Inleiding

De Mastmaakster

Hoe Wed. de Vries aken en tjalken optuigde

 

Weduwe Rinsje de Vries uit Lemmer bestelde op 30 mei 1902 veertig Zweedse juffers bij houthandel Hubert Jans & Co. te Harlingen. Per beurtschip zeilden de uit Hernösand afkomstige boomstammen van Harlingen naar haar mastmakerij in Lemmer. Daar maakten haar knechten van deze stammen masten en ander rondhout. Een juffer is een stam met een lengte van tussen de 4 meter 20 en 11 meter 30. Hij is dikker dan een spar, maar dunner dan een spier en heeft de juiste maat om een kluiverboom te worden.

De knechten zaagden, hakten, schaafden en schuurden de juffers tot ze geschikt waren om in een schip van een klant te worden geplaatst. Hun bazin verkocht de masten en bomen aan scheepswerven en schippers. Een van deze juffers was waarschijnlijk voor schipper Bolhuis bestemd, wiens nieuwe tjalk in die tijd in Groningen op stapel lag. Aan Bolhuis had ze eerder in de lente ook een stag, schalmen en sluitingen verkocht*

* Archief Wed. S.J. de Vries, rekeningen 1902, Jans, nota 30 mei. Stag= lijn die de mast steunt, schalm=schakel in een ketting; sluiting=dichte beugel van ijzer die het want met rondhout of zeil verbindt, Van Kampen (1924), alfabetisch register.


Inleiding De vondst van een archief.

Het bedrijf van weduwe Rinsje de Vries en haar zoon Jan Siebold is in 1902 een blok- en mastmakerij, smederij en magazijn van scheepsbenodigdheden, zoals het stempel vermeldt. De firma heet Wed. S.J. de Vries & Zonen en is gevestigd in het stadje Lemmer, Zuiderzeehaven en zuidelijke toegangspoort tot Friesland. Er zijn filialen in Harlingen, Stavoren, Heeg, Hoogeveen en Amsterdam. Vanaf omstreeks 1905 neemt Rinsjes zoon Jan Siebold het bedrijf over. In 1925 overlijdt de weduwe en in 1927 wordt de zaak verkocht. Jan Siebold verhuist dan met zijn gezin naar Amsterdam waar hij een nieuw bedrijf opzet.

In 2005 is de firma de Vries geconcentreerd in een schitterend grachtenpand op de kop van het Singel, schuin tegenover het Centraal Station. Daar heeft de scheepswinkel zich gaandeweg gespecialiseerd in touw, staaldraad en vlaggenmasten. De huidige eigenaar en bedrijfsleider is Carol de Vries, een achterkleinzoon van de weduwe. De winkel staat bekend om zijn brede assortiment en Carol om zijn vaardigheid in het splitsen van touw en staaldraad*

De lokale tv-zender AT5 maakte eind november 2001 een interessante reportage met Carol de Vries in de serie Kort Amsterdams over zijn huidige plannen. Hij maakte daarin zijn voornemen bekend om de zaak te sluiten. Hij is echter niet helemaal gestopt. Hij verkoopt nog telefonisch.

Carol informeerde mij over de geschiedenis van het familiebedrijf en gaf me met ruime hand inzage in het huisarchief. Ik bood aan het rijke materiaal te ordenen in ruil voor het recht om ernaar te mogen kijken* Het geluk was met me: ik trof een ondernemer met historische belangstelling.

* Ik noem dit archief verder Archief De Vries. Een beknopte inventaris ervan staat in
het laatste hoofdstuk.

Het privé-archief bestaat uit een stapel inkoopfacturen uit de periode 1874 tot en met 1909, waarvan de meeste uit de jaren 1899-1906, kasboekschriftjes, een crediteurenboek (1923-1928). Dan zijn er uit de jaren twintig van de vorige eeuw nog een debiteurenboek op folioformaat, loonboekjes en inventarisboeken, een meerjarig kasboek, openstaande posten-lijsten, correspondentie en prijslijsten. Op enkele facturen na is alles handgeschreven. Ook uit latere, de 'Amsterdamse' jaren, zijn er enkele stukken, waaronder scheepsbouwtekeningen.

De statistisch bewerkte boekhoudkundige gegevens bieden informatie over de tijd dat Rinsje de Vries aan het hoofd stond en over de periode daarna, toen haar zoon de zaak leidde. In dit eerste deel, De Mastmaakster, staat de periode van Rinsje centraal., Veranderingen in de inkoop en de productie van de mastmakerij en accentveranderingen in de bedrijfsvoering zullen zichtbaar gemaakt worden. Het tweede deel, De duizend Debiteuren van Wed. de Vries, zal over de klanten gaan. Toneel van handeling is dan de periode dat haar zoon aan het roer stond.

De boekhouding en correspondentie, aangevuld met gesprekken die ik had met Carol (die ook menige technische fout uit mijn teksten haalde), vormen de basis van dit boek. Verder putte ik rijkelijk uit het onschatbare werk van Peter Dorleijn, Van Gaand en Staand Want over de Zuiderzeevisserij, waarvan deel 5 Lemmer en Vollenhove behandelt. Het artikel van Truus van der Horst, Mast- en blokmakerij wed. S.J. de Vries sinds 1805 in Spiegel der Zeilvaart mag hier ook niet onvermeld blijven. Ze beschreef met name het maken van blokken en enkele sociale aspecten van het bedrijf. Zie voor een beschrijving van deze titels en materiaal uit provinciale en plaatselijke archieven het hoofdstuk Bronnen en literatuur. 

Een vrouw alleen

Toen weduwe Rinsje de Vries-Ages in 1889 de zaak overnam, stond ze er praktisch alleen voor. Haar zoons waren elf en dertien. Het was niet ongebruikelijk dat een vrouw de leiding over een bedrijf had, maar dat was meestal voor korte tijd. Vaak nam de zoon of de oudste knecht al snel de bedrijfsleiding over. Bovendien overleefde een weduwe haar man meestal niet lang genoeg om invloed op het succes van de onderneming uit te kunnen oefenen. De bekende weduwe Van Nelle bijvoorbeeld, in koffie en tabak, overleed al twee jaar na haar echtgenoot*

* Schrover (1997), 55. Voor weduwe van Nelle geldt hetzelfde als voor weduwe de Vries; het bedrijf werd onder haar naam voortgezet en bestaat nog steeds.

De geest van de tijd stond niet echt open voor werkende weduwen. In de negentiende eeuw had zich onder brede lagen van de bevolking het idee verbreid dat een weduwe dat niet hoorde te doen. Niettemin bood het erfrecht, hoe onvolledig ook, haar de kans een zaak te beheren*

* De Regt (1997), 22. Pas in 1921 kwam een wijziging van het erfrecht tot stand waardoor
echtgenoten ( en -s) recht kregen op een aandeel in de erfenis, het zgn. ‘kindsdeel’.

Zodra ze trouwde, werd de vrouw handelingsonbekwaam, en op het moment dat ze weduwe werd, was ze opnieuw handelingsbekwaam. Was ze zoals Rinsje in gemeenschap van goederen getrouwd, dan ontving ze in ieder geval de helft van het gemeenschappelijk bezit. Ze kon hier vrijelijk over beschikken en er een zelfstandige positie mee innemen*

* De Regt (1997), 21. Siebold Jans huwde Rinsje zonder huwelijkse voorwaarden, RAF-Notarieel archief, inv. 97062, Lemmer kmr 97, Schaafsma, akte 182.

Op die basis kon een weduwe in de meestal korte tijd voordat een zoon de zaak overnam, het bedrijf leiden. Maar weduwe de Vries is een interessante uitzondering. Ze had geen korte tijd, maar zeventien jaren lang de leiding en bleef ook toen zoon Jan Siebold rond 1905 de bedrijfsleider werd, betrokken.

Er is in Nederland nog weinig historisch onderzoek gedaan naar het werkende leven van weduwen, bijvoorbeeld naar de vraag welke rol zij in de economie speelden, naast hun huishoudelijke rol. Het archief van de familie de Vries biedt ook in dit opzicht interessante aanknopingspunten, temeer daar ‘de geschiedschrijving over handelende vrouwen bemoeilijkt wordt door het vrijwel ontbreken van bedrijfsarchieven.’

Dankzij het archief van de firma Wed. S.J. de Vries, alsmede het diepgaande familieboek Een geslacht de Vries, kunnen we ons van de rol die Rinsje de Vries speelde in het reilen en zeilen van de firma een beeld vormen. Tot op zekere hoogte is er bovendien een vergelijking te maken tussen haar rol en die van haar zoon: er zijn enige aanwijzingen voor verschillen in beider manieren van zaken doen.

In dit boek komen de genoemde vraagpunten bij de beschrijving van de verschillende onderdelen van het familiebedrijf aan de orde. Achtereenvolgens passeren de volgende onderwerpen de revue: de familie, de bedrijfsonderdelen met de filialen, het personeel, de producten van de mast- en blokmakerij en de andere verkoopartikelen.

Na een beschrijving van het laatste levensjaar en het overlijden van de weduwe worden aan de hand van de vraagpunten enige conclusies getrokken. Dan wordt ook op een rijtje gezet wat er over de persoon van Rinsje ontdekt is.

De soms pittige correspondentie en de persoonlijke aantekeningen op de inkoopfacturen stelden mij in staat een kleine bijdrage te leveren aan de tekening van het leven in Lemmer in het begin van de 20e eeuw. Ik heb niet nagelaten de autobiografie van een van de grootste zonen van Friesland te benutten. De jaren die Fedde Schurer in Lemmer doorbracht, deelde hij met Rinsje en Jan Siebold de Vries*

Schurer (1969). Carol de Vries schonk me het Friese origineel, maar ik citeer in dit boek meestal de Nederlandse vertaling, De beslagen spiegel. Fedde Schurer was verre familie van De Vries, getrouwd met een nicht van de moeder van Carol, en eenmaal klant van de mastmakerij: in 1927.

Rinsje na haar terugtreding, met kenmerkende witte kap

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.