Bakhuizen

BAKHUIZEN, b., prov. Friesland, kw. zevenwouden, griet. Gaasterland, arr. en 4 1/2 u. Z. ten W. van Sneek, kant. en 3 1/2 u. W. van de Lemmer.

Men telt er nagenoeg 50 h. De hier wonende Herv., behooren tot de gem. Hemelum-Mirns-en-Bakhuizen. De R. K. hebben hier eene kerk en statie, welke tot het aartspr. van Friesland behoort, en ruim 500 zielen telt. Vóór de Kerkhervorming plagt de pastorij van Bakhuizen bekleed te worden door eenen Monnik van de St. Benedictus orde, die ook eenen Vicaris had; destijds bragt de pastorij honderd goudguldens en het Vicarisschap zestig goudguldens op, waartoe ook eenige naburige plaatsen behooren. Zij telt 520 zielen.

Met het aan zee gelegen Mirns, maakte deze buurt vroeger te zamen één stemmen dorp uit, ofschoon beide thans geene Herv. kerk bezitten. Nevens Bakhuizen begint de hoogste zandrug van Gaasterland dáár het Bakhuisterhoog, de Hoogebergen enz., genoemd. Tot Bakhuizen behoort ook de schoone uitgestrekte heerlijkheid of liever het buitengoed Rijs, welke met fraaije beplantingen en bosschen omringd is. Zie op het woord Rijs.

Bron: vanderaa.tresoar.nl

MIRNS, BAKHUIZEN en RIJS

Mirns en Bakhuizen werden in de rechterlijke organisatie als één dorp beschouwd; kerkelijk waren het oorspronkelijk aparte parochies. Ondanks de schaarse historische bronnen kunnen hier een stins van de Galama's, een uithof van hun tegenspeler de abt van Staveren en Hemelum, en verschillende stinswieren worden aangewezen.

Galama.

De Galama's van Koudum waren in de 15de eeuw de belangrijkste Vetkoperse hoofdelingen-familie in de Zuidwesthoek. Hun stamhuis lag te Koudum, maar ook op vele andere plaatsen - zoals Oudega-Noordwolde, Warns en Bakhuizen - in de omgeving verwierven ze grondbezit, waarop ze militaire steunpunten inrichtten.

In 1486 was één van de uitvalsbases van Yge Gaelez Galama een huys ofte stins toe Backhuysen. Hij bestookte vandaaruit de abt van Staveren en Hemelum, wiens stins De Spycker bij het klooster Hemelum hij even eerder had verwoest. De abt bezat uithoven dichtbij Bakhuizen: te Rijs onder Mirns en Hospitaal onder Harich. Het andere doelwit van Yge was Minne Hillez te Harich. Pieter Harinxma uit Sneek en Epe Hettinga uit de Hommerts belegerden daarna met vechters uit Sneek en Wymbritseradeel deze stins in Bakhuizen. Op het geluid van zijn stem wisten ze een bewaker op het huis dood te schieten, maar bij gebrek aan groot geschut lukte het niet het huis te veroveren. Yges soldaten schoten heftig vanaf het huis. Een van de Schieringers werd daardoor gedood.

Door een ongeluk verbrandde een van hun aanvoerders, Tete Epez Hettinga, doordat een naburig huis waar hij zich ophield door eigen vuur in brand vloog. De stins werd het jaar daarop (1487) beheerd door Yges broer Douwe Gaelez Galama. Blijkbaar maakten ook anderen aanspraak erop, want bij een verzoeningspoging werd bepaald dat Douwe dat stins to Backhusen weer zou moeten overgeven aan degenen die er de eigendom van hadden. Aannemelijk is dat de Galama-stins te Bakhuizen met de sate Galama op de kaart van 1718 mag worden geïdentificeerd. Dat het een van de belangrijke huizen in deze omgeving was, blijkt uit de opvaart die er vanuit de Schwartzenbergs Sloot of Rijstervaart heen voerde. In de loop van de 17de eeuw werd Galama opgenomen in het door singels omgeven land rond het huis Rijs.

Rijs

In Rijs bezat de abt van Staveren en Hemelum een uithof, "van een zeer kostbare bouw". Deze uithof werd in 1364 voor het eerst genoemd. Waarschijnlijk stond op de uithof, zoals bij veel andere kloosters en uithoven tevens een stins. De uithof wordt tenminste vermeld in een vetecontext: in 1486 werd hij door Yge Galama, die zijn intrek op de naburige Galamastins in Bakhuizen had genomen,3870 verwoest. In de 17de eeuw ontstond te Rijs een groot landgoed, eerst van De Wildt, later door vererving van de families Rengers en Van Swinderen. Daarin werden oudere structuren - de Galamastins, de wieren op de Hooge Bergen en bij de Leye, verschillende boerderijen, heide, en mogelijk de uithof van Rijs - door brede singels opgenomen.

De wier op de Hooge Bergen

Bij de boerderij ten oosten van de laan over de Hooge Bergen wordt op de kaarten van 1718 en 1739 een stinswier aangegeven. Vanaf deze stins op een der hoogste punten van Gaasterland moet men een goed uitzicht over de wijde omgeving hebben gehad. De wier zelf lag op lemig fijn zand (humuspodzol, cHn23), ertegenover lag op de helling naar de Brelen een complex hoge zwarte enkeerdgronden. Op latere kaarten ontbreekt de wier Op het terrein heeft geen archeologische verkenning plaatsgevonden. Wel is het interessant dat een oude luchtfoto de boerderij toont met daaromheen een gracht als een verkleuring in het landschap.

De wier bij de Leye in de Rijsterpolder

De kaarten van Schotanus (1718) van Hemelumer Oldeferd en Gaasterland lijken van de Leye in de Rijsterpolder twee fasen in de landschapsontwikkeling aan te geven. In 1718 wordt deze omgeving, hoewel landschappelijk meer bij de grietenij Gaasterland aansluitend, als deel van Hemelumer Oldeferd gezien.

Op de kaart van Hemelumer Oldeferd wordt op de Leye een boerderij aangegeven, geflankeerd door twee verlaten huisplaatsen (stemmende stellen). Ten zuiden van de westelijke "stelle" is, dicht bij de Leise Laan, de oostelijke oprijlaan van het huis Rijs, een wier aangegeven. Op de kaart van Gaasterland in 1718 ontbreken de stellen en de wier. Ter plekke van de wier ligt nu akkerland, ter plekke van de westelijke stelle een bosperceel. De rechthoekige percelering sluit aan bij die van het landgoed Rijs. Mogelijk zijn de boerderij en de beide stemmende stellen te identificeren met de stemmen SC34 (huijsstede), SC35 (plaets) en SC36 (huijsstede), die als enige onder Hemelum in 1698 behoorden aan de heer Hiob de Wildt, de stichter van het landgoed Rijs. Op latere kaarten komen de wier en de stellen niet meer voor. Wel tekent zich in de percelering de plaats van de beide stellen ter weerzijden van de boerderij Rijsterpolder af. In de 19de eeuw behoort dit deel van de Rijsterpolder niet meer tot Hemelumer Oldeferd, maar tot Gaasterland.

De wier bij de Breelensweg.

Direct ten westen van de Hooge Bergen (met een hoogte van +11,9 meter NAP) ligt een complex lage weidegrond, de Brelen geheten; het laagste punt is -0,3 meter. De naam Breel is verwant aan toponiemen als Brol, Bri(e)l, Bruil, Breugel en het keltische en middellatijnse brogilum. Er werden weidegronden dichtbij oude nederzettingen, soms omheind en bij een domein behorend, mee aangeduid. In het floreencohier van 1700 worden in deze omgeving genoemd ackeren bouw op Hogebergen en een stuk graslandt de Brylle genaemt. Langs de Brelen loopt de Breelensweg, die de weg over de Hooge Bergen kruist. Ten noorden van deze kruising geven de kaarten van 1718 en 1739 een stinswier aan, gelegen op de hoge zwarte enkeerdgronden met keileem van de bouwlanden van Bakhuizen. Er ligt geen huis bij. Op latere kaarten ontbreekt de wier.

Hannema te Bakhuizen

In Gaasterland woonde in de 16de eeuw weinig adel meer. Rennert van Solckema wist in zijn Lineageboek van rond 1590 echter nog wel de namen van verschillende hoofdelingen en van de stinzen die zij hadden bezeten, te noemen: behalve Tetema en Minnema-Hillema te Harich ook nog Hylckema te Harich, Deeckema te Oudemirdum en Hannema te Bakhuizen. Ze behoorden allemaal tot zijn voorgeslacht of tot dat van zijn verwanten. Aan het eind van de 15de eeuw zou in Bakhuizen olde Tyerck Hannema hebben gewoond. Hij was met een Lyuts getrouwd en werd in het Lineageboek als nobilis in Backhuisen aangeduid.

Zijn zoon Ids Tiercx Hannema trouwde met Bauck Hylckema van Harich. Een dochter van Ids en Bauck, Renck Idsdr Hannema, trouwde met Meyne Idsz Tetema; zij woonden op Tetema in Harich.3877 Waar in Bakhuizen de Hannema's hebben gewoond, is niet bekend.

De wier bij het kerkhof van Mirns

In Mirns lagen vier stinzen, alle op de hoge zwarte enkeerdgronden langs de zee. Ten westen van het kerkhof van Mirns beelden de atlassen van 1718 en 1739 een wier af. Hij ligt in het land, niet naast een huis. Op de kaarten van het kadaster (1832) en Eekhoff (rond 1850) valt de plaats niet meer te herkennen. Het terrein waar de stinswier gestaan moet hebben is verkend in het seizoen 2002-2003. Het materiaal is nog niet volledig uitgewerkt. Op het betreffende perceel zijn fragmenten van kloostermoppen en stukken tufsteen gevonden. Voorts zijn er scherven Pingsdorf-aardewerk, kogelpotaardewerk en diverse soorten laatmiddeleeuws steengoed gevonden. Ook zijn op dit terrein mogelijk aanwijzingen voor vroeg middeleeuwse bewoning gevonden. Tenslotte zijn er in Mirns diverse laatmiddeleeuwse muntschatten gevonden.

De wier aan de Mirnserdijk.

Aan de Mirnserdijk, tussen het dorp en de Braamberg, tekenen de kaarten van 1718 en 1739 een wier. In de directe omgeving wordt geen huis aangegeven. In 1832 valt de plaats van de wier nog te herkennen aan een klein, veelhoekig perceel. Tussen dit perceel en de weg lag toen een klein huisje. Het wierperceel en dit huisje waren toen eigendom van de hervormde diaconie van Bakhuizen.

Twee wieren bij de Braamberg

Op de westelijke helling van de Braamberg toont de atlas van 1718 twee wieren: een ten noorden en een ten zuiden van de Mirnserdijk. De noordelijke wier (kad. Balk F 297 bij een huis 298) wordt ook op de Vegilinkaart (1739) aangegeven. Op het kadaster van 1832 valt de ligging nog waar te nemen door een uitzonderlijk klein perceeltje. In 1718 lag een huis ten zuidoosten van dit perceeltje, in 1832 een huis ten noordoosten (F 298). De wier ten zuiden van de Mirnserdijk lag niet vlak naast een huis. De wier ontbreekt in 1739 en nadien.

P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners

Bakhuizen, Odulphus, Oude en Nieuwekerk.

Naamlijst predikanten: Hemelum, Mirns en Bakhuizen.

Behoorde bij de klassis Bolsward en Workum tot 1603 en in 1763 weder onder klassis Bolsward en Workum.

  • Herinannus Puppius, geboren nabij of te Spiers, studeerde te Leiden, was hier al in 1598, daar de Synode in dat jaar besloot dat hij om zekere moverende reden in zijnen dienst zou continueeren. In 1601 was hij hier nog en besloot de Synode dat men ZEw. tot het rectoraat of eene andere beroeping promoveren, of dat hij den dienst in een ander landschap bekleeden zou, hetwelk echter van geen gevolg is geweest, want, volgens de verklaring der volmagten van deze gemeente in de klassis-vergadering afgelegd, overleed hij den 8 Februarij 1602. Hij schreef: '1603. Gerbrandus Sibrandi, beroepen van Oudega, Idsega en de drie overige plaatsen, is geapprobeerd en gedimitteerd den 28 Februarij'.
  • 1604. Gabriël de Haasse, geboren te Gouda, is eerst monnik geweest, en van hier verroepen naar Holland in 1620.
  • 1620. Johannes Pibonis Nauta, is geboren te Leeuwarden. Student zijnde, werd hij den 10 Mei 1613 schoolmeester te Engelum, doch schijnt zich binnen het jaar weder naar de hoogeschool of ergens elders begeven te hebben om zijne studie te voltooien. Kandidaat geworden, is hij hier beroepen, werd door de klassis afgezet den 23 Mei 1626, en verzocht in 1628 en '29 vruchteloos om weder tot den dienst te worden toegelaten.
  • 1627. Jacobus Vermeulen, geboren te Antwerpen, kandidaat en schooldienaar te Workum , is bevestigd den 29 April, verroepen naar Slooten in 1640, en gedimitteerd en geapprobeerd den 17 November.
  • 1640. Christophorus Munsterus, geboren te Leeuwarden den 13 Julij 1614, werd den 2 Maart 1639 door de godgeleerde faculteit te Franeker tot kandidaat bevorderd, hier beroepen en geapprobeerd den 14 April 1640, is lid der klassis geworden den 7 Julij , verroepen naar Franeker tot hoogleeraar in de logica en philosophie, gedimitteerd den 3 Julij 1651, en daar overleden den 15 Maart 1660.
  • 1651. Johaanes Merechet, is als kandidaat geapprobeerd den 5 Augustus, en overleden den 18 October 1679.
  • 1680. Richaeus Buitenpost, geboren te Leeuwarden, is als kandidaat geapprobeerd den 24 Februarij, lid der klassis geworden den 20 April, en overleden den 21 Mei 1686.
  • 1687. Gerardus Schoenmaker, geboren in Vlaanderen, kandidaat, geapprobeerd den 15 November, lid der klassis den 28 Februarij 1688, overleed den 10 Juli 1692.
  • 1693. Henricus Braak, geboren te Breinen, als kandidaat beroepen en geapprobeerd den 11 Junij, lid der klassis den 8 Augustus, verroepen naar Steenwijk, gedimitteerd den 3 October 1699, overleed daar in 1706.
  • 1700. Aäron Grevenstein, geboren te Terschelling den 6 Februarij 1673, zoon van Henr., kleinzoon van Jac. te Peperga c. a., als kandidaat bevestigd den 8 Junij, nam, verroepen naar Rinsumageest, afscheid den 9 Augustus 1705.
  • 1705. Christianis Nethenus, zoon van Sam. en broeder van Abraham, beiden te Gulpen, was in 1698 theol. student en praeceptor der kinderen van den predikant te Meeden (Oldamt), is daar aangenomen den 4 Maart 1698, als kandidaat geapprobeerd den 6 October, heeft in 1709 den dienst waargenomen op de vloot, en in 1711 bij de legertroepen te velde, en overleed den 18 April 1743, oud in het 65ste jaar.
  • 1744. Christiamis Elias Mirotitsz, geboren te Laan of Laum in Bohemen, uit joodsche ouders den 17 Januarij 1715, opgevoed te Praag en onderwezen door den Rabbi David Oppenheim, heeft zich eenige jaren te Harlingen opgehouden en is daar lidmaat geworden, studeerde te Franeker, en werd kandidaat den 6 October 1743, is hier beroepen en bevestigd den 14 Junij en deed, door een beroerte in de spraak belemmerd , nog zijn afscheid den 24 Julij 1757.
  • 1757. Michiel Rost, deed, beroepen van Schiermonnikoog, zijn intreerede den 23 October en, verroepen naar Koudum, afscheid den 12 September 1762.
  • 1762. Petrus Kutsch, broerszoon van Gar., broer van Otto Karel, deed, beroepen van Wijckel, zijn intreerede in November, en overleed den 4 Junij 1813.
  • 1815. Hendrik Goudschaal, geboren te Leeuwarden den 14 Maart 1791, kwam als kandidaat en deed, verroepen naar Holwerd, afscheid den 20 Maart 1825.
  • 1825. Aaske Lam, geboren te Leeuwarden, deed, als kandidaat bevestigd, zijn intreerede den 16 October; verroepen naar Marssum, gedimitteerd den 22 December 1826, deed hij wegens ongesteldheid geen afscheid.
  • 1827. Hendrik Gerrit Cannegieter, geboren te Parrega den 15 September 1804, zoon van Herm., broerszoon van Hendr. Dom. en Joh., neef van Ritske Hoornsma, te Jelsum, Dominicus, te Hiaure en Hendr. Gerrit, te Zeerijp, deed , als kandidaat bevestigd, zijn intreerede den 11 November.

Er ontbreken: H. A. Kremer, 1850—56. M. van Heijningen Nanninga, 1857 — 69. Jan Huizinga, 1869—82. E. van Kleffens, 1883-85. S. H. A. Begemann, 1886—.

Bron: Tresoar.nl/wumkes/pdf

Openbare Lagere school, Bakhuizen.

Onderwijs en schoolmeesters te Mirns-Bakhuizen.

Het onderwijs in deze plaatsen was oorspronkelijk gecombineerd met Hemelum; tenzij anders vermeld waren genoemde schoolmeesters in zowel Mirns als Bakhuizen aangesteld.

  • Op 25 jan. 1598 was meyster Pijtter, schoolmeester te Mirns.
  • In okt. 1618 waren Jan Geerts, schooldienaar te Mirns, en Trijn Geerts echtelieden.
  • In jan. 1791 was Jacob Jelles, dorprechter te Bakhuizen; het is de vraag of hij ook
    schoolmeester was.

De Gaasterlandse schoolmeesters te Balk, Wijckel, Oudemirdum, Mirns-Bakhuizen en Harich werden in 1796 afgezet, omdat zij weigerden de "Verklaring volgens publikatie der Representanten van het Volk van Friesland" d.d. 11 maart 1796 van alle ambtenaren geëist, te ondertekenen.

Aangifte voor een nieuwe schoolmeester] kon vóór 12 mei plaatsvinden; het traktement te Mirns-Bakhuizen bedroeg 164 c.g.. met vrije woning en verdere emolumenten.

  • In 1802 stond Frans Annes Jongstra, hier al verscheidene jaren, maar het is de vraag of dat ook al sedert 1796 het geval was. Het traktement was in 1804 ƒ 174. Hij deed in 1809 afstand van zijn post. Hij werd toen klerk bij de grietenij-secretaris G. Keuchenius, te Koudum.
  • In 1810 werd Lijckle Jans Smidt, benoemd; het traktement was toen ƒ 370. Hij was omstreeks 1775 geboren. Hij behaalde de 2e rang. In april 1815 is hij naar Arum vertrokken.
  • Na het vertrek van Smidt, bleef de school vele jaren vacant. Eerst in 1830 is er een nieuwe school gebouwd en weer een onderwijzer aangesteld. Toen werd namelijk Joost Sints Stoker, tijdelijk benoemd. Op 20 april 1836 kreeg hij een vaste aanstelling. Hij was in 1831 gehuwd met S.S. Ferff. In dec. 1866 stond hij nog in Mirns-Bakhuizen.
  • Hij is waarschijnlijk in 1871 opgevolgd door Hessel Raadersma. Deze vertrok in 1873 naar Gersloot.
  • Zijn opvolger in dat jaar was G.R. van der Veer. Deze bleef in Mirns-Bakhuizen tot zijn pensioen in 1895. Toen werd de eerder genoemde K. van der Meer, van Harich benoemd. Hij bleef hier in functie tot 1915. Zijn opvolger was H. Tromp, die in Mirns-Bakhuizen, bleef tot 1922, toen de school blijkbaar opgeheven werd.

Bijzonder onderwijs.

Te Mirns-Bakhuizen is in 1902 een hervormde christelijke school (CVO) gesticht; oorspronkelijk met twee lokalen en 60 leerlingen, maar in 1910 met een derde lokaal uitgebreid. Deze school behoorde blijkbaar onder Hemelumer Oldeferd en Noordwolde.

Op 2 dec. 1902 werd J.B. Schurink, op deze school aangesteld. Op 1 aug. 1934 ging hij met pensioen. Zijn opvolger was Hendrik Twerda, van Itens. Hij was de auteur van o.a. Aldfaers erf en Fan Fryslâns forline.

Sedert april 1922 had Mirns-Bakhuizen ook een RK-school. Als hoofd werd M.H. Dinnissen
aangesteld. Op 1 april 1932 vertrok hij naar Lent (bij Nijmegen). Zijn opvolger was S. Copray, die voordien onderwijzer te Rijswijk was geweest. Hij wordt later opgevolgd door J. Wijngaards. Deze werd in 1951 hoofd van een RK-school te Enkhuizen. Zijn opvolger was S. Dôlle uit Ulft.

Bron: www.fryske-akademy.nl

22 maart 1940: Vier geslachten te Bakhuizen. Links: Rinkje Nota-Nagelhout, 90 jaar; rechts: Hinke van der Werf-Nota, 50 jaar; staande: Rinkje Jellesma-van der Werf, 25 jaar, en de jongste is Rinkje Jellesma, 6 maanden.

1939-Bloembollenvelden, met kwekers bij Bakhuizen.

1926: Twee broers en een zuster van 90 jaar en ouder. Van links naar rechts: Dirk de Vries te Bakhuizen, 96 jaar; Gooikje de Vries, wed. van Tj.P. de Vries uit Joure, 90 jaar; Joh. de Vries, te Bahuizen, 93 jaar. De beide broers zijn ongehuwd en wonen samen.

Deze foto is genomen vanaf het hoogste en wellicht ook het mooiste punt van Gaasterland, bij de boerderij De Hoge Bergen aan de Hoogebergsterweg tussen Rijs en Mirns. Van de Hoogebergsterweg heeft men enerzijds het gezicht op Mirns met daarachter het IJsselmeer — de foto is in deze richting genomen —en anderzijds op de weilanden in de richting Rijs en verderop Oudega. Oostelijk van de Hoogebergsterweg, ligt het mooie Rijsterbos en naar het westen ziet men de dorpen Bakhuizen en Hemelum liggen in het fraai golvende land.

Foto van Gerben D. Wijnja.

Bakhuizen, de Dorpstraatweg.

Foto van Herman Melchers

R.K. Vakantiekolonie 'Mooi Gaasterland', Bakhuizen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.