Oudega

OUDEGA, d., prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, arr. en 5 u. Z. W. van Sneek, kant. en 2 1/2 u. Z. O. van Hindeloopen. Men telt er 50 h. en 370 inw., die in den landbouw, de veehandel en de veenderij hun bestaan vinden.

De Herv., die hier ongeveer 270 in getal zijn, behooren tot de gem. van Oudega-en-Kolderwolde, die hier een kerk heeft. De pastorij bragt vóór de Reformatie honderd goudguld. (150 guld.) op. Ook was er destijds een vikarisschap met eene jaarlijksche prebende van vijf en tachtig goudgul. (127 guld. 50 cents.). Die kerk is in het laatst der zeventiende eeuw afgebroken, en vervangen door eene nieuwe, die in 1832 aanzienlijk hersteld werd; zijnde een langwerpig vierkant gebouw, met eene kleinen, spitsen toren, doch zonder orgel.

De 12 Doopsgez., die er wonen, behooren tot de gem. van Molkwerum. - De R. K., van welke men er 90 aantreft, worden tot de stat. van Balk en Bakhuizen gerekend. - De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 40 leerlingen bezocht.

Men vindt hier nog sporen van de stins Old-Galama. Ook zoude hier eertijds nog eene stat. Jarigsma genaamd, gestaan hebben.

OUDEGA-EN-KOLDERWOLDE, kerk. gem., prov. Friesland, klass. van Sneek, ring van Slooten. Men heeft er eene kerk te Oudega en telt er 290 zielen, onder welke 60 Ledematen. De eerste, die na de scheiding van Nijega, het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest Johannes Sminchius, die in het jaar 1631 herwaarts kwam, en in het jaar 1639 naar Berkhout vertrok.

OUDEGASTER-BROEK, meertje, prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, N. van Oudega, dat door de dorpsvaart met de Fljuessen in verbinding staat.

Bron: Van der Aa

OUDEGA-NOORDWOLDE

Old Galama (Oudega SC16-17)

Te Oudega bouwde Ige Galesz Galama aan het eind van de 15de eeuw een sterke stins. De dorpen van Noordwolde werden naar hem ook wel de Ygewolden genoemd. Zijn broer Hartman woonde te Koudum, zijn andere broer, Douwe, te Warns. In 1487 was hij, volgens Worp van Thabor, 't hooft van alle Vetcoepers in Westergoe; de stad Leeuwarden was daarbij zijn bondgenoot.

Vanaf zijn huis in Oudega beroofde hij over de Fluessen langsvarende Sneker - en dus Schieringer - kooplieden. In 1487 traden de Schieringers tegen de Galama's op. Eerst beschoten ze Galama-huis te Koudum en namen het in. Daarna beschoten ze met Sneecker grote bosse, het stadskanon van Sneek dus, Yge Gaelis huys, dat in Oldegae stonde. Ende was seer sterck: want (als men seit) soe waeren die mueren vyftien grote stenen dick. Yge zelf was niet thuis; het huis werd beheerd door zijn zoon Otto Yge Gaelisz.

Na een lange belegering, waarbij het kanon veel muurwerk stuk schoot, moest Otto Ygez het huis opgeven. Hijzelf werd gevangen genomen en op Hettinga in de Hommerts gevangen gezet. Het huis werd geheel afgebroken. Ook het naburige Jarichsma-huis en Tietema-huis te Elahuizen werden verwoest. Otto Ygez betrok enkele jaren later een stins in Kolderwolde. In 1622 wordt in Oudega een stins vermeld, ende zyn de reliquien daer af noch te sien, in voortyden Old Galama ghenaemt, toebehoerende die van Hiddama. Met "die van Hiddama" worden Goslick Hiddema en zijn zusters bedoeld, wier moeder Aelcke van Galama een achterkleindochter van Otto Yge Gaelisz was. Inderdaad was in 1640 de ontvanger Goslyck van Hiddema eigenaar van de naast elkaar gelegen huysstede en plaets, met de stemmen SC16 en SC17; het goed werd toen verhuurd. (De pastorie was SC19). Op de kaarten van Schotanus (1718) en Eekhoff (1851) werd Galama vlak ten oosten van de kerk aangegeven. Het was toen een gewone boerderij.

Jaersma (Oudega SC26; Nijega SC13)

In 1487 werd Jarichsma huys door de Snekers en Schieringers verwoest. Het lag aldaer naeby bij Galama in Oudega, dat toen ook werd verwoest. Misschien was Jarichsma identiek met Jaringe in Warns. Een andere mogelijkheid, beter overeenkomend met de vermelde nabijheid, is echter dat deze stins in Oudega of Nijega stond, zoals in 1788 werd verondersteld. Inderdaad kwam de naam Jaersma in deze dorpen voor. Op het kerkhof van Nijega werden in 1625 Imme en Tomes Tiekles Iaersma begraven. Wopke Sybouts Jaersma te Nijega trouwde rond 1620 en zat vele jaren in de Staten van Friesland. In 1640 gebruikte hij als eigenerfde een boerderij in Nijega (SC13) en was hij eigenaar van de boerderij ernaast (SC14). Daarnaast bezat hij ook in Oudega een boerderij (SC26). Deze laatste werd in 1680 door zijn dochter Ynts, weduwe van Heere Murcks Sytsma van Cappenburch, verkocht; het betrof "een schone en heerlijke huizinge en hooiberg met hovinge en plantagie" en 115 pondematen land.

P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners

Bovenstaande drie afbeeldingen van: www.kerkeninbeeld.nl

Predikanten: Oudega en Kolderwolde.

Reinalda, beweert dat deze dorpen tot 1631 ieder een predikant hadden, maar het gebrek aan predikanten liet dit niet toe. Men weet dan ook van geen dezer dorpen een eenigen predikant aan te wijzen tot dien tijd.

  • 1631. Johannes Sminchius, is als kandidaat geapprobeerd 16 April, lid der klassis geworden den 6 September, verroepen naar Berkhout en Scharwouw in N.-Holland, gedimitteerd den 5 Maart 1639, en daar overleden in 1668.
  • 1689. Gerardus Johannes Faber, is als kandidaat geapprobeerd 23 April, en overleden in 1692.
  • 1693. Gellius Grotius, zoon van Theod., geboren te Winsum ca., broeder van Theod. te Roordahuizum, en van Christ. te?, (zijn oom was Christ. Schotanus à Sterr. te Schingen) is als kandidaat geapprobeerd den 3 Mei, lid der klassis geworden den 14 Junij, en, volgens grafsteen in de kerk, overleden den 24 November 1694.
  • 1695. Feddo Rinia, is als kandidaat geapprobeerd den 2 April, lid der klassis geworden den 9 Mei, en overleden, volgens grafsteen in de kerk, den 28 October 1725.
  • 1726. Regnerus Frankena, geboren te Stavoren, is als kandidaat geapprobeerd den 9 April, lid der klassis geworden den 1 October en overleden in 1732.
  • 1732. Allardus Columba, geboren te Akkerwoude, zoon van Joh., broeder van Herm., die volgt, Petrus te Oudeschoot, Will. te Morra, halfbroeder van Sibr., (die den 2 September 1754 tot predikant naar de Oost-Indiën bevestigd werd en van daar terugkeerde in 1764, te Middelburg ging wonen en in 1765 vergeefs te Vlissingen beroepen werd), is als kandidaat geapprobeerd den 4 November, lid der klassis geworden den 17 Maart 1733, en overleden in Augustus of September van laatstgenoemd jaar.
  • 1734. Hermannus Columba, geboren te Akkerwoude 1712, zoon van Joh. etc, is als kandidaat bevestigd den 16 Mei en nam, verroepen naar Wirdum, afscheid den 12 April 1736.
  • 1736. Johannes Poelstra, is als kandidaat bevestigd den 19 Augustus, in 1748 legerpredikant geweest en overleden den 29 December 1783, oud bijna 78 jaren. In de kerk hier is hij begraven, blijkens dit grafschrift van zijn zoon: „anno 1766 den 21 Julii Janus Poelstra S. S. Th. Studiosus, Jani filius , renatus in Domini quiete, jacet cum patre sub hoc tumulo."
  • 1785. Willem Elias Chalin, is als kandidaat in dienst getreden te Marienchoor in October 1782, deed, van daar hier beroepen, zijn intreerede den 26 Junij en nam, verroepen naar Hindeloopen, afscheid den 14 Junij 1789.
  • 1790. Johannes Wilhelmus Meijer, geboren te Twijzel, zoon van Laur., is als kandidaat bevestigd den 2 Mei en nam, verroepen naar Winsum ca., afscheid den 8 Julij 1798.
  • 1798. Henricus Hermanus van Beem Gersée, is als kandidaat bevestigd den 25 November, en overleden den 2 April 1807, oud ruim 30½ jaar.
  • 1808. Biense IJpma, geboren te Kollum, is als kandidaat bevestigd den 13 November en nam, verroepen naar Beetgum, afscheid den 29 October 1809.
  • 1810. Willem Sannes, rust. predikant van Hollum, deed na bevestiging zijn intreerede den 6 Mei; bij besluit van het provinciaal kerkbestuur van den 12 November 1816 is hij ontzet; hij overleed te Hemelum den 20 December 1817.
  • 1817. Willem Bekker, geboren te Nijehorne den 14 December 1784, zoon van Bern, deed, als kandidaat bevestigd zijn intreerede den 17 Augustus en nam, verroepen naar Oudendijk, afscheid den 14 September 1823; daar overleed hij den 9 Januarij 1830.
  • 1830. Folpmer Jacobs Folpmers, geboren te Groningen, deed, als kandidaat bevestigd, zijn intreerede den 14 November, en vertrok naar Opperdoes 27 Maart 1870.

Er ontbreken: R. G. J. Wieringa 1875—78; E. Eisma 78—83; T. Rinsses 1885-.

Bron: Tresoar-/wumkes.pdf

Afbeelding van: Gerben Wijnja

School Oudega

Onderwijs en schoolmeesters te Oudega en Kolderwolde.

  • In april 1610 was mr. Theodorus Schoeringa, schoolmeester te Oudega; hij werd ook wel Theodorus van Scharen, genoemd.
  • Op 12 okt. 1635 was Heijn Sijmens, schooldienaar te Kolderwolde en Oudega.
  • Op 26 febr. 1692 was mr. Jelle Gatses Posthuma, schoolmeester en subst. dorprechter, waarschijnlijk te Oudega.
  • Op 18 maart 1694 zijn hier getrouwd: mr. Hendrik Alberts Koelman en Bregt Paulisdr. uit Scharl. Hij was schoolmeester en dorprechter.
  • Op 15 mei 1714 was Theunis Rinia, schooldienaar te Oudega en Kolderwolde. Op 15 juni 1716 was hij hier nog steeds.
  • In mei 1725 was mr. Claes Koijker, hier schoolmeester; hij was gehuwd met Bauck Uijlkesdr.
  • In sept. 1729 waren hier mr. Johannes Meinardi, schooldienaar, en Murkjen Henderiks, zijn vrouw. Hij was hier in 1741 nog.
  • Op 26 jan. 1757 was Lieuwe Bleeksma, dorprechter en schoolmeester te Oudega; hij was toen 37 jaar oud. In juni 1788 werd hij nog steeds genoemd als schoolmeester te Oudega. In 1795/96 was hij collecteur; in maart 1796 dorprechter en schoolmeester. Hij was dat ook nog in sept. 1799 en in juni 1800. Voor het laatst werd L. Bleeksma, op 24 jan. 1801 als zijnde schoolmeester omschreven. In 1801 was de school vacant. Er was toen geen salaris, ook geen vrije woning, slechts een een jaarlijks schoolgeld van ƒ 4.50 per kind. Er waren toen 12 à 14 leerlingen.
  • Simon L. Bleeksma, werd in okt. 1801 provisioneel aangesteld in de plaats van zijn vader. Sedert 1796 was hij reeds dorprechter te Oudega en Kolderwolde. In juli 1802 kreeg hij een vaste aanstelling. Simon Bleeksma, werd geboren in 1747 en heeft nooit enige rang behaald. Het traktement bedroeg in 1804 ƒ 36; in 1810 was het verhoogd tot ƒ 199. Simon Bleeksma, stond hier tot 1810.
  • In mei 1811 werd Evert Arends Wuring, 3e rang, provisioneel benoemd en op 24 dec. 1817 kreeg hij een vaste aanstelling. Hij trouwde in 1813 met Christiana Wilhelmina Borman, die op 7 juni 1835, oud 47 jaar, is overleden. Het traktement was ƒ 130, plus de schoolgelden van ca. 60 leerlingen à 15 stuivers per kind per kwartaal en een vrije woning. Op 17 mei 1861 werd zijn 50-jarig jubileum herdacht. Hij kreeg op 15 mei 1862 eervol ontslag na 51-jarige dienst. Hij was toen 71 jaar oud.
  • Op 14 april 1863 werd Bauke H. Ferwerda, uit Eernewoude benoemd. Het traktement bedroeg ƒ 400 en een vrije woning. Hij verkreeg op 1 aug. 1868 eervol ontslag wegens vertrek naar Noord-Amerika. Hij werd daar onderwijzer in een kolonie van Friezen te Goshen (Indiana).
  • Op 5 sept. 1868 werd S.G. Schippers, hulponderwijzer te Harlingen, benoemd als zijn opvolger.
  • In 1904 kwam er een nieuwe school. In 1911 werd Hette Wassenaar, hoofd van deze school. Hij ging in 1928, toen de school werd opgeheven, met pensioen. Op 3 juli 1950 is hij te Leeuwarden overleden, oud 84 jaar. Hij was sedert 2 maart 1944 weduwnaar van Sibbeltje Alberda.

Bijzonder onderwijs.

Op 1 maart 1892 werd te Oudega een school voor christelijk nationaal onderwijs gesticht. Als hoofd werd toen C. Janse, aangesteld. Hij was geboren in april 1862 en is gestorven op 12 mei 1908.

In 1908 kwam J. van Tuijl, als zijn opvolger.

In 1915 werd W.P. Cnossen, hoofd van deze school, die later naar Woerden vertrok. In 1922 werd een nieuwe school gebouwd.

Cnossen werd opgevolgd door D. Veltman, die in 1942 nog aan het hoofd van deze school stond.

Bron: www.fryske-akademy.nl

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.