Kolderwolde

KOLDERWOLDE, Kolderwoude, Kouderwolde of Kouderwoude, d., prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, arr. en 5 u. Z. W. van Sneek, kant. en 2 1/2 u. Z. O. van Hindeloopen, in den Noordwolder-Veenpolder gelegen. De inw. vinden meest hun bestaan in den landbouw en veehandel. Ook heeft men er veenderijen.

De inw., die er op 7 na alle Herv. zijn, behooren tot de gem. Oudega-en-Kolderwolde, die hier vroeger eene kerk had. Zij was vóór de Reformatie eene parochiekerk, waarin ook een vikarij bestond. Het pastoorambt plagt 100 goudguldens (150 guld.), het vikarisschap vijf en tachtig goudguldens (127 guld. 50 cent) op te brengen. Thans heeft dit d. geen kerk meer: wanneer zij is afgebroken, is onbekend; lang heeft er nog eene klokketoren gestaan, doch deze is ook niet meer aanwezig. De begraving der dooden op het kerkhof heeft in 1828 opgehouden, en toen is op eene, vele, smartelijke wijze met het kerkhof gehandeld.

De 7 R. K., die men er aantreft, worden tot de stat. van Balk gerekend. - Men heeft er een dorpschool.

Bron: vanderaa.tresoar.nl

Kolderwolde (Fries: Kolderwâlde) is een dorp in de gemeente De Friese Meren, in de Nederlandse provincie Friesland, ten zuidwesten van Oudega en ten zuidoosten van de Oorden (Fluessen). Het telt 61 inwoners (2012). Tot 1 januari 2014 behoorde Kolderwolde tot de gemeente Gaasterland-Sloten.

● KOLDERWOLDE, Kolderwoude, Kouderwolde of Kouderwoude, d., prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, arr. en 5 u. Z. W. van Sneek, kant. en 2 1/2 u. Z. O. van Hindeloopen, in den Noordwolder-Veenpolder gelegen. De inw. vinden meest hun bestaan in den landbouw en veehandel. Ook heeft men er veenderijen.

De inw., die er op 7 na alle Herv. zijn, behooren tot de gem. Oudega-en-Kolderwolde, die hier vroeger eene kerk had. Zij was vóór de Reformatie eene parochiekerk, waarin ook een vikarij bestond. Het pastoorambt plagt 100 goudguldens (150 guld.), het vikarisschap vijf en tachtig goudguldens (127 guld. 50 cent) op te brengen.

Thans heeft dit d. geen kerk meer: wanneer zij is afgebroken, is onbekend; lang heeft er nog eene klokketoren gestaan, doch deze is ook niet meer aanwezig. De begraving der dooden op het kerkhof heeft in 1828 opgehouden, en toen is op eene, vele, smartelijke wijze met het kerkhof gehandeld.

De 7 R. K., die men er aantreft, worden tot de stat. van Balk gerekend. - Men heeft er een dorpsschool.

Bron Wikipedia

KOLDERWOLDE

Galama

Eenmalig wordt in Kolderwolde een stins genoemd. Na de verwoesting in 1487 van de Galamastins in Oudega, die door Yge Gales' zoon Otto Ygez vergeefs verdedigd werd, zou Otto in 1494 in Kolderwolde een sterk huis hebben gebouwd. Herhaaldelijk wordt hij genoemd als helper van zijn ooms Hartman en Douwe Gales in hun vetes in de jaren 1480 en '90. Waar Galama in Kolderwolde lag, staat nog niet vast. Met name het bezit van Goslick van Hiddema (SC13) komt in aanmerking voor nader onderzoek. Zijn moeder was een Galama; van haar erfde hij ook Old Galama in Oudega. Otte Ygis soens land wordt in 1505 als belending in Kolderwolde genoemd.

P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners

Naamlijst Predikanten: Nijega en Elahuizen.

Vroeger gecombineerd met Oldega en Kolderwolde. Deze dorpen hadden toen met hun vieren een predikant. Zij zijn gelijktijdig gescheiden en twee aan twee bijeen gevoegd.

  • 1631. Johannes Vomelius, is als kandidaat geapprobeerd den 16 April, lid der klassis geworden den 4 October, verroepen naar Leeuwarden en gedimitteerd den 18 October 1636.
  • 1637. Jelmer Wijbrandus, kandidaat, geapprobeerd den 7 Februari, lid der klassis den 18 April.
  • 1654. Hermannus Rudolphi Luinga, gedoopt te St. Anna Parochie den 27 April 1627, zoon van Rud. Herm., is denkelijk als kandidaat geapprobeerd den 2 April, verroepen naar Peperga c.a. en gedimitteerd den 6 Augustus 1656.
  • 1656. Johannes Mol, geboren te Sneek, is als kandidaat geapprobeerd den 4 November, lid der klassis geworden den 14 April 1657, verroepen naar Hempens c.a. en gedimitteerd 28 April 1674. Eene subsidie van 150 gulden is hem geaccordeerd den 11 April 1673.
  • 1675. Balthasar Colerus, is als kandidaat geapprobeerd den 4 Mei, lid der klassis geworden den 20 Julij, wegens zijne labadistische gevoelens van zijnen dienst ontzet den 8 Julij of Junij? 1679; toen ging hij geheel tot die secte over. De gemeente bleef 4 jaren vacant.
  • 1683. Johannes Feikens, geboren te Sneek, is als kandidaat geapprobeerd den 17 April, lid der klassis geworden den 20 Mei en overleden in 1721.
  • 1722. Rombartus Jorna Frisius, is als kandidaat bevestigd den 11 October en overleden in 1734. Zijn grafsteen in de kerk bevat dit opschrift: „Inveni portum, spes en fortuna valeto , 'spiritus Aethercae gaudia lucis habet."
  • 1735. Phocaeus (Phocilides) Noordbeek, geboren te Balk Augustus 1708, zoon van Abdias, deed, als kandidaat bevestigd, zijn intreerede midden van Julij en, verroepen naar Oosterwierum, afscheid den 16 Augustus 1739.
  • 1740. Jan Douwes Schilstra, geboren te Leeuwarden, is als kandidaat bevestigd den 15 Mei en overleden den 11 September 1757, oud 62 jaren, 11 maanden, 11 dagen.
  • 1758. Henderik (Giffel, geboren te Amsterdam, is als kandidaat bevestigd den 15 October en overleden den 13 Januari 1798, in den ouderdom van bijna 74 jaren.
  • 1804. Henrieus Dominicus Struiving, geboren te Leeuwarden in het eind van 1780, deed, als kandidaat bevestigd, zijn intreerede den 5 Augustus en nam, verroepen naar Schraard, afscheid den 28 Februarij 1808.
  • 1808. Paulus Matthias Kesler, zoon van Jan Adr., broederzoon van Paul. Matth., is te Dronrijp afgezet in Aug. 1798 en rector te Bolswarcl geworden, later weder ter bediening toegelaten, en deed, hier beroepen, zijn intreerede den 6 November; hij overleed den 17 Dec. 1824, oud 62 jaren, 6 maanden en 17 dagen.
  • 1827. Aijlt Folkers Krull, geboren te Simonswold in Oost-Friesland, deed, als kandidaat bevestigd, zijn intreerede den 14 Januarij en stierf 2 Maart 1850.

Er ontbreken: H. M. Laurman, 1851—76. D. T. Meinsma 1878—81. J. Hoekstra, 1883—85.

Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf

Onderwijs en schoolmeesters te Oudega en Kolderwolde.

  • In april 1610 was mr. Theodorus Schoeringa, schoolmeester te Oudega; hij werd ook wel Theodorus van Scharen, genoemd.
  • Op 12 okt. 1635 was Heijn Sijmens, schooldienaar te Kolderwolde en Oudega.
  • Op 26 febr. 1692 was mr. Jelle Gatses Posthuma, schoolmeester en subst. dorprechter, waarschijnlijk te Oudega.
  • Op 18 maart 1694 zijn hier getrouwd: mr. Hendrik Alberts Koelman en Bregt Paulisdr. uit Scharl. Hij was schoolmeester en dorprechter.
  • Op 15 mei 1714 was Theunis Rinia, schooldienaar te Oudega en Kolderwolde. Op 15 juni 1716 was hij hier nog steeds.
  • In mei 1725 was mr. Claes Koijker, hier schoolmeester; hij was gehuwd met Bauck Uijlkesdr.
  • In sept. 1729 waren hier mr. Johannes Meinardi, schooldienaar, en Murkjen Henderiks, zijn vrouw. Hij was hier in 1741 nog.
  • Op 26 jan. 1757 was Lieuwe Bleeksma, dorprechter en schoolmeester te Oudega; hij was toen 37 jaar oud. In juni 1788 werd hij nog steeds genoemd als schoolmeester te Oudega. In 1795/96 was hij collecteur; in maart 1796 dorprechter en schoolmeester. Hij was dat ook nog in sept. 1799 en in juni 1800. Voor het laatst werd L. Bleeksma, op 24 jan. 1801 als zijnde schoolmeester omschreven.

In 1801 was de school vacant. Er was toen geen salaris, ook geen vrije woning, slechts een een jaarlijks schoolgeld van ƒ 4.50 per kind. Er waren toen 12 à 14 leerlingen.

Simon L. Bleeksma, werd in okt. 1801 provisioneel aangesteld in de plaats van zijn vader. Sedert 1796 was hij reeds dorprechter te Oudega en Kolderwolde. In juli 1802 kreeg hij een vaste aanstelling. Simon Bleeksma, werd geboren in 1747 en heeft nooit enige rang behaald. Het traktement bedroeg in 1804 ƒ 36; in 1810 was het verhoogd tot ƒ 199. Simon Bleeksma, stond hier tot 1810.

  • In mei 1811 werd Evert Arends Wuring, 3e rang, provisioneel benoemd en op 24 dec. 1817 kreeg hij een vaste aanstelling. Hij trouwde in 1813 met Christiana Wilhelmina Borman, die op 7 juni 1835, oud 47 jaar, is overleden. Het traktement was ƒ 130, plus de schoolgelden van ca. 60 leerlingen à 15 stuivers per kind per kwartaal en een vrije woning. Op 17 mei 1861 werd zijn 50-jarig jubileum herdacht. Hij kreeg op 15 mei 1862 eervol ontslag na 51-jarige dienst. Hij was toen 71 jaar oud.
  • Op 14 april 1863 werd Bauke H. Ferwerda, uit Eernewoude benoemd. Het traktement bedroeg ƒ 400 en een vrije woning. Hij verkreeg op 1 aug. 1868 eervol ontslag wegens vertrek naar Noord-Amerika. Hij werd daar onderwijzer in een kolonie van Friezen te Goshen (Indiana). (In 1853-54 ging een deel van de Doopsgezinde gemeente in Balk naar Amerika, omdat de gemeenteleden geen vrijstelling van militaire dienst konden krijgen. Ze vestigden zich in de buurt van Goshen (Indiana). 
  • Op 5 sept. 1868 werd S.G. Schippers, hulponderwijzer te Harlingen, benoemd als zijn opvolger.

In 1904 kwam er een nieuwe school. In 1911 werd Hette Wassenaar, hoofd van deze school. Hij ging in 1928, toen de school werd opgeheven, met pensioen. Op 3 juli 1950 is hij te Leeuwarden overleden, oud 84 jaar. Hij was sedert 2 maart 1944 weduwnaar van Sibbeltje Alberda.

Bijzonder onderwijs.

Op 1 maart 1892 werd te Oudega een school voor christelijk nationaal onderwijs gesticht. Als hoofd werd toen C. Janse, aangesteld. Hij was geboren in april 1862 en is gestorven op 12 mei 1908.

In 1908 kwam J. van Tuijl, als zijn opvolger.

In 1915 werd W.P. Cnossen, hoofd van deze school, die later naar Woerden vertrok. In 1922 werd een nieuwe school gebouwd. Cnossen werd opgevolgd door D. Veltman, die in 1942 nog aan het hoofd van deze school stond.

Bron: www.fryske-akademy.nl

● De naam De Wâlde duidt er op dat hier vroeger veel bossen zijn geweest getuige ook de naam Kolderwolde en de naam Noordwolde in de vroegere gemeentenaam. De dorpsnaam Nijega is verdwenen zoals men weet en opgeslokt door Elahuizen.

Hier volgt het rijm van de hand van Jan fan ’e Gaestmar.

De Walde.

Lyk foor de Greate Gaestmar oer
Steane oan de Heechmer mar’
Of oan ’e Fljussing sa’t men wol,
Hwat huzen byïnoar

’t Is Elahuzen mar men neamt
It sa net faek tooi ’k ha
Hwant dy’t der hinne wol dy seit
’k Moat nei de Wâlde ta,

It heart by Alde-en en Nijegea
En Kolderwolde ek
By de Igewâlden meiïnoar
Is t frijwol ten bistek
Dizze Igewâlden - nei ’t men wol -

En sa’t deskiednis seit
Hie Igo Galama syn stins
En syn gerjochtichheit
Hjir yn dit aldtiids boskich lân
Dizze Igewâlden dan

Dat binn’ nou wâlden sûnder beamt;
Dêr sjocht men neat mear fan
De Fijussing nou de greatste mar
Yn ’t hiele Fryske lân

Moat jearen ek in wâld west ha
Mar troch in greate brân
Kryg hjir it wetter hâld en wâld
't bosk is ijn fjûr torannd

En de Igewâlden binne doe
Faeks ek wol mei forbaend
De stins hat stien to Aldegea
Noch ieuwen nei ’t it fjûr

Hjir sa geweldich teistre hat
Mar letter hat tiids kloer
Ek oantaest dizze sterke went
Men wit sels ’t plak net mear

Sa nimt de tiid sa stadich wei
Dy tsjûgen fan alear
Mar nimt dy tiid - hy jowt ûs ek
Hwant earen doe’t dy sttns

Dêr noch bistie, hien hjir by om
De minsken hast gjin lins
Fan fjochtsjen kreauwen en getsier
It slachte Galama

Joech gâns hwat spul ût yn ’e wrâld
Safolle as oare twa
Nou is 't safolle oan ’e oare kant
’t Is fredich hjir en nolk

De wâldlju geane yn ’t algemien
foar ’n guodlik slach fan folk
Hja ha hwat sûnders ek oan har
Aldwrâdsk yn sprake en klean

In pet op mei in nuver skaed
Sa glêd sa breed, sa skean
Grauwollen sokken, platte skuon
In piip mei giele kop

En slopke-mounstik sjoch dêr hat
Men ’t Wâldmantsje op-en-top
Mar trou en earlik en oprjocht
Binn’ se ek fan ’t echte laech -

Ei - leau my, Igewâldster lju
In wâldman wie ik graech!

Wikipedia.

● GALAMA (OLD-), voorm. state, prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, digt bij het d. Oudega, waartoe zij behoorde.

Zij werd in der tijd bewoond door Igo Galama, naar wien de dorpen Oudega, Nyega, Elahuizen en Kolderwolde, de Iglawouden genoemd worden. Ter plaatse, waar de state Old-Galama gestaan heeft, ziet men thans eene boerenhofstede.

Een der voormelde staten moet het stambuis van het Friesche geslacht der Galama's geweest zijn. Deze waren voorheen in groot aanzien. In of omstreeks het jaar 1100 bloeide dit geslacht zoo zeer, dat ze niet slechts gewone Edelen, maar zelfs de Graven van Holland durfden tegenstaan.

Hun gebied grensde ook aan dat van Holland: want Gale Iges Galama geraakte daardoor in onmin met Graaf Floris de Vette. Omtrent dezen tijd had men tusschen Stavoren, Enkhuizen en Texel nog zeer vruchtbare beemden en lustige bosschaadjen, die in later tijd, door sterke inwateringen, in den zeeboezem veranderd zijn, welke hedendaags de Zuiderzee genaamd wordt.

Het bosch Kreil wordt gezegd een der voornaamste van dien verdronken oord te zijn geweest, en toebehoord te hebben aan het adellijk geslacht van Galama, waarvan meergemelde Gale Iges Galama, toen ter tijd het voornaamste hoofd was. Galama, dit bosch als het zijne aanmerkende, vermaakte zich daar menigmaal met de jagt; doch dit mishaagde den Hollandschen Graaf, misschien wanende, dat deze landstreek tot West-Friesland, en alzoo tot zijn regtsgebied behoorde. De Graaf maakte althans geene zwarigheid, om op zekeren tijd den dienaren van Galama, daar jagende, drie jagthonden met al wat ze gevangen hadden, af te nemen.

Dan Galama had dit naauwelijks vernomen, of hij zwoer die daad aan 's Graven goed en bloed te zullen wreken, al ware 't ook ten koste van zijn eigen leven. De Graaf ging niet te min voort men jagen in het gemelde bosch, en alzoo geviel het kort daarna, dat zij elkander ontmoetten. Galama verzuimde bij deze gelegenheid niet, den Graaf met bitse woorden om vergoeding van schade aan te spreken, dreigende, zoo hem die geweigerd werd, zich zelven regt te zullen doen door de wapenen, welke God en de natuur hem geschonken hadden.

Graaf Floris niet weinig gebelgd over zulk eene bedreiging, gaf Galama te verstaan, dat hij meer eerbied en vooral geene bedreigingen van hem verwacht had; doch deze daardoor niet in het minste vervaard, duwde hem toe: "Zoo waarlijk ik een edele Vrije Fries (Ela Fria Friesena) geboren ben, zal ik het mijne tegen uwe overweldiging beschermen, of het zal mij aan magt, maar niet aan wil, ontbreken," en met één zijn zwaard ter schede uittrekkende, bragt hij daarmede den Graaf eene wond in den regterarm toe.

's Graven edellieden trokken, dit ziende, mede hunne zwaarden, en beschermden hunnen heer; doch zoo, dat twee van hen, die zoo forsch eene daad van den Fries niet verwacht hadden, er het leven bij inschoten; terwijl Galama zelf mede van het leven beroofd werd. Dit zoude in het jaar 1112, of eenige jaren later gebeurd zijn. - Onder de latere leden van dit geslacht hetwelk, in het jaar 1737, in de mannelijke oir, met den persoon van Sixtus Antonius van Galama, is uitgestorven, telt men drie onderteekenaars van het verbond der edelen als Hartman Galama, die den eersten Junij 1568 te Brussel onthalsd werd; zijnen broeder Seerp Galama, en Tako Galama.

  • Het dorp Elahuizen had met de nabijgelegen wouddorpen Nyega, Oudega en Kolderwolde, bij den watervloed van Februarij 1825, veel te lijden, ten gevolge van eene doorbraak in den Zuid-Vensterdijk, in Gaasterland.

Spoedig steeg het water van 9 tot 19 palmen op het land en in de zwakke woningen, terwijl deze, aan de sterke persing geen weerstand kunnende bieden, de eene na de andere bezweken. vele der bewoners echter hadden nog gelegenheid om have en vee in veiligheid te brengen en in het hoog gelegene Gaasterland zich te bergen, alwaar ieder menschlievend werd ontvangen.

Voor anderen, ten getale van negen-en-tachtig zielen, grootendeels van hunne sobere bezittingen beroofd en der behoefte ten prooi, was de kerk en pastorij te Oudega een oord van toevlugt, alwaar zij in deze dagen van rampspoed uit den algemeenen onderstand van het hoogst noodige werden voorzien. het lot dezer menschen was in den aanvang alle denkbeeld akelig en ellendig.

Ofschoon velen in deze oorden tot de geringste volksklasse behoorden, was hun ongeluk niet minder treffend: want in deze vier wouddorpen was een vijftigtal huisgezinnen geheel noodruftig, waarvan aan eenige, in de kerk te zamen geschoold, niets dan enkele uit den vloed opgevischte en daarna gedroogde haringen, tot voedsel overbleef.

Bron Van der Aa

Watermolen 'De Vooruitgang' in Kolderwolde. In 1872 werd de veenpolder een waterschap. Er werden vier watermolens gebouwd om de polder droog te houden. 'De Vooruitgang' in Kolderwolde, 'De Hoop' en 'De Herstelling' in Oudega en en 'De Voltooiing' in Nijega. In 1918 na de stichting van een nieuw waterschap in 1915, werden de molens vervangen door gemalen, die in 1915 geëlektrificeerd werden.

Zie ook: collecties.allemolens.nl

Het K.B. van 11 december 1834 reageert op een verzoek van J. Meinesz c.s., ingelanden van "den naast den Grooten Woudpolder liggenden Kolderwoudsche veenpolder", ook wel Zomerpolder van Kolderwolde genoemd, om beide "in een te smelten en niet twee of meerdere polders maar slechts een algemene polder te vormen". Het reglement voor de voortzetting van de vervening en de bepoldering en droogmaking van de Groote Woudpolder en die van Kolderwolde benevens van de buitenlanden langs het Fluessenmeer werd door Willem I goedgekeurd. De naam werd Groote Noordwolderveenpolder.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.