantast zonder geld. werd mij gezegd. Goed, de wereld, die zijn ogen zien, is niet de wereld van een ander, maar wat zou dat? Het is zijn eigen wereld en die is mooi en vriendelijk en vol muziek.
Hij maakt muziek en neemt dat op op de bandrecorder en kan zichzelf zo corrigeren. Hij speelt met zijn buurjongen en begeleidt deze bij het zingen; hij zingt mee in het mannenkoor van Workum. Hij is gezond en jong en optimist. Hij vertelt. Het is alleen maar mooi en goed, nergens klinkt er ook maar weemoed of treurigs door zijn verhalen. Het is misschien niet allemaal precies zo gebeurd, maar wie kan dat weten? „Als je begaafd bent, is het leven prachtig," zegt Zwolsman. Zijn leven is rijk en prachtig. Hij komt met bewijzen — b.v. het spelen van de orgelpartij bij de uitvoering van de Messias van Handel in de Grote Kerk van Bolsward, Hemelvaartsdag 1927. Een partituur van 105 bladzijden. En van de commissie een brief vol lof en dank voor zijn spel.
In de hoek bij de oude voordeur, nooit meer gebruikt, ligt een stapel post, nooit geopend. In het oude kantoor, naast de gang, de tekentafels, met papier en tekeningen uit de twintigerjaren, de afgesneden telefoon. De vloeren wat ongelijk, maar Zwolsman wuift dit alles weg. Het wordt gerestaureerd, de oude werf, het grote huis, het wordt allemaal in volle glorie hersteld.
Als museum, misschien ooit wel weer als werf. Hij heeft met zijn achterneef gesproken, dat komt allemaal in orde. Geen zorgen daarover. Hij zou zelf graag een begin maken, maar hij heeft het druk. En de mensen moeten hem altijd hebben, ze hebben hem overal voor nodig. „Neerslachtig, nee, eigenlijk nooit. Ik ben alleen gebleven en soms drukt dat wel. Maar dan denk ik aan de muziek, aan mijn gezondheid en dat er op 25 km afstand mensen in ziekenhuizen liggen, die niet kunnen lopen of staan en dan ga ik voor het orgel zitten en speel en voel mij weer goed. Het leven is prachtig, als je zelf iets doet." „Komt u gauw eens terug, dan kunnen wij nog eens praten". Hij heeft mij hoffelijk uitgeleide gedaan en nu sta ik weer buiten, voor dat grote oude grijze huis en weet niet, wie daar woont.
De Zwolsman werf
De 'Corneliske Ykes' tijdens de proefvaart met de nieuwe motor. Aan boord (v.l.n.r.) de heren E. Zwolsman, J. Visser en W. Zie ook archief Fries scheepvaart museum