Engelse aanval op 29 september 1799 Lemmer

Op deze tekening van Pieter Idserdts, zien we een Engels schip, geladen met steenkool voor de zeehaven van Lemmer. Rechts is nog een spiegeljacht afgebeeld.

Uit: Historischtijdschriftfryslan

James Boorder; Among the operations on shore in this quarter, the defence of Lemmer-town, West Friesland, which had been intrusted to a detachment of seamen and marines, 157 in number, under the command of Captain James Boorder, of the 16-gun brig-sloop Espiegle, must not be passed over. On the 11th of October, at 5 a.m., an advanced party of French and Batavians, consisting of one officer, one sergeant, one. corporal, and 28 privates, attempted to storm the north battery. The British soon got their opponents between two fires ; and the seamen, armed with their pikes, so effectually surrounded them, that they instantly laid down their arms, with the loss of two privates killed.

Engelsen beschieten en bezetten Lemmer 1799, de in Lemmer wonende Poppe Jans Poppes heeft een verslag van die gebeurtenissen geschreven.

In 1799 landden Britse troepen in Lemmer. Er was oorlog tussen Groot-Brittannië en Frankrijk en daar kreeg de Republiek ook mee te maken.

Engelse oorlogsschepen voeren de Zuiderzee op. De steden Enkhuizen, Medemblik en Stavoren werden bezet. Spoedig daarna kon men in Lemmer de forse oorlogsschepen zien naderen. Het Lemster beurtschip, waarmee de ondernemende Poppe Jans menige tocht naar Amsterdam had gemaakt, werd bij Urk overmeesterd. De passagiers werden naar Stavoren gebracht.

Op 24 september verschenen twee Engelse oorlogsschepen voor de haven van Lemmer. Kapitein James Boorder ging in een sloep - onder dekking van een witte vlag - aan wal om de bestuurders te ontmoeten. Een opstekende storm noodzaakte hem de nacht in herberg De Wildeman door te brengen. Drie dagen later keerde hij terug en eiste Lemmer voor de Engelsen op, met inbegrip van alle geladen schepen. Bij weigering zou heel Lemmer aan stukken worden geschoten.

Lemmer wees onvervaard de eis af. Het had inmiddels versterking gekregen van 500 gewapende boeren uit Het Bildt, die veldgeschut met zich meebrachten. Maar tegen de beschieting met Engelse veertien-, zestien- en achttienponds kogels was het dorp niet bestand. Anderhalf uur nadat de aanval was ingezet stak men op de kerktoren de vlag uit als teken van overgave. Op verschillende plaatsen in Friesland riepen Patriotten burgers en soldaten op om Lemmer te bevrijden. Op 7 oktober waren er nog 260 soldaten en mariniers in het dorp. Om een aanval te water te voorkomen werden de vaarwaters met kettingen afgesloten.

Op 23 september 1799 werd in opdracht van de Engelsen de vlag van de Oranjes gehesen op de toren van Stavoren.

In de laatste jaren van de 18e eeuw was de fut er uit in Nederland. Er heerste grote ontevredenheid over het Rijksregeer, mede als gevolg van de twee oorlogen met Engeland, waarvan vooral onze scheepvaart op de Oostzee en naar Frankrijk te lijden had. Het gevolg was veel werkloosheid en armoede.

Dit bracht grote bitterheid en opstandigheid met zich mee. Enerzijds lonkte een deel van de Nederlandse bevolking naar Frankrijk, waar een revolutie onder de leuze: "Vrijheid gelijkheid en broederschap" tot uitbarsting was gekomen, anderzijds zwoer men trouw aan het stadhouderlijk gezag. Deze twee stromingen zaaiden tweedracht, aan de ene kant de patriotten, die de Frans-revolutie ook hier propageerden, en aan de andere kant de Prinsgezinden, die in die benarde jaren hulp van het stadhouderlijk gezag verwacht hebben.

Deze troebelen onder eigen bevolking hadden tot gevolg, dat Stadhouder Willem V, wiens sympathie uitging naar Engeland, in die jaren steun ontving door het optreden van de Engelse vloot voor de kust van Noord-Holland met landingen bij Bergen en Callandsoog. Een en ander had tot gevolg, dat de vloot ook de Zuiderzee invoer en o.m. voor Lemmer kwam. Dat was in de laatste dagen van september 1799. Men ankerde op een afstand van ongeveer anderhalve mijl van de haven en hier kon men opmerken, dat er aanstalten werden gemaakt voor een aanval.

Van deze aanval is een dagboek bewaard gebleven, geschreven door de zakenman Poppe Jans Poppes (1747-1810), die wekelijks met de Lemster beurtman van en naar Amsterdam reisde. Zonder dit dagboek zou de gehele aanval waarschijnlijk al vergeten zijn, omdat de leerboeken voor geschiedenis hiervan geen melding maken en misschien een weergave alleen te vinden zal zijn in een krijgskundig archief.

Deze aanval op Lemmer is in 1970 van 10 -12 juli hier herdacht door de Stichting van Ronde en Platbodemjachten met medewerking van de plaatselijke zeilvereniging. Er is toen een waterspel opgevoerd, waarmee de aanval van 1799 werd weergegeven naast andere partijen zoals admiraal en hardzeilen.

Leeuwarder Courant  6 augustus 1988

In het midden van de brug is dorpsomroeper Sake Visser

Deze spelen voor en in Lemmer liggen nog in het geheugen, daarom zullen we ons verder bepalen tot het bovengenoemde dagboek, waaruit we enkele gebeurtenissen zullen weergeven, die direct op onze plaats betrekking hebben.

Dit ter inleiding van het nu volgende.

Op zondag 21 september reisde Poppes van Amsterdam naar Lemmer, met de Lemster beurtman en zeilden 's nachts door de Nagel, eertijds het water tussen Urk en Schokland. Toen zagen zij bij lichte maan onder Urk Engelse schepen, zij kwamen echter zonder moeilijkheden. Ook in Lemmer waren deze schepen op grote afstand opgemerkt, terwijl 's zondags uit de richting Enkhuizen zwaar geweervuur was gehoord, hetgeen de mensen uit de kerk had doen lopen.

Na mijn thuiskomst, vernam ik, aldus Poppes, dat er een Engelse sloep met acht man door de harde wind van een der schepen was afgeraakt en uit nood de haven was ingekomen. Deze mensen werden krijgsgevangen gemaakt en naar Leeuwarden overgebracht.

Dinsdag 24 september werden tussen Urk en Schokland meerdere schepen uit Holland komende, door de Engelsen genomen, waaronder een Lemster beurtman. De passagiers van deze beurtman werden kort daarna in vrijheid gesteld en op 27 september in Staveren aan wal gezet. Alleen een vertegenwoordiger werd naar het admiraalsschip onder Enkhuizen gebracht.

Foto: wikimedia.org: Zeegezicht uit begin negentiende eeuw, met de "Lemster beurtman", waarmee aanvankelijk de schipper bedoeld werd en later het schip

Op diezelfde dag kwam een sloep met witte vlag, waarin de commandant James Boorder zich bevond, met enige matrozen naar de Lemmer afzeilen. De kapitein werd, na op het eind van de haven op een ander schip te zijn overgestapt, na verloop van een uur geblinddoekt en naar "De Wildeman" geleid, waar naast een luitenant met 35 man militairen, ook de Raad van de gemeente zich bevond, in wiens tegenwoordigheid enige vragen werden gesteld. De plaats werd toen echter niet opgeëist.

Wegens het onstuimige weer moesten de Engelsen tot de andere dag in Lemmer blijven. Dit onderhoud en het daarop gevolgde verblijf had allerlei geruchten tot gevolg, waarop een bezetting van 500 gewapende burgers en Biltboeren het gevolg was. Deze vonden bij de burgerij inkwartiering en zouden in nood onze plaats tegen iedere aanval verdedigen.

De volgende dag, 26 september, werd over en weer uit sloepen geschoten en de dag daarop werden zeven Engelse schepen gezien. 's Zaterdagsmorgens kwamen vier daarvan dicht voor de haven, waarop 's morgens om acht uur een bemande sloep met witte vlag en dezelfde kapitein, voorzien van Oranje, de haven in kwam. Bij het gevolgde onderhoud werd de plaats binnen één uur opgeëist met alle geladen schepen, die in menigte in de haven lagen. Bij niet voldoen dreigde hij de plaats in puin te schieten.

Na vertrek is nog uitstel gevraagd voor 24 uur. Hierop vertrokken alle ingezetenen naar elders en werden alle weerbare mannen opgeroepen in 't geweer, waartoe veertien alarmtroepen door het dorp gingen. Omstreeks half elf werd het eerste schot gelost, waardoor een inwoner een been werd afgeschoten. Korte tijd na het eerste schot werd een geweldig vuur gegeven met, 14, 16 en 18 ponds kogels.

Veel schade heeft dit niet aangebracht. De eigen gewapende macht was door de beschieting zo in de war, dat ze zich spoedig van de haven en omgeving terug trok en de vlucht nam. Om 12 uur werd de vlag voor de overgave op de toren gehesen. Daarop kwamen de Engelsen aan wal, getooid met oranje, welk voorbeeld door de ingezetenen werd gevolgd.

De Engelse vlag werd op het Hoofd geplaatst en de Oranjevlag op de toren. Door de beschieting waren er een paar gewonden. Iedereen borg zich waar hij het veilig oordeelde. Ik bleef in ons eigen huis, omdat ik mij geen veiliger plaats kon indenken omdat de kogels er vanwege de stand niet veel schade konden aanrichten, zoals naderhand is gebleken omdat het geheel onbeschadigd bleef.

Nieuwburen 24 Lemmer: In 1776 is het pand van een monumentale klokgevel voorzien in opdracht van de koopman en mederechter van Lemsterland Poppe Jans Poppes. Deze was in datzelfde jaar eigenaar van het pand geworden, nadat hij het al sinds 1764 had gehuurd van zijn oom Bauke Poppes. Info: www.oosterzee.info

De stenen van de schoorstenen van andere huizen vlogen echter wel door de straat. Het was spoedig gedaan met de verdediging van onze kant; er werden maar vier of vijf schoten gelost. Verwarring en vrees onder de gewapende manschappen bracht hen er spoedig toe zich terug te trekken en te vluchten. Daarbij vielen gewonden, onder wie de president van de raad der gemeente, Kerst D. Fortuin, die op straat was gegaan om commandant P. Van Grutten op te zoeken en met hem te bespreken wat er in deze kritieke en hachelijke omstandigheden moest worden gedaan.

Hij was genoodzaakt zich op straat te begeven en kwam bij mij aan huis en zei "Mijn arm is aan stukken" Dus moest er een dokter komen, maar niemand had zin om door de straat naar de dokter te gaan, hoewel er verscheidene bij mij binnen waren. Ik heb hem op onze stoep achter het huis op kussens gelegd en hem wat verfrissing gebracht. Hij was genoodzaakt daar zo lang te blijven tot de kanonnade ophield.

Dat gebeurde onmiddellijk nadat de vlag op bevel van commandant P. Van Grutten van de toren wapperde. Al wie hier gewapend was redde zich door de vlucht. De Engelsen kwamen spoedig aan wal, allen getooid met oranje. Dat werd weldra door de ingezetenen nagevolgd. Ze lieten dadelijk na de aankomst de Engelse vlag van het havenhoofd en een Oranjevlag van de toren waaien. De Engelse commandant verklaarde de Raad der gemeente vervallen van zijn taak, doch beval deze te blijven, zulks in naam van Z.M. de Koning van Engeland en de Prins van Oranje.

Oktober 1799: Na 8 maanden is Luitenant P. van Grutten op 6 juni 1800 weer op vrije voeten gesteld.

Zondag 29 september kwam er van de kant van Tacozijl een aantal manschappen te paard, die met de witte vlag aan een stok de plaats kwamen inrijden, de Lemmer opeisten en de Engelse bezetting daarvoor twee uur de tijd gaven.

De Engelse commandant zeide geen beraad nodig te hebben. Hij vertrok direct en stelde zijn schepen op. Deze gedreigde aanval gaf bij de ingezetenen grote consternatie en velen namen de wijk buiten Lemmer. "Thuis gekomen hoorde ik, dat bij trommelslag op order van de Engelse commandant bekend gemaakt was, dat alle weerbare mannen tot de Oranje-partij behorende werden opgeroepen voor de Rechtkamer te verschijnen. Zij die niet verschenen, zouden worden aangemerkt als vijanden van het vaderland."

De heer Poppes werd opgeroepen met nog een tweetal vooraanstaande burgers de zaken der gemeente te regelen. De Engelse commandant vorderde na de overgave van Lemmer alles wat hij nodig had, o.a. ankers en touwen voor zijn schepen, vee om aan de vloot die op de rede voor Enkhuizen lag, te leveren naast mondbehoeften. Enkele schepen werden in beslag genomen, van geschut voorzien om binnenlands gebruikt te worden. Ook alle paarden, die bij de hand waren, geraakten mede in het bezit van de Engelsen.

In de avond van 1 oktober werd bij gerucht vernomen, dat er van de kant van Follega duizend gewapende mannen in aantocht waren, hetgeen weer de nodige consternatie teweeg bracht, temeer toen van de kant van de Engelse commandant iedereen bevel kreeg de straatstenen op de Nieuwburen op te breken. Het gerucht had echter geen gevolgen. De daarop volgende dag werd op order omgeroepen, dat niemand ongewapend zijnde zich na 8 uur zonder brandende lantaarn op straat.

Op vrijdag 4 oktober kwam er tijding van de admiraal, dat Alkmaar zich aan de Engelsen had overgegeven. 5 en 6 oktober gingen in Lemmer rustig voorbij. Maandag 7 oktober werd de plaatselijke bezetting met circa 60 man Engelse matrozen versterkt. Ook was er een ingenieur aangekomen, die na de plaatselijke situatie te hebben opgenomen, opdracht gaf te fortificeren.
Tevens werden alle vaarwaters met kettingen afgesloten, zodat de Engelsen zeer actief waren om degenen die tegen hen kwamen opzetten, af te weren, waarin ze vrijwel slaagden. Er zijn pogingen gedaan van de kant van de Zijlroede, van Follega en de Kuinder om Lemmer te ontzetten, doch geen van allen had noemenswaardig succes.

De ongerustheid onder de ingezetenen nam echter met de dag toe, want de Engelsen kregen geen versterking en als zij zich zouden terugtrekken op hun schepen, zouden de inkomende Bataven wreed wezen, zoals bleek, toen ze als vrienden werden ingeroepen.

De heer Poepjes werd met enkele anderen geroepen ter assistentie van de Raad om vier vooraanstaande Patriotten te noemen om deze te gijzelen, zulks om kontakten met buiten Lemmer liggende machten te breken. Eenparig werd echter besloten de commandant te laten weten, dat geen der opgeroepenen daartoe bereid was, waarop hij na overleg zich niet overhalen, van deze maatregel af te zien.

Intussen gebeurden buiten ons om minder aangename dingen. Er werden enkele ingezetenen gearresteerd en naar de Engelse schepen gebracht, omdat vermoed werd dat ze briefwisseling onderhielden naar buiten. Ook werden geladen schepen en daarnaast koffen en smakken, die in de haven lagen, naar Enkhuizen gezonden, doch zij kwamen in Den Helder terecht.

Turfland 1. In het verleden was dit de woning van de eigenaar van de scheepswerf ernaast. De scheepswerf is weg, maar twee kanonskogels in de gevel zijn er nog. Dit zijn Engelse kogels van een aanval in 1799.

Koop Gaastra uit Lemmer die het pand bewoonde borstelt hier één van de twee kanonskogels af die in de muur van zijn woning zijn ingemetseld.

Later zijn deze allen met op zee genomen schepen weer vrij gegeven. Ook werden weer koeien en schapen gevorderd en schepen, om zo het heette, verse troepen te halen. Wij hebben de commandant echter kunnen overtuigen dat er met het zeilklaar maken van deze smakken en koffen minstens 14 dagen zouden zijn gemoeid, waarop hij ook van deze vordering afzag.

Gezien de haast die gemaakt werd gaf een en ander aanleiding om te denken, dat er iets gaande was. Na een overleg diezelfde avond 12 oktober met de commandant, waarbij hij grote haast aan de dag legde, bleek kort daarop, dat haar vertrek nabij was. 's Avonds om 11 uur bleek de inscheping het geschut werd vernageld, de grote Zijlsbrug opgehaald en verliet de bezetter circa 12 uur in alle stilte onze plaats.

De uitgeweken Bataven, die nu weer stonden in te komen, daarvan was bij velen geen gunstige dunk. Verscheidene namen overhaast en onberaden het besluit tot vertrek en lieten zich inschepen naar Urk. De Engelse commandant liet een schrijven achter van de volgende inhoud: "dat hij de Lemmer niet verliet wegens overmacht", maar enkel op order van zijn admiraal; dat alles wat in de Lemmer gebeurd was op zijn order en bevel was geschied, dus verzocht hij deswege, dat niemand mocht worden beledigd." Ware dat opgevolgd, veel van de volgende gebeurtenissen zou zijn voorkomen, aldus Poppes.

Zondagsmorgens 13 oktober kwamen gewapende mannen binnentrekken, welks aantal met burgers aangroeide tot circa 2000 man. Ook waren er 20 huzaren onder, die bij en na haar inkomen, zich gans niet deftig gedroegen. Vele ingezetenen werden mishandeld en de vreemde manschappen maakten van stelen en roven hun hoofdwerk.

Ook werden verscheidene ingezetenen gevangen gezet. De ingekomen manschappen werden bij de burgerij ingekwartierd, velen kregen tien tot twaalf man in huis. Persoonlijk had onze zegsman naast een luitenant-kolonel en zijn adjudant 14 man in huis.

Bij een eerste onderhoud met de bezettende officieren werd de oude Raad in zijn functie hersteld en ons ontslag aangezegd, hetgeen we dankbaar hebben aanvaard. Op 14 oktober werd de burgerij op last van de commandant aangezegd om zich om vier uur voor de rechtkamer te vervoegen. Daar aangekomen en onkundig zijnde, wat er zou voorvallen, werden 179 personen door een grote militaire macht omsingeld, welke zich schaarde tot aan de kerk.

De gemelde burgers werden genoodzaakt zich in de kerk te begeven, hebbende voor en achter zich gewapende huzaren, die daarna bij de kerkdeuren de wacht hielden. Diezelfde dag kwam een Lemster patriot, tevens commandant, bij mij aan huis, die mij verzocht mee te gaan naar het huis van de Kempenaer.

Daar vandaan moest ik naar de rechtkamer, waar ik de gehele raad aantrof. Er werd van ons een lijst met namen van personen gevraagd, die wapenen gedragen hadden en wachtgeld betaald. Wij hebben toen gezegd, die zij, die al wapenen zouden hebben gedragen, dit op order van de Engelse commandant hadden gedaan. Nadat we de lijst hadden getekend, deelde hij ons mede, dat wij arrestanten waren en dat hij reeds een kamer in "De Wildeman" voor ons had besproken. Wij hebben aangevoerd; of dit ons loon was voor onze werkzaamheden tot bewaring van personen en bezittingen aangewend, waarop geantwoord werd, dat hij dit op last van zijn commandant moest doen.

In "De Wildeman" aangekomen werd een wacht voor onze kamerdeur geplaatst. De volgende morgen, 15 oktober werd ons te kennen gegeven dat wij naar Zwolle getransporteerd zouden worden. Om 10 uur kwamen daar toe drie wagens voor "De Wildeman", ieder met vier paarden bespannen.

In iedere wagen namen drie personen plaats en daarnevens drie gewapende mannen met geladen geweer. Toen wij instapten voegde de dienstdoende huzaar-officier ons toe: "Zo, jullie gele bliksems, nu zullen jullie loon naar werken ontvangen zulk hondegoed moet nagereden worden."

Circa 10.30 uur vertrokken wij onder een escorte van een detachement Arnhemse burgers met slaande trom. Twee dagen later werden nogmaals 115 burgers, welke nog in de kerk zaten, insgelijks met schepen vervoerd. In Kuinre aangekomen werden we op de rechtkamer gebracht en om 4 uur met de veerman op Zwolle verder vervoerd. 's Nachts zeilde deze veerman wegens het slechte zicht zijn schip onder Genemuiden aan de grond.

Op 16 oktober 's middags om 4 uur kwamen we met een trekschuit in Zwolle aan. Daar werden we bij de Rodepoorts-toren gebracht in een vertrek, dat voordien tot een militaire apotheek had gediend.

Foto: wikipedia.org Rodetorenplein omstreeks 1580 met molen. Links de poort, rechts de waterpoort.

Op donderdag 17 oktober bracht een Lemster ingezetene, met name Anne Witteveen, ons een bezoek. Hij zeide op reis te zijn naar Den Haag om daar onze zaak te bepleiten, maar kon verder niets zeggen vanwege de bewaking om ons heen. De in de kerk gevangen genomen ingezetenen waren inmiddels ook in Zwolle aangekomen en in een weeshuis ondergebracht.

Poppes geeft dan een uitvoerige beschrijving van het verblijf in Zwolle. Op zondagavond 27 oktober kwam een Schout bij Nacht hen aanzeggen, dat zij met alle overige, 'gevangen' genomen ingezetenen de volgende morgen met twee schepen naar Lemmer zouden worden overgebracht.

Aan boord werd ons echter medegedeeld, dat het in de bedoeling lag hen naar Leeuwarden te transporteren. 's Avonds om 8 uur kwamen ze in Lemmer aan, waar niemand van boord mocht, noch aan boord mocht komen. Hij beschrijft dan ook de belevenissen langs Sloten en door Sneek naar Leeuwarden, waar de schepen des avonds om 7 uur aankwamen. Maandag 4 november kreeg ik met twee anderen ontslag en kon ik gaan waar ik wilde. Diezelfde dag kregen nog 92 personen hun vrijheid terug, zonder verhoord of beschuldigd te worden. Nadien kwamen er nu en dan nog enkele gevangenen vrij en op 15 februari waren er nog vijf personen, die werden vastgehouden.

Tot slot van zijn dagboek vermeldt hij alle namen van de gevangenen, waaronder vier vrouwen.

● Lijst van alle gevangen genomen personen uit Lemmer.

Raden de gemeente.

Folkert Ruurds Visser.
Jan Falkema, zoon van Harmanus Falkama en Rijkje Tadema te Lemmer.
Joost Rienks.
Rienk Sleeswijk.
Secretaris I. Kleinhouwer.

● Gearresteerden.

Adam P. de Groot
Albert Jurjens
Andries Engelien
Andries Fleer
Andries Sakes
Ane Willems
Anne Arjens
Anne Geerts
Anne Hendriks
Anne Hijlkes
Anne Siebrens
Antonij Rintjes
Atte Sijbes
Auke Hijlken
Bonne Cornelis
Bouke Durks
Brugt P. de Jong
Cornelis Jans
Cornelis Klaasen
Cornelis Martens
Daniel Hennelaar
Diena Croess
Douwe Hendriks
Douwe Smit
Douwe Tijmens (koopman) is niet gearresteerd maar heeft bij zijn thuiskomst arrest gehad.
Egbert Willems
Ekke Brugts
Eldert Jans
Eldert Rintjes
Evert Reinders
Evert Wijben
Fokke Jans
Foppe Romkes
Frederik Harwig
Frederik Sleeswijk, zoon van Siemen Wiegers Visser, leerlooier.
Freek Witteveen
Gastjke Goijkes
Gerrit de Koe
Gerrit Pieters
Grietje Gerrits
Gurbe Hendriks
Haget Jelles
Haije Johannes Kramer
Halle Stijnen
Hanne Jacobs
Harm Attes
Harmen Freeks
Harmen Sterken
Harmen Tijses
Hendrik Pieters
Henk Cornelis
Hijlke Melles
I. Rooseboom
Ide Abes
Ids Romkes
Iede Boukes
IJsbrand Dirks
Israel Heimen (De Jong)
J. Kripe
Jacob Franses (Visser)
Jacob Jans
Jacob Sijbrens
Jacob Vermeulen
Jacob Zwart (Sloten)
Jan Aants
Jan Abrams
Jan Adams
Jan Aukes
Jan Geerts
Jan Goedkoop (Zwartsluis) In Zwartsluis werkten de beurtschippers op Amsterdam samen in het Grootschippersgilde. Tegen het einde van de achttiende eeuw liepen de zaken minder goed, zodat een verzoek van schipper Jan Goedkoop in 1785 om in het gilde opgenomen te worden op verzet van de gildebroeders stuitte. Zij zaten niet op een concurrent te wachten. Goedkoop had evenwel veel burgers van Zwartsluis op zijn hand. Zij dienden bij Ridderschap en Steden een rekest in, waarin men Goedkoop omschreef als een braaf, ordentelijk, eerlijk en oppassent man, en een oud burger dezer plaats. Zwartsluis zou er alleen maar bij winnen als hij veerschipper werd, een moment waarnaar men 'reijkhalsende' uitzag. Onder het verzoek staat een lijst met bijna honderd handtekeningen. Gemeenslieden, kooplieden, winkeliers, kleermakers, schoenmakers, bakkers, mattenkopers, een goud- en zilversmid, een kalkbrander, de omroeper, de ratelwacht en een chirurgijn tekenden. Ook treffen we het handmerk van Joseph Hartog en de handtekening van Israel Salomon aan. Uiteindelijk kreeg Goedkoop pas drie jaar later toestemming om als beurtschipper aan de slag te gaan. (RAO, Statenarchief, inv.nr. 955.)
Jan Gurbes
Jan Hiddes
Jan IJsbrands
Jan Jacobs
Jan Koehoorn
Jan Martens
Jan Stigsman
Jelte Willems
Jochem Hendriks
Johannes Kramer
Johannes Volkerts
Johannis Gerrits
Joost P. de Leeuw
Klaas Everts
Klaas Jacobs de Vries
Klaas Pieters
Klaas Rinses
Lou Kamper
Lubbert Abes
Luitjen Sijbes
Lupke Franses (Visser)
Marten Sipkes
Meie heerkes
Meike Rinkes
Meindert Melles
Melle Hijlkes
Namle Rintjes
Nanne Jurjens (De Rook)
Pieter Rintjes
Pieter Sikken
Poppe J. Poppes, geboren op 16 februari 1744 te Balk.
Ringenerus Jans
Rintje Watses
Roelof Gerrits
Roelof Harmens
Roelof Keus
Rommert Annes
Siene Rintjes
Sijbe Broers
Sijbe Pieters
Sijbrand Jans
Sijmen Akkerman
Sijmen Sijbes
Sijtske Freeriks
Sipke Jans
Sjoerd Tadema, geboren op 9 juni 1766 te Lemmer. Overleden op 14 november 1822 te Lemmer.
Sjoukje Hijlkes
Stoffel Hendriks
Stoffel Wouters, deze is te Groningen gearresteerd
Sweitse Sweitses
Teunis Jans
Theke Kuipers
Tietje Harmens
Tijmen Tijmons
Tjalling Jans
Tjeerd Ages, geboren in 1759. Overleden op 28 juni 1813 te Lemmer.
Tjeert Pieters
Tjitte Heidsma
Tjitte Heidsma.
Wiebe Classen
Wietze Rintjes
Willem Dreven
Willem P. Muurlink
Willen Bijker
Willen Sijben
Wouter Stoffels

Schooltas van Rienk Sleeswijk, met het jaartal 1776.

Bataafs kanon schoot Jacob Jans, been af in 'slag om Lemmer'

Door Chris Kruisinga.

DE ENGELSE VLOOT kon in september 1799 ongehinderd de Zuiderzee bevaren. De vaderlandse marine onder Story had zich zonder slag of stoot overgegeven na de Engelse landingen in Noord-Holland, ook al omdat de uit vele nationaliteiten bestaande 'Bataafse' bemanning Oranjegezind was.

Op dinsdag 24 september van dat jaar ankerden twee Engelse oorlogsschepen, brikken, voor Lemmer! De Engelse captain Boorder kwam aan land om te praten en voer toen weer weg. Op donderdag 26 september kwam een bewapende Engelse sloep richting Lemmer. Kennelijk een soort gewapende verkenning. Daarop voeren vier Bataafse kanonneerbootjes uit, zo meldt Poppe Jans Poppes, de Lemster koopman die aantekeningen heeft gehouden uit de weken dat Lemmer 'frontstad' was. Er werd wat op elkaar geschoten, zonder dat dit veel effect had.

De volgende dag waren voor Lemmer zeven Engelse schepen te zien, waarvan op zaterdag 28 september vier de haven naderden. De in Lemmer al bekende kapitein Boorder voer onder witte vlag de haven binnen, weer met oranje op, ten teken dat hij namens het Huis van Oranje optrad. Boorder eiste dat Lemmer zich binnen een uur zou overgeven, met inbegrip van de schepen in de haven. Zo niet. dan zou het Engelse scheepsgeschut Lemmer in puin schieten.

De plaatselijk militair bevelhebber, luitenant Van Grutten, zei ferm dat hij Lemmer tot de laatste man zou verdedigen (hij beschikte over 35 reguliere militairen en wat goedwillende vrijetijdssoldaten), waarop Boorder naar zijn schip terugkeerde. Maar ook toen al was men in ons land standvastig, vastberaden en heldhaftig, zij het met mate. Boorder kreeg meteen een man nagezonden met het verzoek of de Lemster overheden nog een etmaal respijt konden krijgen. Dan konden ze overleg plegen met hun superieuren in Zwolle. Destijds was gemeentelijke herindeling geen onbekende zaak; Lemmer cum annexis viel in 1799 onder Overijssel.

Captain Boorder deelde de Lemster afgezant mee: „Nog een half uur, dan is de termijn van het ultimatum voorbij." Meteen ontstond paniek. Veel Lemsters vluchtten. Veel vrouwen en kinderen waren trouwens de dag tevoren al naar Heeg vertrokken, zo meldt Poppe Jans Poppes in zijn verslag. De kapiteins van de Bataafse kanonneerbootjes zetten nog wat geschut op de havenhoofden, maar smeerden 'm toen ook. „Dus blijkende datse geen sin aan defenderen hadden", noteerde Poppes.

Een voetnoot bij deze taktische terugtocht. De zuidwestenwind was gunstig voor de ex-verdedigers van Lemmer. Ze waren weldra in de buurt van Heeg en zagen daar Bataafse marineschepen het meer afkomen. Die werden voor Engelsen gehouden en meteen onder vuur genomen, Vervolgens stak de 'Lemster vloot' een eigen vaartuig in de brand. Een ander raakte aan de grond, waarna de kruitkamer per lont in brand werd gestoken. De bemanning vluchtte het land in; zij en Heeg bleven ongedeerd.

Terug naar Lemmer. De tamelijk grote Engelse brikken zeilden tot vlak voor de haven, tot verbazing van de bevolking - slagveldtoerisme voor de deur! - omdat er maar een paar meter water stond. Een Bataafs kanon schoot dapper van het havenhoofd op een Engels schip, waarbij de Lemster zeeman Jacob Jans een been verloor. Jacob had er de voorkeur aan gegeven Engels matroos te worden, liever dan als krijgsgevangene in Engeland te zitten. Het duurde maar kort of Lemmer had een Engelse bezetting. Boorder werd plaatselijk bevelhebber en bleef dat twee weken, tot zaterdag 12 oktober 1799, toen de Engelse militairen in Noord-Holland het niet langer konden rooien en ook de positie van de Engelse marine in de plaatsen rond de Zuiderzee onhoudbaar werd.

Captain Boorder deed in die paar weken wat alle bezetters doen: hij haalde zoveel mogelijk voordeel uit het tijdelijke bezit. De burgerij moest spitten, koeien leveren, werd ook gedwongen deel te nemen in het plaatselijk bestuur. Boorder was wel zo fair om bij zijn vertrek een brief achter te laten voor de nieuwe meesters, de Bataven en de Fransen. Alles wat er tijdens de bezetting van Lemmer gebeurd was, viel onder zijn verantwoordelijkheid, schreef hij.

Niettemin werden al op maandag 14 oktober 1799 176 ingezetenen van Lemmer ingerekend door het Bataafse bewind en per kar en schip naar Zwolle afgevoerd. De doopsgezinde burger Poppe Jans Poppes was een van degenen die in het frontstadje Lemmer tussen schip en wal waren gekomen. Hij was gedwongen geweest partij te kiezen, had dat helemaal niet gewild, maar was achteraf wel de pineut.

De Lemsters kwamen er overigens allemaal zonder straf af, zelfs zonder tenlastelegging. Dat pleit voor de autoriteiten van toen.

Onderstaand vermeld nog een detail van een dochter uit het huwelijk van Poppe Jans Poppes.

POPPES, Eelkje (geb. Lemmer, Friesland, 9-2-1791 – gest. Leeuwarden 20-9-1828), dichteres. Dochter van Poppe Jans Poppes (1747-1810) en Antje Annes Visser (1758-1832).

Op 22-6-1815 trouwde Eelkje Poppes in Lemmer met Christiaan Petrus Eliza Robidé van der Aa (1791-1851), advocaat, letterkundige, dichter. Uit het huwelijk werden 8 kinderen geboren, van wie 2 dochters en 1 zoon de volwassen leeftijd bereikten. Er was wellicht ook 1 pleegzoon.

Eelkje Poppes stamde uit een ‘achtenswaardig’ (Van der Aa) Fries geslacht. In 1814 verscheen van haar, autodidact in de dichtkunst, een bundeltje van drie gedichten onder de titel: Eerstelingen aan mijn vaderland, voorafgegaan door een lofdicht van haar toekomstige man. Deze patriottisch-orangistische verzen schreef zij naar aanleiding van de val van Napoleon en het vertrek van de Fransen uit Nederland eind 1813.

In 1815 trouwde zij met Christiaan Robidé van der Aa, die toen secretaris van Lemsterland was. Het echtpaar ging in 1818 in Leeuwarden wonen en betrok daar wat tegenwoordig het Fries Letterkundig Museum en Documentatiecentrum is en waar in de jaren 1880 Margaretha Zelle, beter bekend als Mata Hari, heeft gewoond. Voorzover bekend heeft Eelkje Poppes na haar Eerstelingen nooit meer iets gepubliceerd. Wel schijnt zij nog enkele kindergedichtjes geschreven te hebben.

Bronvermelding: Haas Anna de, Poppes, Eelkje, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.

Eelkje Poppes

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.