De Hoop, LE 12

Door: Dirk Huizinga

Naam: De Hoop
Opdrachtgever: Johannes H. Visser, Lemmer
Bouw: Gebroeders De Boer, 1902
Afmetingen: Lengte: 12.85 meter. Breedte: 4.40 meter. Diepgang: 1.05 meter.

Geschiedenis van de aak

In het voorjaar van 1902 werd de visaak ‘De Hoop’ geleverd aan Johannes Visser uit Lemmer (‘Johannes van Antje’), die in 1874 in Balk was geboren. Toen hij 18 jaren oud was, trok hij zonder een cent op zak naar Lemmer, waar hij een bootje leende om mee te kunnen vissen op de Zuiderzee. Johannes was een bekwaam visser, die zijn winsten opspaarde, zodat hij in 1902 een staalijzeren aak kon laten bouwen. Het schip werd gebouwd bij de Gebroeders De Boer, die nog maar een jaar zelfstandig waren. Nog bij de oude houtwerf van Pier de Boer. In het najaar van 1902 werd naast de oude werf de grote schuur gebouwd voor de nieuwe ijzerwerf van de Gebroeders De Boer. Om en over de schepen die toen op het werfterrein in aanbouw waren. Over de visaak ‘De Eersteling’ (de eerste uit de nieuwe werfschuur), het tjalkje ‘De Vrouw Imkje’ en de visaak ‘Drie Gebroeders’ van A. Bakker.

De LE 12 als visaak voor de haveningang van Lemmer.

De 45-voets aak LE 12 van Visser werd wat breder gebouwd dan de eerdere visaken van De Boer. De relatief stompe kop heeft daardoor iets ‘boeierachtigs’. Het schip stond bekend als een snelle zeiler die veel wind kon hebben. De aak werd daarom ook gebruikt als jager, om gevangen vis snel thuis te brengen. De ingang van de haven van De Lemmer stond bij vissers bekend als lastig om in te laveren. Joh. Visser liep een keer vast op de dam en verloor daarbij zijn roer. In 1940 namen de Duitsers de aak in beslag, maar in 1945, na de oorlog kreeg de familie Visser het schip weer terug. Datzelfde jaar won Visser met de LE 12 de eerste prijs bij de eerste hardzeilerij voor De Lemmer na de oorlog. Johannes Visser overleed in 1951, op 77 jarige leeftijd. Hij viste tot 1947, ondanks zijn slechte gezichtsvermogen. ‘Half blind’ zeiden z’n collega’s. Tot 1932 werd met de LE 12 vooral met kuilnetten gevist op haring en ansjovis. Na de afsluiting van de Zuiderzee werd met de kuil op aal gevist.

In 1955 werd de aak verkocht ‘voor de recreatie’. De verbouwing tot jacht vond plaats op het werfje De Haukes bij Wieringen. Het schip kreeg de naam Rosshouck en werd eigendom van Gorter uit Enkhuizen. In 1957 werd het jacht dat bij Broekerhaven lag, verkocht aan T. Koopman uit Wassenaar. Koopman was echter niet erg te spreken over de wijze waarop de LE 12 verbouwd was tot jacht. Als ballast was op het vlak na het verwijderen van de bun beton met ponsdoppen gestort. De kajuit was volgens Koopman veel te groot geworden en liep te ver naar achteren door. De betimmering leek wel van sloophout en bestond verder uit hardboard. In IJsselmonde werd de Rosshouck daarom grondig opgeknapt. De kuip werd vergroot, de inrichting gemoderniseerd en netjes betimmerd en de oude scheepsdiesel werd vervangen door een nieuwe, die onder de kuipvloer werd ingebouwd, in plaats van in de kajuit.

Zeilmaker Kersken tekende een nieuw zeilplan en na afloop van de opknapbeurt was de aak vijf keer zo duur geworden als de koopprijs van f. 13.000,- Het roer was reeds in 1955 vernieuwd en was voorzien van een flinke roerhak (in afwijking van het vissermansroer). Het roer bleef daarom in 1957 gehandhaafd, maar verstandig was dit niet. Bij de inbouw van de oude scheepsdiesel bij de visaak LE 12 werd rekening gehouden met de wijze waarop de aak gebruikt werd tijdens de visserij. Bij een visaak lopen de achterkant van de achtersteven en de voorkant van het roer taps toe. Niet om de stroomlijn, maar om op zee stil te kunnen liggen bij de netten. Het roer kan zo meer dan 180 graden uitslaan, verder dan dwars. Bij de LE 12 is de schroef ver naar achteren in de scheg aangebracht. Om te voorkomen dat het roerblad bij een grote roeruitslag tegen de draaiende schroef komt, is een halfrond uit het roerblad gezaagd. Later werd door jachteigenaren geklaagd over de slechte manoeuvreerbaarheid van de aak bij het varen op de motor. Dat is geen wonder met zo’n roerblad. Als de schipper flink roer geeft, vaart de aak gewoon rechtdoor.

Pas in 2004 lieten Rob en Ivon van Leijenhorst deze ondeugdelijke constructie veranderen. De schroef wat naar voren, het roerblad dicht. Daarbij is tevens een anticavitatieplaat, een halve tunnel, boven de schroef aangebracht, die niet alleen de cavitatie beperkt, maar ook de roeruitslag. Een extreme roeruitslag werd overigens ook onmogelijk door de overloop op het achterhuisje en het gebruik van een stuurrad in plaats van een helmhout.

Schroefraam bij de visaak LE 12, met een halfronde uitsparing in het roer om te voorkomen dat bij een sterke roeruitslag het roerblad de zeer achterlijk geplaatste schroef raakt. Deze constructie maakt het manoeuvreren op de motor moeilijk. De kielbalk is verlengd om te voorkomen dat netten blijven haken achter het roerblad, dat vrij hangt buiten de lijn van de vingerlingen op de achtersteven. (Foto: collectie L. Elzinga)

Ruim tien jaren later, in 1968, verkocht Koopman de aak aan W. Croon uit Rotterdam. Door Croon werd de aak onder water wat aangepast. In 1975 werd de loefbieter en de kiel vergroot. De kiel kreeg een diepte van 23 cm. onder het vlak en ook de kleine, nauwelijks naar voren stekende loefbieter die De Gebroeders De Boer toepasten bij de visaken, werd vergroot. In de jaren dat de familie Croon met de Rosshouck zeilde, werd het aakjacht regelmatig aangepast en technisch verbeterd. Zo tekende André Hoek in 1987 een nieuw zeilplan met een langere mast voor de Rosshouck. De aak was bovendien sterk loefgierig, wat volgens Hoek Design veroorzaakt werd doordat het zeilpunt ruim een halve meter te ver naar achteren lag. De Rosshouck werd daarom eind jaren tachtig voorzien van een nieuw tuig in een nieuwe opzet.

In 2004 namen Rob en Ivon van Leijenhorst de Rosshouck over van W. Croon uit Rotterdam. Zij hadden de teakhouten Lemsteraak de Pijlstaart die zij hadden gerestaureerd, verkocht en namen met de Rosshouck een stalen schip over dat minder onderhoud nodig zou hebben. Voor hen was het bovendien van belang te varen in een schip met historie, met een verhaal. In 2011 werden Luuc en Carlijn Elzinga uit Jirnsum eigenaar van de Rosshouck en ook zij kozen bewust voor een karaktervol schip, dat een geschiedenis met zich meedraagt.

De LE 12 als vissersschip. (Foto: collectie Dick van Dijk, Lemmer) Onder: als jacht in Hindeloopen

Irnsum, 2012. De Rosshouck met z’n brede kop voor de kant bij de woning van Elzinga. (Foto: Luuc Elzinga)

De Rosshouck in 2012 op het Sneekermeer (Foto: Luuc Elzinga)

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.