De Blokken

Een van de mastmakers van weduwe de Vries is ook maker van blokken, de draaiende geleiders van het lopend want, in de volksmond katrollen geheten. Van ongeveer 1913 tot 1920 vervult Teake Bijlsma die functie. Wanneer in 1981 het kledingmagazijn Schirm in Lemmer na verbouwing heropend zal worden, komt er een door Teake gemaakt takelblok te voorschijn, afkomstig uit de werkplaats van Wed. de Vries. Het bevindt zich onder de aangeboden cadeaus en is een nog volkomen gaaf stukje vakwerk. Na Teake Bijlsma voert Gurbe van Brug het vakwerk uit. Hij houdt het als blokmaker vijftig jaar vol*

Wanneer de firma Wed. S.J. de Vries & Zonen van Lemmer naar Amsterdam verhuist, blijft Gurbe van Brug in Lemmer werken voor de fa. Van der Neut.

Een jubileum dat maar zelden voorkomt! Dankzij Gurbe zal de kennis over het ambacht voor het nageslacht bewaard blijven*

Zuiderzeemus. Enkhuizen, Vroom, Vraaggesprek met de heer van Brug. De band van de opname van dit gesprek uit 1969 kon beluisterd worden omdat het museum over een bandrecorder uit dezelfde tijd beschikt! Wanneer de firma Wed. S.J. de Vries & Zonen van Lemmer naar Amsterdam verhuist, blijft Gurbe van Brug in Lemmer werken voor de fa. Van der Neut.

Het maken van een blok gaat als volgt. Van een essen stammetje zagen twee man met een spanzaag een dikke schijf. De blokmaker klooft deze schijf dwars door het hart tot twee moten. Van een moot hakt de blokmaker de hoeken af die hij met een mes bewerkt tot er een ronde zijkant ontstaat. Met een boor en een guts opent hij de zijkant. Zo maakt hij de massieve moot hol en schept een binnenruimte voor de schijf. Vanaf een platte kant gaat een as, door de smid gemaakt, dwars door het midden van het blok. Om de as draait de schijf in het blok. En op de schijf ligt het touw.

Tussen twee wangen

Het hierboven geschetste procedé is het oorspronkelijke. Vanaf zeker moment vervaardigt de blokmaker de blokken niet meer uit een massieve moot maar uit twee losse zijkanten, de wangen. Ze zijn van gezaagde dunne plakjes opgebouwd en met bruggen zo verbonden dat de schijf er vrij in kan draaien. Een meetlint komt er bij de oude noch de nieuwe werkwijze aan te pas: De blokmakerij, dat ging allemaal op 't oog. Tot zover de uitleg van Van Brug. Een paar keer staat zijn naam als maker van een blok in de boekhouding vermeld, onder andere in 1927: Kruisblok 30 cM schijf 5/8 " 4½ uur v B. ƒ 15. De koper is H. Wortelboer uit Alkmaar, zeilmaker en winkelier in scheepsbenodigdheden*

Archief De Vries, debiteurenboek 1921-1929, folio 466. Zeilmaker en winkelier Wortelboer heeft Friese connecties: hij is gehuwd met Anna Veringa uit Bolsward. Zie www.veringa.org ‘In mijn tijd worden kruisblokken alleen door verhuizers gebruikt, vorig jaar zelfs nog een verkocht met geen pokhouten schijf maar een van aluminium. Wegens de prijs heeft mijn vader 40 jaar geleden het spaakhijswiel uitgevonden die nu door elke aannemer en zelf-verhuizer gebruikt word. Ik verkoop er nu nog bijna 80 stuks per jaar van,’ Carol de Vries, e-mail 5 februari 2005.

Een blok kan meer dan één schijf 'behuizen'. Door een tweeschijfsblok kan de schipper dus twee lijnen (lopers) scheren. Jan Siebold verkoopt in 1927 twee drieschijfsblokken, een van 3½ duim aan de Heerenveense aannemersfirma Dikkerboom en een van 9 duim aan de fa. Gebr. de Vries in Leeuwarden, die waarschijnlijk een winkel in scheepsartikelen drijft. Meer dan drie schijven per blok komt in het archief niet voor* Alleen onder de laadboom op de Polderdijk hangt een vierschijfsblok.

‘De laadboom op de wal heeft een takel waar wel een vierschijfsblok in hangt, (namelijk boven, onder hangt een drieschijfsblok),’ Carol de Vries, email 4 februari 2005.

Onder de laadboom op de wal hangt een takel met boven een vierschijfsblok met buitenbeslag en haak en onder een drieschijfs- met haak en hondsvot waar het vaste part van het touw aan bevestigd wordt*

Ze zullen in 1928 meeverhuizen naar Amsterdam: ‘Aan deze twee blokken hecht ik meer dan aan wat ook van vroeger. Ze liggen bij mij in de kelder en er zou eigenlijk een foto van gemaakt moeten worden’. Carol de Vries, e-mail 4 februari 2000. Foto: Carol de Vries, Amsterdam.

Pokhout van Wed. Gras, werf De Juffer

Rinsje koopt het voor de blokken benodigde essenhout van houthandelaar C. Zwanenburg in Amsterdam, I.J. Tinga in Groningen, Stoomlintzagerij voor teak, eiken, ijpen, esschen, beuken, vuren, greenen en notehout en één keer van een schipper Siebenga van vrachtschip Elisabeth. Erg vaak komt essenhout niet in de rekeningen voor. Het wordt dan ook wel eens contant afgerekend: het kwam van overal. We rooiden 't zelf wel bij de boeren. En 't kwam ook wel uit Frankrijk of Zeeuws Vlaanderen. Fries essen was blanker, dat uit Zeeland altijd bruiner*

Archief Zuiderzeemuseum, Vroom, Vraaggesprek met de heer van Brug. Dorleijn (1996), 5-224. Het blok maken is uitgebreider dan hier beschreven door Neithard Horn in Van der Horst (1982), 21-24.

De houten schijven zijn van tropisch hardhout, namelijk pokhout, een uiterst harde en om zoo te zeggen volkomen onsplijtbare houtsoort van donker groenachtige kleur met een eigenaardigen reuk en op het gevoel zeer vettig. Het pokhout is afkomstig van den West-Indischen guajakboom die voornamelijk op Haiti, St. Thomas en Jamaica voor-komt*

Kloes (1893), 480. Pokhout ‘blijft niet drijven, is zeer moeilijk te bewerken en als er door het afdraaien een stuk afsprong, was het niet meer te gebruiken en moest dat in de kostprijs van de andere schijven verrekend worden. Ook heb ik nu nog diverse schijven liggen met een scheur, die dus niet meer te verkopen zijn,’ Carol de Vries, e-mail 4 februari 2005.

Volgens Gurbe van Brug was Jamaica-pok 't beste. Dat gebruikten we altijd. Alleen voor jachten maakten we wel blokken van palmhout.

Het luxe palmhout komt eenmaal in de inkooprekeningen voor. Willemsz. & Morel, (v/h H. Rijfsnijder), Pakhuis Keulen te Amsterdam, Harde houtsoorten, Bindrotting, ruw en gewasschen Vlechtband, Stroovlecht, Japansch Bamboe, ook gespecialiseerd in Fijne houtsoorten, Hengelriet en Malaccastokken en ook nog in alle soorten van Slijp-, Wet- en Oliesteenen levert het. Maar Rinsje koopt er voornamelijk pokhout: 184 kilo Pokhout ad 0,10: ƒ 18,40, evenals bij Wed. Gt. Gras & Zoon, Werf De Juffer, Handel in harde Hout-waren te Zaandam: 2 stuks pokhout, 41 kilo, ƒ 10,- per 50 kilo: ƒ 8,20.

In Gurbes herinnering komt het meeste pokhout uit Zaandam, maar ook Zwanenburg uit Amsterdam en Tinga uit Groningen leveren het. De laatste voegt aan vijf brokken pokhout (77 kilo voor ƒ 8,47) toe: Mejufvrouw! Bij meerdere bestelling is de prijs ƒ 6,00 per 50 kilo beneden de 200 kilo's, bij eenige partij ƒ 5,50 per 50 kilo, onder nadere aanbeveling, ook kunnen wij u het hout wel in schijven zagen, verzoeke dan de dikte en de breedte op te willen geven.

Een dubbele kattenkop

Op dat laatste voorstel gaat Rinsje zeker niet in. Geen blokmaker werkt met andermans schijven, het zagen wil hij zelf doen, want het is niet zonder risico. Zelfs pokhout kan een zwakke plek hebben. Dat is in 1927 het geval met de schijf van een schulpblok. Hij hoort bij de Giek 5½ M lang 13 cM ø die Andries de Jong, bijnaam Pippie, voor zijn LE 42, Goede Verwachting, koopt. Een schulpblok dient voor het reven van het zeil. Het is een blok waar een steekbout dwars doorheen gaat. Jan Siebold heeft bij de verkoop aan An-dries de Jong voor zichzelf een notitie gemaakt: + nieuwe schijf (was geen best stuk hout). De Jong hoeft die schijf niet te betalen, wel de rest van het blok: ƒ 1,25.

V.l.n.r.: gegalvaniseerd ijzeren blokje, blok met groeven voor touwstrop, touwstrop,eenschijfsblok, tweeschijfsblok, rol voor op het dek, licht metalen blok.

Hakblokken, vioolblokken en blokken met staarten

De blokmaker bedient elk type zeilschip dat de Noord-Nederlandse wateren en de Zuiderzee bevaart. Blokken maakten we voor boeiers, schoenders, grote tjalken,

loggers, aken, botters maar ook voor hele kleine tjottertjes. Ach, ze waren hetzelfde van vorm, alleen andere maten. Halstalieblokken en stagblokken in de mast komen op de schepen van alle klanten voor. Botters hebben een fokkeblok, schapekop, gewone een- en tweeschijfs- en hakkeblokken (schootblokken). Verder natuurlijk een vioolblok, dirkblok met 1 of 2 blokken, al naar gelang ze hijsen moesten. Schoenders hadden blokken van wel 32 cm groot, voor 't zeil ophalen (Van Brug)*

Van Brug noemt schoeners schoenders en hakblokken hakkeblokken, Archief Zuiderzeemuseum, Vroom, Vraaggesprek met de heer van Brug.

Sommige blokken hebben een bijzondere vorm. Een staartblok is een soort stropblok waarvan het omhulsel niet van metaal is, maar van touw dat in de lengte strak om het blok is gesplitst. Om het stropblok aan een rondhout of lijn te bevestigen zit er meestal een lus aan, maar in het geval van een staartblok een los eindje touw, van-daar zijn naam. Marten Raadsveld, bijnaam Lytse, koopt in 1927 een Eénschijfs- staartblok 5½ dm, Bek. Schroef+ Loosend' (ƒ 3,90)' voor zijn ijzeren aak LE 10.

Getypte prijscourant van De Vries' opvolger in Lemmer, de fa. D. van der Neut, die in 1937 nog blokken van essenhout en schootogen van pokkenhout zal leveren. Er zijn in dat jaar weinig wijzigingen. Het jaartal 1937 is op een stukje papier op een vorig jaartal geplakt. In januari 1940 echter schrijft Van der Neut er forse prijsstijgingen bij.

Het hakblok loopt eveneens uit in een staart, maar deze is van ijzer. De schipper kan er de grootschoot op beleggen. Vishandelaar en -roker Joh. de Jager laat in 1922 een hakblok door De Vries herstellen. Is die bestemd voor de schuit van een van de vissers die bij hem in het krijt staan of zeilt de handelaar zelf?

Zeilmaker K. Duinker in de Texelse havenplaats Oudeschild bestelt veel hakblokken. In 1927 bijvoorbeeld: 1 tweeschijfs-hakblok 9 duim met oog, 1 idem 8½ duim en 1 twee-schijfsblok 9 “ met losse haak, alle [met] gebuste schijven en roefjes, samen voor ƒ 18,60*

Archief De Vries, verkoopboek 1927, 89. Behalve zeilmaker en winkelier is Duinker tevens eigenaar van de blazer TX 88, mondelinge mededeling Jaap Bakker, medewerker Maritiem en Jutters-museum, Oudeschild.

Tweeschijfshakblok in de Lemster Oudheidkamer

Een oud vioolblok uit Lemmer, mogelijk door Gurbe vervaardigd.

Drieschijfsblok naast tweeschijfsblok uit Lemmer.

Jan Siebold verkoopt voor zover bekend slechts twee losse vioolblokken in de periode 1921-1927, en wel aan Eize Wind uit Lemmer, de schipper met de mooiste naam. Veel meer gevraagd zijn de dubbele blokken waarin de schijven naast elkaar draaien. Alleen al in 1927 komen er 74 van zulke tweeschijfsblokken uit de handen van de blokmaker, waarvan tenminste één met hondsvot.

Tweeëntwintig blokken voor Gebr. de Boer

Vaak levert de firma Wed. S.J. de Vries in één keer alle blokken aan een werf voor een nieuw schip dat op stapel ligt. In 1927 betreft dat de volgende blokken en werven:

In de spelling en afkortingen van het verkoopboek luidt die laatste levering als volgt:

De dubbele aanhaling is ook hier het gebruikelijke teken voor duim (1 duim = 2,5 cm). Sch. staat voor schijf. De kattenval haalt de hoek van het grootzeil op. Met de reeftalie zet men de schoothoek vast aan de giek na het laten zakken van het zeil. Daarna kan het zeil worden gevouwen en aan de giek gebonden. Een talie of takel is een samenstel van touw en blokken dat de benodigde trekkracht verkleint, zoals de lagere versnelling op een fiets.

De takel van de laadboom op de kade leverde (4x3=) twaalf maal vermindering van de kracht.

Deze order van Gebr. de Boer houdt dus het maken van 22 blokken in voor een schip tegen een gemiddelde prijs van ƒ 4,40 per blok, inclusief ijzerbeslag. Die prijs ligt hoger dan wat in dat jaar gemiddeld voor een blok wordt gevraagd: ƒ 3,99.

Stalen takel in advertentie uit 1955

Een jufferblok, een schulp, een snarsrol en een rammelwiel

Het zogenaamde jufferblok heeft niets te maken met de spar van een zekere dikte die juffer wordt genoemd. De term verwijst naar de vorm zoals vioolblok en kattenkop. Een jufferblok is een buitenbeentje onder de blokken in de zin dat hij schijfloos is. Voor de touwdoorvoer heeft hij drie of meer gaten.

Een jufferblok: daar komt een stijve talie door, de talreep (Huitema). De palingschepen van W.A. Visser in Heeg hadden allemaal jufferblokken voor in de steven, daar ging de voorstag doorheen. Daar stond veel kracht op, daarom waren die jufferblokken van pokhout (Van Brug)

Waarschijnlijk is ook de snarsrol die Jan Siebold in 1927 aan Jan de Blauw verkoopt voor zijn houten aak Weltevreden, een soort blok of schijf. De term komt in nautische lexicons niet voor. Een snars is een verdubbeling van de kop van de voorsteven. Het rammelwiel komt evenmin in de scheepvaartwoordenlijstjes voor en is wellicht een groot soort blok of spil. Douwe van der Meer, die een landbouwbedrijf voert in Eesterga, koopt er een voor ƒ 12,50 en schipper Eize Wind een iets grotere (14-duims) voor ƒ 15,-.

Een beleefde brief uit Bruinisse

Dat de blokmakerij een zeer gespecialiseerd ambacht is, blijkt uit het aantal verschillende blokken dat Teake Bijlsma en Gurbe van Brug uit het essenhout toveren. In 1927 gaat het om veertig blokken met verschillende namen. Neemt men de verschillende onderdelen en accessoires (bek, bus, haak, hondsvot) erbij in beschouwing, dan gaat het om 120 blokken met verschillende vormen. Betrekt men ook de grootte van het blok en het aantal schijven erbij, dan omvat de productie zelfs 227 verschillende producten.

Er zijn aanwijzingen voldoende dat Teake en Gurbe hun vak verstaan en de blokken van de weduwe wijd en zijd een goede naam hebben. Er is bijvoorbeeld zelfs vraag uit het verre Zeeland. Eén bestelling bereikt Lemmer via een brief uit Bruinisse. Het is een heel beleefde brief: Met dezen richt ik mij zelfen tot u met een vraag aangaande een paar nieuwe takel Blokken, waarmede ik de mast moet strijken, en ophalen. Aangezien daar ik een paar blokken heb, twee schijfers, maar daar ik liever drie schijfers zoudt willen hebben, daar de mast wat zwaar is. Zoo is dan de vraag aan u of dat u een paar nieuwe blokken zoudt kunnen maken als ik de schijfen, ik heb er zes en alle patent schijfen, over stuurde. Zoudt u dan eens niet, zoo vriendelijk willen wezen om mij 't eens te willen laten weten, wat of die zooal ten naasten bij zouden moeten kosten. Zoo Blijf ik dan in afwachting op uw antwoord. Uw Vriend, Adriaan, Cornelis, van Gilst, Pz., mosselschipper, te Bruinisse. [En in een hoekje:] Met ijzerbeslag van binnen* 

Niet de Lemsteraak vergaat, maar Van Gils’ volgende schuit, een Zeeuwse hoogaars. Al deze informatie over Van Gils ontleen ik aan een aantekening van J. Wiebrens te Goes, via een e-mail op 22 nov. 2005 van Joop van Loo, waarnemend voorzitter Ver. Stad en Lande van Schouwen-Duiveland, in dank ontvangen.

Bij gebrek aan verkoopgegevens uit deze periode is niet bekend of Rinsje de blokken aan Bruinisse geleverd heeft en tegen welke prijs. Het is een kleine order waar veel werk aan vastzit. Maar na zo'n nette brief zal ze toch niet weigeren? Overigens is het niet ongewoon dat Zeeuwse vissers in zulke noordelijke contreien komen varen. Het mosselzaad dat ze voor hun teelt nodig hebben, halen ze uit de Waddenzee en de noordelijke Zuiderzee. Deze Van Gilst heeft bovendien nog meer banden met Friesland: hij zeilt met een Lemsteraak, de BRU 24. Van Gilst zal ook in noordelijke wateren zijn einde vinden. Op 3 juni 1926 verongelukt de visser op de Zuiderzee nabij De Ven tijdens een opkomende storm. Hij verdrinkt er samen met zijn zoon Jan.

IJzeren blokken

Behalve houten blokken bestaan er ook ijzeren, maar de fa. Wed. S.J. de Vries & Zn. vervaardigt die niet zelf. In juni 1899 bestelt Rinsje een hele reeks ijzeren blokken bij de stoomgrofsmederij H.E. Bodewes in Hoogezand-Foxhol (Groningen). De klant hiervoor is helaas niet bekend. De originele bestelling van Rinsje (Mijn Heer) is hier met parafrasering afgedrukt:

1 kraanlijntje- of jagersvalblokje,
1 stagkluifokleider of knikstagblok,
1 kluifvokval[sblok],
1 dito iets grooter,
1 fokkeval, dito weer iets grooter,
1 katteval[sblok met] haak over, nog 'n nagel, scherp van boven, haak over de nagel.
1 Dirk[sblok] pen 27 cm,
1 Pieke- of nokkeval[sblok],
1 Zeilsval- dito haak aan de nagel,

2 topreepblokken in de mast met oog van boven en daaraan een eind ketting van hoogstens 5 v[oe]t met bovenin: (rest ontbreekt).

Deze ijzeren blokken geleiden verschillende lijnen (val, reep, lijntje) die de zeilen en het rondhout in positie brengen of houden. Daarbij is dirk een ander woord voor kraanlijn, het touw waarmee men het uiteinde van de giek ophijst.

Een schijf, een nagel, een bek, een bout en een bus

De pokhouten schijven zijn bijna altijd van eigen makelij. Alleen ijzeren schijven en zogenaamde patentschijven, beide sinds 1900 sterk in opkomst, koopt Rinsje wel en gros bij de fabriek. In 1899 bijvoorbeeld produceert de machinefabriek Bodewes in Hoogezand in haar opdracht zeventwintig stuks verschillende soorten touwspoorschijven. Ze kosten ƒ 9,58, het mandje van 30 cts. inbegrepen.

Ook blokbussen, beslag met een vaste vorm en maat, worden kant en klaar ingekocht, o.a. bij handelaar Zwanenburg in Amsterdam. Andere losse onderdelen zijn nagels, haken, bekken, bouten en plaatjes. De precieze vorm en functie hiervan laat ik voor wat ze zijn.

De onderdelen worden ook los verkocht, in 1927 bijvoorbeeld zelfs 77 schijven, waarvan drie gegalvaniseerd. Opvallend is wel dat er van deze 77 schijven 42 worden gekocht door vissers, die van 39 andere onderdelen er ook nog eens 28 aanschaffen. Het aandeel van de vissers is bij deze onderdelen dus 55%, resp. 71%. Ter vergelijking: van de complete blokken gaat maar 4,5% naar de vissers. De verklaring van hun grote aandeel in de verkoop van onderdelen is te vinden in hun financiële positie. In een volgend hoofdstuk zal blijken dat veel vissers in deze periode allesbehalve betaalkrachtig zijn. Ze zijn daarom genoodzaakt een oud blok zo vaak mogelijk te herstellen alvorens een nieuw te kopen.

Een ijzeren plaatje is onderdeel van een blok.Het voorkomt inwateren.

Als voorbeeld kan Willem R. Toering (botter LE 62, Soli Deo Gloria) dienen, die wel heel veel blokonderdelen koopt, zoals blijkt uit een overzicht van zijn aankopen van houten artikelen gedurende vier jaar50*

De aankopen zijn ontleend aan Archief De Vries, debiteurenboek 1921-1929, folio’s 105, 245. (bek=uiteinde van een blok of klauw van een gaffel, waterschop= ws. schop met breed blad t.b.v. hozen). Peter Dorleijn interviewde de zoon en kleinzoon van Arend Toering, Dorleijn (1996), 5-173, 334.

De omzet en prijzen van blokken en schijven

Voor de omzet van blokken leggen de opdrachten van scheepswerven, zoals van Gebr. de Boer in Lemmer en de Vries Lentsch in Nieuwendam, de Lemster firma geen windeieren. Van alle 599 blokken die de fa. De Vries in 1927 maakt, nemen de werven zo'n 46% af. De winkels van scheepsbenodigdheden zijn goed voor 30%, met als grootafnemers Wortelboer in Alkmaar, Gebr. de Vries in Leeuwarden en De Groot, filiaalhouder van Wed. de Vries in Stavoren (Depot Blokken)*

De aankopen zijn ontleend aan Archief De Vries, debiteurenboek 1921-1929, folio’s 105, 245. (bek=uiteinde van een blok of klauw van een gaffel, waterschop= ws. schop met breed blad t.b.v. hozen). Peter Dorleijn interviewde de zoon en kleinzoon van Arend Toering, Dorleijn (1996), 5-173, 334.

Bijlage 6 bevat een volledig overzicht van de in 1927 verkochte blokken en schijven.

Uit de grafiek van de verkoop in de periode 1921-1927 blijkt dat het aandeel van de blokken nogal varieert. Het hoogtepunt in 1926 (14,1%) wordt verklaard door de weinige verkochte masten in dat jaar en een grote blokkenorder van zeilmaker Wortelboer uit Alkmaar. De blokken, schijven en andere onderdelen dragen op een vrij bescheiden wijze aan de omzet bij, niet meer dan bijvoorbeeld touw. Vergelijkt men de verkoop van blokken met die van het rondhout, dan nemen de blokken een ondergeschikte plaats in: 10% tegenover 51% (omzet 1921-1927).

Inzicht in de prijsontwikkeling der blokken is niet eenvoudig omdat er zoveel verschillende soorten en maten zijn. Twee soorten blokken worden echter veel verkocht: eenschijfsblokken van 6 duim en tweeschijfshakblokken van 6 duim.

De gemiddelde prijs van beide ontwikkelt zich globaal hetzelfde als die van het rondhout: een dalende tendens na de eerste wereldoorlog, met een scherpe knik na 1921 (zie grafiek).

Hakblok met dikke as.

Bijlage 6 Verkoop blokken en schijven 1927
PDF – 292,8 KB 664 downloads

Reactie plaatsen

Reacties

Michel de Vries
een jaar geleden

Ik zou graag de functie willen weten van de dubbele kattenkop. Ik heb er eentje aan boord van mijn boeier, maar zou niet weten waarvoor. De katteval heeft een normaal blok.