De Tweede Wereldoorlog en Lemsterland (1)

Slagersknecht Hans Jaalsma vocht bij de Afsluitdijk. 24 april 1980.

Door: Atte Wierda, Lemmer.

Het echtpaar Jaalsma, dat van 1946 tot 1970 in Utrecht woonde en sinds 1970 aan de Zijlroede woont. Hans Jaalsma (65) vocht bij het uitbreken van de oorlog bij de Afsluitdijk. (Hans Jaalsma, is geboren op 7 december 1914, zoon van Jan Jaalsma en Jantje Rottiné. Hans trouwde, 25 jaar oud, in 1939 met Tietje Vleer).

Spaanse griep.

Zeven december 1914 werd Hans Jaalsma, geboren in een huisje aan de Polderdijk. Zijn vader was smid bij Van den Berg. Hij kwam te overlijden in 1918. De Spaanse griep teisterde Lemmer. Voor moeder Jaalsma, was het verlies van haar man een grote ramp. Zij had niet alleen haar echtgenoot verloren, maar moest ook nog de kost verdienen voor de drie zoons en een dochter. Sociale voorzieningen, zoals we die vandaag de dag kennen, bestonden toendertijd alleen in de meest heerlijke dromen.

"Mijn moeder", vertelt Hans Jaalsma, in de gemakkelijke stoel en uitkijkend op het vaarwater de Zijlroede dat voor zijn huis langs loopt, begon na de dood van vader met het venten van kruidenierswaren. Ze ging met koffie en thee en zo in een mandje langs de deuren. Toen dat wat liep, zijn we verhuisd naar de 4-de Parkstraat. In een gewoon huis is ze daar een kruidenierswinkel begonnen".

Weeshuis.

De winkel in de Parkstraat, draaide nog maar net of een volgende ramp kondigde zich aan. Hans moeder werd ernstig ziek, zo ziek zelfs, dat men dacht dat ze zou sterven. De zoons Ike, Marten en Hans werden naar het weeshuis 'Neerbosch' bij Hees in de buurt van Nijmegen gebracht. Nadat het drietal daar zo'n 2½ jaar had vertoefd, werd de oudste, Ike, plotseling ziek. Hij had een loodvergiftiging opgelopen. Moeder Jaalsma, zo goed als helemaal hersteld, haalde haar doodzieke zoon uit 'Neerbosch' naar Lemmer, waar hij kwam te overlijden. Marten en Hans bleven achter in de wezeninrichting, waartoe o. a een boerderij, een school en drukkerij behoorden. Hans was zeven jaar oud toen hij in Neerbosch terecht kwam en verliet de inrichting toen hij elf was.

"Ik heb slechte ervaringen in het weeshuis opgedaan. Je kreeg wel voldoende eten en drinken, maar er was totaal geen gezinsleven. Toch kon ik me er wel goed aanpassen". De heer Jaalsma, herinnert zich nog goed die bonte kleding, die hij in het weeshuis moest dragen. Blij was hij, toen hij na 4 jaar zich van die bonte blouses mocht ontdoen. In Lemmer wachtte moeder en dochter Antje op Hans en Marten.

Op een varken.

Eenmaal in Lemmer werd Hans naar de Koningin Wilhelminaschool aan de Flevostraat gezonden. "Die school was toen net gebouwd. Ik kan me nog herinneren dat ik op een varken gezeten over het bouwterrein heb gereden. Ik denk dat ik toen net Dik Trom had gelezen". Genoemde lagere school lag 55 jaar geleden helemaal aan de buitenkant van Lemmer, dat in het noorden werd omgeven door weilanden.

Na het doorlopen van de Koningin Wilhelminaschool is Hans naar de Mulo gegaan. Die stond toen aan de Langestreek, in het gebouw waarin eens een sigarenfabriek van Smit en Ten Hove uit Kampen, was ondergebracht en waarin later het sociaal-cultureel centrum "Doedok" zat Anderhalf jaar zat Hans op de Mulo: "Ik moest nodig aan het werk". De leraren hebben blijkbaar weinig indruk op hem gemaakt, want de heer Jaalsma weet nog maar weinig over zijn meesters te vertellen. De Mulo-leraren zijn hem allemaal uit het geheugen gesprongen. Wel kent hij nog de meesters Dragt en Fedde Schurer. "Schurer, de Friese dichter, was een man die recht voor z'n mening uitkwam en dat gaf nogal eens moeilijkheden, onder andere met de plaatselijke Gereformeerde kerk".

Aan het werk.

Hans moeder verdiende nog steeds de kost met haar kruidenierswinkel. Ze werd bijgestaan door haar zoon Marten, die er altijd met de kruidenierskar op uittrok. Het woonhuis aan de Parkstraat werd steeds meer een echte winkel. Moeder Jaalsma begon in de hal, stapelde in de loop der jaren de trap vol met producten en op een gegeven moment moest Hans stellages op zolder maken. Hans was van de Mulo gekomen om buitenshuis de kost te verdienen. Zijn eerste werkgever was elektricien Faber, die een zaak aan de Nieuwburen had. Daar bleef hij maar een paar weken, omdat het karakter van Hans in het geheel niet paste bij dat van meneer Faber. En dat bazige optreden, daar had de jonge Hans het helemaal niet op staan. Hans keerde de elektriciteit de rug toe en trad in dienst bij slager Sijswerda in de Flevostraat, als slagersknecht. In de slagerij zat later de heer Krol. Hans bleef tot december 1933 bij Sijswerda, langer ging niet, want hij moest in militaire dienst.

In dienst.

De heer Jaalsma is vier perioden in dienst geweest. Eerst van 4 december 1933 tot 2 september 1934, toen van 25 mei 1938 tot 25 november 1938 (voormobilisatie) en van 29 augustus 1939 tot 10 mei 1940 en laatstelijk vanaf de bevrijding tot het najaar van 1946. In 1933 volgde Hans Jaalsma, een opleiding als onderofficier in de Johan Willem Friso kazerne in Assen. Hij werd ingedeeld bij de verbindingsdienst. Toen hij begin september 1934 uit dienst kwam is hij weer aan 't werk gegaan bij slager Sijswerda. In 1938 deed zich de kans voor om beroepssoldaat te worden en omdat het in de slagerij niet zo best was, besloot Hans die kans te benutten. Na een halfjaar beroepsmilitair te zijn geweest, besloot hij er mee te kappen. De sfeer in het leger beviel hem niet. Bij het uitbreken van de oorlog had de regering (sinds juni 1939 een noodkabinet onder leiding van jonkheer D. de Geer, 1980 - 1960, waarin voor het eerst ook socialisten zaten) de algemene mobilisatie gelast.

Aan de kop van de Afsluitdijk.

Sergeant Hans Jaalsma, (Jaalsma, Hans, sergeant M.C. 1-33 R.I. ,' 7-12-14 Lemmer, Schans 6) werd ondergebracht bij de mitrailleurscompagnie en toen in de vroege ochtend van 10 mei 1940 een sterke Duitse troepenmacht Nederland binnenviel, lagen hij en zijn mannen aan de Friese kop van de Afsluitdijk, bij het plaatsje Wons. Ze trachtten te verhinderen dat de Duitsers gebruik gingen maken van de Afsluitdijk, om zodoende zo snel mogelijk Holland in de vingers te krijgen. "We lagen achter de Hervormde kerk van Wons te schieten op Duitsers, die van Bolsward kwamen. Onze taak was om de Afsluitdijk vrij van Duitsers te houden. Veel materiaal om mee te schieten hadden we niet. Een kanonnetje en een aantal mitrailleurs, zgn. "Schwarzwalders". We hadden er niet zoveel kogelbanden bij. Ik geloof zo'n tien kistjes. "Er gingen acht kogels per seconde uit zo'n mitrailleur. Kun je begrijpen dat we gauw zonder zaten".

Het leger was in Nederland nooit erg geliefd geweest De defensie-uitgaven vormden al jaren een sluitpost op de begroting. De Nederlandse soldaten waren slecht voorbereid op een eventuele oorlog. Tegen de modern bewapende en perfect gedrilde Duitse troepen die op vrijdag 10 mei 1940 om drie uur in de ochtend Nederland binnenvielen, waren zij niet gewassen. Tegen de Duitse luchtmacht kon het Nederlandse leger helemaal niets beginnen, ondanks dat er nog 30 vliegtuigen naar beneden zijn gehaald.

Eén van die vliegtuigen werd door Hans Jaalsma en zijn kameraden neergehaald. "Er ging een enorm gejuich op toen dat Duitse vliegtuig naar beneden kwam". Juichen in de oorlog. Hoe bestaat het, denk je achteraf. De jongens bij de kop van de Afsluitdijk wisten niet wat zich elders in Nederland afspeelde. De vliegvelden werden gebombardeerd en bijna alle Nederlandse vliegtuigen op de grond kapot gegooid. Achter de nog altijd veilig geachte Hollandse waterlinie werden parachutisten uitgeworpen.

Op deze manier wisten de Duitsers de Moerdijk bruggen onbeschadigd in handen te krijgen, zodat hulp vanuit Frankrijk was uitgesloten. Nederlandse soldaten leverden een verbeten strijd bij de Grebbelinie en bij de Afsluitdijk. Na drie dagen bleek de situatie hopeloos. Op advies van opperbevelhebber generaal H. G. Winkelman, vertrokken koningin Wilhelmina en het kabinet op 13 mei naar Engeland Een besluit dat niet algemeen werd gewaardeerd, maar dat achteraf verstandig is gebleken. De heer Jaalsma "Nederland was niet klaar om tegen de Duitsers te vechten. We wisten niet wat oorlog was. Met de oorlog van 1914-1918 hebben we ons niet bemoeid".

Krijgsgevangen.

Er zijn verscheidene Nederlandse soldaten bij de kop van de Afsluitdijk gesneuveld. Bunkers vlogen de lucht in. De heer Jaalsma zegt, dat het een geluk is geweest dat hij en zijn maten niet in de aardwallen- bunkers zaten. Die gingen één voor één de lucht in. Eén dag konden de heer Jaalsma en zijn vrienden het bij de Afsluitdijk volhouden. Ze trokken zich terug naar Makkum en gingen verder langs de zeedijk richting Molkwerum, een gewonde sergeant meeslepend "Bang? Och, als je eenmaal aan de gang bent, ben je niet bang meer". Tussen Makkum en Molkwerum werden de jongens door de Duitsers omsingeld en krijgsgevangen gemaakt.

De wapens werden in de sloot gegooid "We moesten naar Bolsward lopen, waar we in een school werden ondergebracht. De Duitsers waren niet ruw. We werden niet slecht behandeld". Er werd in de school geslapen. Van het feit dat men krijgsgevangen was, was de ene soldaat meer ondersteboven dan de ander. Eén van Jaalsma's vrienden was zo in de war, dat hij de volgende morgen dwars door de prikkeldraadversperring liep. Omdat Hans Jaalsma nieuwsgierig was naar wat er met hen ging gebeuren, stapte hij naar de Duitse commandant voor tekst en uitleg. Hij was nog maar net buiten de school of de Duitsers pakten hem op en zetten hem in een vrachtwagen met de bestemming Groningen.

In Groningen werd de heer Jaalsma weer opgeborgen in een school en wel twee weken. Toen werd hij terug gestuurd naar Wons, om daar weer als soldaat in dienst te gaan onder Duits toezicht. Maar Jaalsma ging niet naar Wons, maar naar Lemmer.

Slachten, vissen en sjouwen.

Hans Jaalsma, trad niet weer in dienst bij slager Siedsma, maar bij slager Sake van der Bijl. In 1942 moest hij, Hans Jaalsma, zich melden in de Prins Hendrik kazerne. Hij deed dat niet, maar wel dook hij even onder. 's Avonds keerde hij naar zijn woning tegenover de Rooms katholieke kerk in de Schans terug. Hij was inmiddels getrouwd met een dochter van de bekende visserman Andries Fleer.

Omdat het in zijn leefomgeving te gevaarlijk voor hem werd, legde Hans Jaalsma zijn functie als slagersknecht neer en ging in het losse werk. Via goede relaties met de heer Medendorp, van het Arbeidsbureau zag de heer Jaalsma, kans te werken als los arbeider zonder ook maar ergens voor ingeschreven te staan. Hij loste schepen met aardappelen voor handelaar ? van der Veen en schepen met kolen voor de gasfabriek.

Op een gegeven moment werd hem dit werk te zwaar. Hij ging een jaar vissen op het IJsselmeer met de LE 21 van zijn schoonvader. Toen hij hoorde dat een zoon van slager Koning naar Duitsland moest en de slager zonder hulp kwam te zitten, meldde hij zich bij de heer Koning. Tot de bevrijding heeft hij voor Koning en voor slager De Jong gewerkt. De slagers werkten nauw samen in verband met de aanvoer van het vlees op één centraal punt, namelijk bij slager Lageveen in de Ben-Schans. Koning had een slagerij op de Markt en De Jong was gevestigd aan de Langestreek. Tussentijds behaalde de heer Jaalsma het slagersvakdiploma.

Wapens in de school.

Het huis van de Jaalsma's, in de Schans deed in de oorlog dienst als doorgangshuis voor onderduikers. Ze hadden onder andere het Joodse echtpaar Kronenberg, dat nu in Naarden woont, een poosje onderdak verschaft. Dit echtpaar heeft anderhalf jaar ondergedoken gezeten in het huis van Haye Dijkstra in de Schoolstraat, de vader van de ex-havenmeester Marten Dijkstra. Ook heeft de sergeant Kaufmann, die instructeur was voor de Knokploegen, in de oorlog even een veilig heenkomen gevonden in het huis van de familie Jaalsma. De wapens, die deze man bij zich had, werden in de dakgoot verstopt.

In 1944 vorderden de Duitsers het huis Schans 68. Het echtpaar verhuisde naar een achterwoning, behorende bij de winkel van slager De Jong van de Langestreek. Slager Ynze de Jong, aktief bij de Binnenlandse Strijdkrachten, moest met zijn vrouw en kinderen onderduiken in Gaasterland. "Het was toen de tijd van vraag niets, maar doe maar" vertelt de heer Jaalsma. Zo belanden nieuwe gedropte wapens in Lemmer, bestemd voor de Binnenlandse Strijdkrachten in Lemmer. De wapens werden verstopt op de zolder van de Koningin Wilhelminaschool, waar een zevental leden van de BS ook instructies kregen, in hoe ze de wapens moeten gebruiken. Eén van die leden was Hans Jaalsma, de knecht van slager De Jong.

In het complot zat ook conciërge Haye Dijkstra, die het schoolhoofd, de heer Van der Kooi, niet had verteld dat er gedropte wapens in de school verborgen werden gehouden. Maar op een avond kwam het hoofd er toch achter dat er 's avonds iets bijzonders gaande was in zijn school. Als hij in één van de lokalen staat, komen de mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten na een instructieles van de zolder en lopen de schoolmeester tegen het lijf. Ongezien ontkomen was er niet meer bij. "We hebben maar heel weinig tegen hem gezegd: als je iets vertelt, is het niet best met je. De volgende dag heb ik de wapens, Brenguns en Stenguns, van zolder gehaald. Ik vertrouwde het niet Ik heb de wapens gewoon in een kruidenierswagen gedaan. Een zak erover en niemand zag er wat van. Het spul hebben we in het karrehok achter de kruidenierswinkel in de 4de Parkstraat gebracht. Gevaarlijk transport? Net doen alsof je gek bent, dan gebeurt er niet zoveel'.

Bevrijding.

De wapens bleven liggen tot twee weken voor de bevrijding in de nacht van 16 op 17 april. De Canadezen bevonden zich in de wijde omtrek van Lemmer. Met Jetze de Haan, heeft Hans Jaalsma op een avond de wapens uit het karrehok gehaald en achter op de fiets naar de roeiboot aan de Polderdijk gebracht. Het bootje lag vlak bij het huis van een NSB-er. De mannen zijn met de wapens via de Rien over het Tjeukemeer naar Echtenerbrug gevaren, om daar naar de boerderij van Gerrit Kraak te lopen. ln de boerderij zaten zo' n 20 leden van de BS. Op weg naar de boerderij kwamen Hans en Jetze, nog twee Duitsers tegen, maar die hadden niets in de gaten. "We hebben een dag of vier in die boerderij doorgebracht Over ons heen werd vanuit Wolvega Lemmer beschoten. Wij hadden het daar wel goed in de boerderij. Ik heb er nog een varken geslacht".

Als in de nacht van 16 op 17 april de Duitsers door de Canadezen uit Lemmer zijn verjaagd, komen de leden van de Binnenlandse Strijdkrachten uit Kraak's boerderij en trekken op naar Lemmer. Ze voegen zich bij de Canadezen op zoek naar Duitsers. "In Lemmer hebben we de mensen de eerste uren na de beschieting in de huizen gestuurd. Het was een paniekerige situatie. Ik zie me nog liggen met zijn Stengun op de Markt. Wij zochten naar Duitsers. Met de Canadezen zijn we nog naar Kuinre gereden, omdat we meenden dat daar nog Duitsers achtergebleven waren. We hebben daar echter geen Duitse soldaten meer aangetroffen".

De NSB' ers werden opgepakt en naar kamp Sondel vervoerd. Commandant Zwarthoed vertegenwoordigde een week lang na de bevrijding van Lemmer het Nederlandse militaire gezag, daarna werd Hans Jaalsma de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Lemmer. Na de bevrijding (de beschieting van Lemmer heeft aan een 5-tal mensen het leven gekost) is de heer Jaalsma in de rang van sergeant majoor in de militaire dienst gebleven, hij was gestationeerd op de vliegbasis Leeuwarden. Na trammelant met de grootmajoor in Leeuwarden werd hij overgeplaatst naar Schoonhoven.

Tot het najaar van 1946 is de heer Jaalsma militair gebleven. Hij is vervolgens naar het slagersvakonderwijs in Utrecht gegaan, waar hij onder andere tot taak had het leerlingenstelsel op poten te zetten. Hij begon in Utrecht als assistent-controleur en was uiteindelijk adjunct-directeur (tijdelijk) van de slagersvakschool in Utrecht en hoofdconsulent In 1970 is het echtpaar Jaalsma, dat bijna 25 jaar in Utrecht heeft gewoond, weer naar Lemmer gekomen. Vanuit Lemmer heeft de heer Jaalsma als freelancer diverse vleesverwerkende industrieën adviezen gegeven.

Eind 1974 werd hij getroffen door een tweetal hartinfarcten. Wat vindt de man, die actief heeft geholpen aan de bevrijding van Nederland, van het hedendaagse resultaat van de succesvolle strijd van Amerikanen, Canadezen, Engelsen, Fransen, Polen enz. tegen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog?

"In de oorlog vormde je met elkaar een hechte eenheid. Na de oorlog zou de maatschappij anders worden. Hechter. Maar nu moet ik constateren dat er geen verbroedering is. We vreten vandaag de dag elkaar weer op. De polarisatie viert hoogtij". Op de vraag of hij denkt, dat de generatie, die de Tweede Wereldoorlog niet heeft meegemaakt, waardering heeft voor de bevrijders, antwoordt de heer Jaalsma: "De zwijgende meerderheid onder de jonge mensen wel. Al zul je meer waarde hechten aan hetgeen, waarvoor je zelf hebt gevochten"

Bevrijdingsnacht 17 april 1945

De Duitsers trokken uit Oostelijke richting terug naar Lemmer en het was bij de haven veel geschreeuw en lawaai; ze schreeuwden daar als gekken. Omstreeks middernacht hoorden wij een hevige knal en daarna meer ontploffingen. De ondergrondsen hadden het vroegere kantinegebouw waarin veel munitie was opgeslagen in brand gestoken en de ene ontploffing volgde op de andere. Het regende brokken hout en projectielen en vele ramen werden verbrijzeld.

Mijn buren Harmen v. d. Wolf en Lute Dam, die daar toen naast woonden, vluchtten het straatje op naar mijn buurman Klaas Verbeek, maar Harmen keerde nog even terug. Hij had een zaklantaarn in de hand en werd door een Duitser in het linker bovenbeen geschoten. Lute Dam sleepte hem naar de woning van Klaas Verbeek. De explosies bleven aanhouden en toen de kantine in lichte laaie stond was het zo helder licht als de dag en bij de stroomsluis en op het erf van de boerderij van Huitema was het nog vol met Duitsers.

Later in de nacht begon de beschieting van de haven door de Canadezen heviger te worden. Als wij de projectielen hoorden fluiten lagen wij plat op de vloer en stonden niet eerder weer op dan wanneer de granaat was ontploft en dat gebeurde niet ver van ons vandaan. Een deel van de koestal van Huitema werd getroffen en een paar koeien werden gedood. Een andere voltreffer kwam in de Rien terecht waarbij die op de Noordzee leek met vliegend stormweer.

Ook kwam een granaat boven in de dijk terecht, waar een groot gat werd ingeslagen. Naderhand begon het schieten te verminderen. Bij mij thuis waren veel dingen verbrijzeld en geen ruit meer heel. Ik heb toen planken voor de ramen gespijkerd, maar zelf waren wij ongedeerd. De Duitsers waren voorgoed achter de dijk verdwenen. En de Lemmer was bevrijd!

Dit is de herinnering aan de bevrijdingsnacht van 17 april 1945, die ik nooit zal vergeten.