De geschiedenis van de "Half Moon"
De "Half Moon" ©
Pieter Klein, auteur, webmaster 'Binnenvaarttaal' vertelt: Het schip is rond 1950 verbouwd tot jacht. Het ging toen voor de Amerikaanse ambassadeur Selden Chapin varen. Later kwam het aan de Canadese ambassade en voer het voor Thomas E. Stone. Voor zover ons bekend heeft het niet met nog een Canadese ambassadeur gevaren.
Mijn schoonvader en zijn broer (resp. Jens en Jan Terpstra) zijn in die periode de jachtschippers geweest en mijn vrouw heeft geregeld weekenden en vakanties aan boord door gebracht. We zijn in het bezit van een aantal foto's uit die periode.
Huwelijk van Ellen Chapin, dochter van de Ambassadeur Selden Chapin.
Uitnodiging van Mr en Mrs. Stone.
Kerstwens van Selden Chapin.
Wachten op bezoek van de dochter van President Truman te Rotterdam.
De dochter van President Truman, stapt aan boord.
Vervolgens kwam de aak In diplomatieke dienst en werd eigendom van een Amerikaanse en van twee Canadese gezanten (Selden Chapin en T.E. Stone). Het schip werd tot jacht verbouwd en "Half Moon", gedoopt.
Het werd een Nederlandse "Halve Maen" toen G. van Nieuwenhuizen te Amersfoort in 1965 het schip van de Canadezen kocht. De volgende eigenaar werd Drs. M. de Jong te Zwartewaal / Huizen terwijl thans H. Poppe te Nieuwendam eigenaar is.
Op een keer waren de prinsesjes Beatrix en Irene aan boord. Tussen de meegenomen verversingen zaten kersen. Die wilden de prinsesjes op het voordek gaan nuttigen. De jacht-schipper verbood hen dat echter, want vlekken van kersensap krijg je nooit meer uit het teakhouten dek!
Wanneer het schip niet voor de ambassade gereed moest zijn of bij de werf lag, mocht mijn schoonvader er gebruik van maken. Het schip had als thuishaven de KNR&ZV te Muiden (De kan niet roeien en zeilen verdom-ik, volgens mijn schoonvader). Voor onderhoud ging het naar "Het Fort" van J. de Vriesch Lentsch, te Nieuwendam.
Mijn schoonvader heette Jens Terpstra. (broers Jan, Cornelis en Wouter)
De fotograaf Pierre Boulat, heeft onderstaande serie foto's gemaakt tijdens een reis door Frankrijk.
PIERRE BOULAT, een fotojournalist die in de jaren vijftig en zestig voor het tijdschrift Life tal van beroemdheden portretteerde, is op 11 januari 1998 in de Franse stad Nemours overleden.
Half Moon: Aan het roer staat Jens Terpstra, de man in de kuip met z'n hand omhoog is Jan Terpstra, een oudere broer. Als we het wel hebben, was Jens Terpstra de jacht-schipper, maar als z'n oudere broer aan boord was, zal daar wel weinig van terecht gekomen zijn en zal die wel de orders gegeven hebben.
Jens Terpsta heeft met de navolgende knechten op de "Half Moon", gevaren: Jan Terpstra (Am.ambassade-reis Frankrijk), Jitze Terpstra (een zoon van de oudere broer Wouter Terpstra), Jopie de Haan, iemand wiens naam ons niet te binnen wilt schieten en Hans Backxs.
De "Half Moon", was uitgerust met een 100pk Mercury Marine benzinemotor. Ze hadden een mobilofoon aan boord en ook een ijskast, maar wel eentje die gewoon werkte op ijsblokken, die per vrachtwagentje aangevoerd werden. De kajuit/roef was gestoffeerd met stof waarvan men zegt dat die speciaal voor de "Half Moon", gemaakt was. De gordijntjes waren donkerblauw en/of rose-rood met halve maantjes.
Eerst had de "Half Moon", een mooi houten vletje als bijboot, later een aluminium bootje met buitenboordmotor.
Mijn schoonvader vond de "Half Moon", geen fraaie Lemmeraak en bovendien was naar zijn mening de opbouw veel te hoog gemaakt. Mijn vrouw heeft hier een plattegrond van getekend.
Plattegrond.
Voor mijn schoonvader op de "Half Moon", kwam was hij op de Neerlandia (nr 15). Zijn oudere broer Cornelis was daar schipper. Ze hebben beiden van begin jaren 30 tot in, of na, de oorlog voor Carp gewerkt. Als ze niet op de Neerlandia waren dan voeren ze met een coaster van Carp. Ook daarvan hebben we enkele foto's.
Aankomst aan boord "Neerlandia" te Akersloot op 7 juli 1943. 12voets jol, Cornelis en Jens Terpstra.
Aan boord van de "Neerlandia".
Bernard Carp._ Dir. N.V. Erven Lucas Bols, Amsterdam._ Geb. 17 april 1901 te Sragi (Java.)_ Vader: Bernard Marie Antoine Carp, superintendent van de suikerfabrieken der Ned. Handel. Mij. in Ned.-Indië; Moeder: Ida Anna Spanjaard. _ Op 4 Sept. 1923 te Bloemendaal. In 1922 trad hij als employé in dienst bij de N.V. Erven Lucas Bols, waar hij achtereenvolgens in 1926 tot procuratiehouder, een jaar later tot adj.-Dir. en tenslotte in 1936 tot Directeur werd benoemd, (zie voor gesch. van het bedrijf bij Chr. Moltzer).
Carp is voorts commissaris van Carp & Co.'s Handelmaatschappij N.V. te Amsterdam. — Hij bereisde in den loop der jaren vele landen van Europa, benevens Indië, N.-Amerika en Afrika. - De golf-, jacht- en zeilsport vormen zijn voornaamste ontspanning; met zijn broer, den bekenden zeiler Mr. J. R. Carp, verwierf hij o.a. tijdens de Olympiade op 20 april 1920 den eersten prijs. _ (Op de VIIe Olympische Zomerspelen te Antwerpen (20 april - 12 september) winnen bij het zeilen Frans en Johan Hin met de 'Beatrijs III' een gouden medaille met de 12-voetsjol-klasse; Arnoud van der Biesen en Peter Beukers in de 'Boreas' winnen een zilveren medaille. In de 6,5-meter-klasse weten Johan Carp, Peter Wernink en Bernard Carp met de 'Oranje' een gouden medaille te veroveren.)
Zie ook: redeenportret.nl
- Aanvulling van Robert Bolier: Er staat op jullie informatieve site een verhaal over de Lemmer aak Neerlandia. deze is niet van Bernard Carp geweest, maar van zijn oudere broer mr J.R. Carp. De eerste foto is inderdaad van Bernard, de tweede foto (met kindje) is van zijn broer Johan Robert. Bernard is de opa van mij vrouw. De coaster was ook van J.R. Ze hebben wel samen goud gewonnen in 1920 op de Olympische Spelen. J.R. heeft nog twee keer meegedaan.
Bernard Carp was gehuwd met met Marianne Maria Moltzer. - Kinderen uit dit huwelijk: Jolanda Ellen, geb. 29 Juli 1924; Peter, geb. 7 Mrt. 1926; Bernard Christiaan, geb. 28 Nov. 1928; Johan Robert, geb. 10 Sept. 1932.Op deze foto zien we mevr Hansje Carp, de hondjes Rick+Rak en Jens Terpstra, rechts hoogstwaarschijnlijk de gouvernante.
Dit is waarschijnlijk een doopplechtigheid van de baby van het echtpaar Carp.
Belgische botter "Brontoliet". (Een zeldzaam project is de algehele restauratie van het 17 meter lange botterjacht Brontoliet op de werf van Nieuwboer in Spakenburg. Zo'n dertig jaar geleden is al eens het grootste deel van de romp vervangen. Doordat de restauratie toen stil is komen te liggen, waren de inhouten door inwerking van weer en wind weer aan vervanging toe. Bij de toenmalige restauratie zijn de oude smalle eiken huidgangen paarsgewijs vervangen door één iroko gang.
Dit iroko was op zich niet slecht, maar bij de huidige restauratie is de oorspronkelijke toestand weer in ere hersteld. Door de enorm geveegde kont van deze 'Belgische botter' lopen de gangen bij de achtersteven zo smal toe dat ze bijna vierkant zijn!' Het was een prachtig gezicht om te zien hoe een stuk of zes mensen op de werf in Spakenburg vakbekwaam samenwerkten, als een ploeg van honderd jaar geleden die in een geweldig tempo de huid aanbrachten en de romp vol inhouten zetten). Bron: Regionale Friese Reünie.
"Brontoliet".
Links: Cornelis Terpstra & rechts: Jens Terpstra.
Het interieur van de "Half Moon".
De "Half Moon", was voorzien van blank teakhouten dekken. Ook de kantdelen (lijfhouten) waren blank hout. De houten opbouw bestond uit een hoge achterroef met een licht gewelfd dak en een lage voorroef. Het dak van de achterroef was geschilderd. Het dak van de voorroef was met blanke teakhouten delen, afgezet met gelakte kantdelen, beplankt, maar gedurende een bepaalde periode is het dak van de voorroef eveneens geschilderd geweest. Voorop het dak van de voorroef bevond zich een luik, met daaronder een aantal klimtreden, waarlangs men in of uit de keuken kon komen.
Op de voorroef en het voordek bevonden zich houten koekoeks met koperen tralies over de ruiten. Het spreekt voor zich, dat al het koperwerk aan boord altijd keurig gepoetst was en er waren dan ook altijd de nodige dozen poetskatoen en bussen koperpoets aan boord. In de voorroef zaten patrijspoorten; de achterroef was voorzien van grote weinig elegante ramen.
In de achterwand van de roef zat rechts van het midden de toegang met twee halve deuren, voorzien van glas. Links was een klein raampje.
Onder twee teakhouten luiken in de kuipvloer bevond zich de motor. Een 100 pk Mercury-Marine benzinemotor. De rest van de kuipvloer was afgedekt met blanke teakhouten blokroosters. De kuip, met langs driekanten banken, was verder gelakt.
De achteropbouw was dermate breed en hoog, dat men, om enig zicht vooruit te hebben, voor de achterbank, een stuurplank op enige afstand boven de kuipvloer heeft moeten plaatsen. Om zittend te kunnen sturen, was er boven het achterdekje een extra zitplankje geplaatst. De achterbank (of het stuurrad) fungeerde dan als voetensteun. Het schip was niet voorzien van enig houtsnijwerk of andere sier.
Vanuit de kuip ging men een paar treetjes naar beneden de roef in. De roef bood ruim stahoogte. Het meeste binnen was gelakt hout, maar het plafond was, afgezien van donkere dekbalkjes, wit geschilderd. Aan bakboord bevond zich een ruime U-vormige zithoek/dinette met een hoekbank tegen de buiten- en achterwand en een tweede bank tegen de voorwand. In de zithoek een grote gelakte tafel met opstaande randen.
Aan stuurboord een kleinere dinette (voor de bemanning misschien) met twee dwarsgeplaatste banken en een tafeltje daar tussen. Onder alle banken was natuurlijk berging.) Daarachter tegen de voorwand van de roef een kast met ondermeer de mobilofoon. Op de vloer groenige vloerbedekking.
In het verlengde van de ingang van de achterroef lag de doorgang naar de lager gelegen vooroef. In de voorroef aan stuurboord eerst een kast en de wc, daarna de keuken, waar onder meer een ijskast (werkend op ijsblokken) opgesteld was. Het aanrecht was van groen formica met RvS gootsteen. Tegen de voorwand een aantal klimtreden naar het luik op het roefdek, daarnaast de doorgang naar het bemanningsverblijf, het vooronder.
Op de vloer rood gevlamd linoleum. Aan stuurboord had men eerst een gastenvertrek met een stapelbed. Daarna kwam de eigenaars hut met twee ruime kooien (met daaronder bergruimte), een kast en een wasgelegenheid met fonteintje en een groen formica blad.
Het bemanningsverblijf in het vooronder had twee aan de vorm van het schip aangepaste kooien met daartussen een wc-pot (geen afgeschoten ruimte). De bedden en de wc waren i.v.m. de ronding van de kop nogal hoog geplaatst.
Overal hingen gordijntjes van donker blauwe of roze rode stof waarin sterren en halve manen afgebeeld waren. De stoffering van de banken was in dezelfde tinten, maar effen. De verlichting was elektrisch.
Het schip het als thuishaven de 'oude jachthaven' van Muiden en lag met de kont naar de wal in één van de laatste boxen (het dichtst bij het IJsselmeer). Vanaf de steiger lag er meestal een loopplank, naar het achterschip. In verband daarmee was er een speciale beugel, die aan de grootschoot overloop gehangen werd. De loopplank lag dan stabiel en vrij van het schip, opdat de verf niet lijden zou hebben.