Bijlage: De tram Lemmer-Joure: het ontstaan van de tramlijn

Feestelijke opening der nieuwe stoomboot en tram verbinding Amsterdam Lemmer Joure.


Nieuwsblad van Friesland: Hepkema's courant 14-08-1901

De zee, de altijd scheidende Zuiderzee, die Holland en de Hollanders zoo ver deed zijn van ons Friesland en de Friezen ; die er als het ware twee volkeren van maakte, gansch onderscheiden in aard, karakter en manieren; twee volkeren, twee vijanden ook in oude, gelukkig reeds lang vervlogen tijden, en die nog altijd een min of meer stugge verhouding deed voortbestaan, — die Zuiderzee droeg heden de vriendschap voort op hare golven, van Holland uit naar de Friesche kust, en legde een nieuwen en nauweren hand.

We willen eerlijk zijn, zei goed Zeeuwsen, goed rond des avonds aan den disch een der sprekers uit het Zuiden : — we willen eerlijk zijn en erkennen dat men geen ondernemingen schept uit philanthropie of om welke deugd ook te beoefenen, neen, een onderneming gaat allereerst uit van financiëele overwegingen en wil dan, als het mogelijk is, en passant ook de algemeene belangen behartigen.

Maar zij het zoo, toch moet elk nieuw verkeersmiddel met blijdschap worden begroet.
Het neemt de afstanden weg, brengt de menschen tot elkander, heft hen op uit een stug isolement en doet hen inzien en meer en meer begrijpen, dat ze elkander noodig hebben.
Niet ten onrechte staat er op een memoriesteen van Amsterdams stationsgebouw gebeiteld: Bezoekt Fortuin somtijds ook hem die stille zit. De veerkracht van den geest drijft ons naar verre landen. Zoo sluiten volk bij volk hun vruchtbre broederbanden. Rust roest, geen spreekwoord gaat zoo zeker door als dit.

Gegroet dus, nieuwe Holland-Friesland-Lijn, in verbinding met de nieuwe tramlijn Lemmer—Joure.
't Was ons een genoegen tot de ruim tachtig gasten te behoren, die heden de feestelijke opening hebben bijgewoond, 't Is een pracht van 'n dag geweest, een van die weinige zeer bijzondere
dagen in ons leven, welker herinnering nimmer weer verloren zal gaan uit ons geheugen, 't Zijn historische momenten. Te ruim negen uur in den morgen kwamen de genoodigden — van welke de Friezen zich den vorigen dag naar Hollands hoofdstad begeven hadden — samen op de prachtige salonboot „Heerenveen", gereed liggende aan de De Ruijterkade te Amsterdam.

De eerste indruk was bij de meesten een verrassing. Zóó had men zich die nieuwe boot toch niet durven voorstellen. Ze is de koningin der Zuiderzee ; geen andere Zuiderzeeboot kan met haar in vergelijking treden dan alleen hare tweelingzuster, de „Bolsward," ook varende in de Holland-Friesland lijn. De ontwerper van deze booten heeft dan ook speciaal een reis naar Denemarken gemaakt, waar men volgens zeggen van een vakman — als nergens elders in Europa de meest prachtvolle binnenbooten aantreft. Naar zulk een Deensch model zijn de „Heerenveen" en de „Bolsward" ontworpen en gebouwd, 't Is alles weelde en gemak, 't is alles breed en ruim, waar men ook komt, 't zij beneden in de kajuiten met de keurige hutten of couchette's, of op het dek, waar zoowel de dames als de rookende heeren hun salon vinden, of nog hooger, op het wandeldek waar men geniet van het frissche windje en de prachtige vergezichten.

'n Schoone aanblik over het IJ met zijn altijd wisselende, nimmer tot rust komende bedrijvigheid. Dat vaart en stoomt al aan, al aan, in alle richtingen. Aan de kaden ziet men mast naast mast, rookpluim naast rookpluim en menschen overal. Maar heden trok er een boot zoozeer de belangstelling der Amsterdammers als de „Heerenveen." Honderden bevonden zich op de kade, om getuigen te zijn van de feestelijke afvaart.

Intusschen maakten de genoodigden onderling kennis en verspreidden zich dan bij groepjes over het schip, beneden, boven en allerbovenst en zochten zich een zitplaats uit. Er waren vele autoriteiten en vroegere autoriteiten onder de genoodigden, zooals de vroegere minister van Waterstaat, de heer v.d. Sleijden, leden van Ged. Staten van Friesland, enkele leden der Prov. Staten, burgemeesters en wethouders van verschillende Friesche gemeenten aan de tramlijn, verder leden van den Raad van toezicht op de spoorwegen, ingenieurs, inspecteurs, taxateurs, hoofdambtenaren der Ned. Tramw.- Mij., en van andere tramweg-maatschappijen en velen meer, die in de eene of andere kwaliteit in betrekking stonden tot de nieuwe lijn.

Ook de pers had hare afgezanten gezonden, in ruimen getale, ook een photograaf. Er waren vertegenwoordigers van de N. Rott. CL, het Hbl., de Tel, het Nbl. v. Ned., de Amst. Ct., Eigen Haard, de Handelsgids, de Lemsler Ct. en het Nbl. van Friesland. Precies te halftien had onder het spelen van een muziekkorps aan boord de afvaart plaats.

Langzaam, langzaam lijnde de groote stad weg voor onze oogen; we zagen niet meer die eindelooze huizenrijen, nog slechts de torens en hooge fabrieksschoorsteenen; eindelijk ook die niet meer. Na eenig oponthoud voor de Oranjesluizen stoomden we de volle zee in.
De zee spreidde haar schitterend zonnekleed, en hare onvergelijkelijk heerlijke lucht woel ons frisch om de slapen en bracht eene aangename verkoeling van den zoo warmen dag.

We dachten terug aan de reis, die we gisteren, toen het ook zoo warm was, ondernomen hadden per spoor. Welk een onderscheid:gestoofd en overstoven te worden in een overvollen, snikheeten trein waarin van elke tien menschen er acht loom in den dut verzonken waren, of nu de terugreis over zee te doen als een ware genieting.

De treinreis van Vrijdag en de bootreis van Zaterdag, stonden tegenover elkander als straf en belooning. Er woei een flinke bries, maar de boot schommelde zo weinig, dat er van zeeziekte nauwelijks sprake was. Te elf uur passeerden we rechts het eiland Marken, te één uur links het eiland Urk. Onderwijl werden we genoodigd tot een de Jeuner aan dek, opgeluisterd door muziek in het aangrenzend salon.

Toen we Urk naderden, bracht het corps zooiets als een "Val van Urk-Marsch" ten gehoore. Aan 't dejeuner van vele gerechten en dranken - een der Friezen merkte op "Ik leau det er noch mear wyn oan board is als op 'e sé" heerschte al spoedig een gezellige toon.

De heer P. J- M. Verschure, mede directeur der Holland-Friesland lijn stond den genoodigden officieel het welkom toe te roepen. Met een gevoel van weemoed, zei Spr., moet ik constateeren dat twee personen hier met tegenwoordig zijn, die wij zoo gaarne niet hadden gemist. In de eerste plaats de heer Simon Hamelink; hij is helaas niet meer. Ik behoef u niet te schetsen welk een ruim aandeel hij, de man van energie en grooten ondernemingsgeest, heeft gehad in het tot stand komen van deze lijn. Hij was de man, die vele moeilijkheden wist te overwinnen.

Dan de heer Willem Boogaerd, de oorspronkelijke bouwmeester van deze boot. Te midden van zijne taak werd ook hij door den wreeden dood er aan ontrukt. Vonden wij echter in den heer Hamelink Jr. een waardig opvolger van zijnen vader, ook den heer Smit, als opvolger van den heer Boogaerd, hebben wij hulde te brengen voor zijne scheepsbouwkunst.
Wij hopen dat deze nieuwe lijn moge strekken tot vermeerdering van de welvaart zoowel van Friesland als van Amsterdam.

Daarna stond de heer J, N. Witteveen op, oudste lid der Ged. Staten van Friesland, een nog kloeke tachtigjarige grijsaard. Hij sprak in eenvoudige bewoordingen zijn warme ingenomenheid uit over het tot stand komen, na hoeveel moeilijkheden en tegenspoeden ook, van deze nieuwe verbindingslijn. Hoe oud in jaren ook, hij had zich kras genoeg gevoeld, om te zeggen als ik dat beleef, zal het mijn wensch zijn de feestelijke opening mee te maken.

Die wensch werd nu vervuld en Spr. hoopte, dat het de onderneming wel moge gaan en dat zij bevorderlijk moge zijn aan den handelsbloei, niet alleen van Friesland, maar ook van Holland. Na afloop van het dejeuner heeft de photograaf den heer Witteveen, op het dek gezeten in een armstoel, even in beeld opgenomen.

Lemmer in zicht! werd er geroepen. Van verre reeds zagen we de vele vlaggen wapperen.
Van een der feestgenooten vernamen we nog een stukje historie van voor twintig jaar. Toen — het was in den nacht van 13 op 14 Oct. 1881 — heeft er een geweldige storm gewoed.

Te Joure denkt men nog aan dien storm terug in verband met den bekenden grooten brand op dien avond. Te Lemmer spoelde dien zelfden nacht aan den vroegeren buitendijk de verbolgen zee vele huizen weg. Later is een nieuwe dijk voor den ouden dijk langs gelegd en die nieuwe dijk is nu de plaats waarop de tram hare gebouwen heeft *. Op diezelfde plaats beukte voor twintig jaren de zee.

* Een foto van drukke werkzaamheden in de bouwput in het voorwerk van het te bouwen tramstation.

En nu kan men zeggen, dat de storm van '81 bevorderlijk is geweest tot den aanleg der nieuwe lijnen te water en te land, welke thans voor het verkeer zijn geopend.

Te kwart over twee liep onze boot de nieuwe tramhaven te Lemmer binnen. Wat 'n menschen stonden er ter begroeting gereed op den westelijken havendam! De muziek aan boord speelde het Friesche Volkslied; bij de aanlegplaats hadden zich de beide Lemster fanfarecorpsen „Ons Ideaal" en „Paul Kruger" opgesteld 'ter begroeting. Het was een schoone ontvangst. De burgemeester van Lemsterland, de heer Luiking, die tot de feestgenooten behoorde, zei met rechtmatigen trots: „Groen van Prinsterer zei in zijn tijd : „ik ben dankbaar, maar niet voldaan", doch ik wensch te zeggen: „ik ben dankbaar en voldaan".

Toch was het geen spontane geestdrift waarmee de Lemsters de uit Holland gekomen gasten begroetten; spontaniteit bestaat nu eenmaal niet bij de Friezen. We meenen 't er echter even goed en hartelijk om.

De nieuwe extra tram.

De locomotief als eerste eigen fabrikaat uit een der Friesche tramwerkplaatsen gekomen en nu met groen en bloemen versierd, stond reeds gereed. Voor we echter instapten, werden we genoodigd in de ruime rij tuigremise waar den gasten een glas schuimende champagne als welkomstdronk werd aangeboden door jonge maagden.

De heer Erdbrink, Commissaris der Nederl. Tramw.-Mij., nam nu eerst het woord. Wij waren nu immers van de boot, van de Holland-Friesland lijn, overgegaan op het gebied der Ned. Tramw.-Mij., welker verbindingslijn hier aanvangt.

Hier had dus de officiële begroeting plaats van wege de Ned. Tramw.-Mij. Spr. zei: Ik roep U het welkom toe. Tot ons leedwezen moeten wij dadelijk zeggen, dat twee onzer commissarissen verhinderd waren dezen feestelijken tocht mee te maken. Dat echter zoovelen uwer gehoor hebben gegeven aan onze uitnoodiging om dezen dag mee te maken, verheugt ons in hooge mate.

Als ik zoo om mij heen zie, geloof ik dat geen uwer het slachtoffer van zeeziekte is geweest. Afgescheiden van het gunstige weer, meen ik dit te mogen toeschrijven aan de goede inrichting van het nieuwe verkeersmiddel. Wij hebben met het nieuwe verkeersmiddel ter zee een aangenamen tocht gemaakt, nu hoop ik U een nieuw verkeersmiddel te land te laten zien. Dat de lijn der Ned. Tramw. Mij., reeds ter lengte van 150 K.M., een uitbreiding heeft gekregen van nog 16 KM., is een feit van belang.

Ik hoop dat deze nieuwe lijn, die een verbinding vormt van Holland met Friesland, moge strekken tot eer van Friesland. Niet echter alleen tot eer en belang van Friesland, maar straks ook tot die van Groningen, want het ligt in de bedoeling de aansluiting Drachten— Groningen zoo spoedig mogelijk tot stand te brengen.

Ik mag niet voorbij op een dag als dezen de nagedachtenis te huldigen van den heer Simon Hamelink, bij zijn leven directeur der Ned. Tramw. Mij. Hij was een man, die land en volk kende en in alle opzichten voor zijne taak berekend was ; hij wist wat energie en krachtsontwikkeling vermogen. Hij heeft dezen dag niet mogen beleven, hoeveel hij voor het tot stand brengen van deze lijn heeft mee- gewerkt. Daarom moeten wij hier met eere noemen den naam van Simon Hamelink. Spr. eindigt, met allen gasten het welkom toe te drinken.

Daarna verkrijgt de heer Luiking-, de burgemeester van Lemsterland, het woord. Spr. roept den tochtgenooten het welkom toe op Frieslands bodem, inzonderheid op het grondgebied van Lemsterland.

Groote gebeurtenissen werpen hunne schaduwen vooruit en langzaam komen groote dingen tot stand. Het is ongeveer 17 jaren geleden, dat de toenmalige Minister van Waterstaat, de heer v.d. Sleijden, thans onder ons aanwezig, de havenwerken te Lemmer in oogenschouw is komen nemen. Die havenwerken waren noodig, zou er ooit een lijn tot stand komen van Amsterdam-Lemmer-Joure. Nu is dat tijdstip aangebroken. Ik acht dat tijdstip een van de belangrijkste en schoonste mijns levens en nu is mijn eerste wensch de bloei van de Nederl. Tramweg Mij. en de bloei der gemeente Lemsterland.

Een enkel woord nog. In het vorig jaar zijn meer dan 90,000 schepen door de Lemster sluis geschut. De Lemmer heeft volgens het provinciaal verslag drukker binnen-scheepvaart gehad dan Harlingen. Er wordt hier jaarlijks f 10,000 alleen door de vischzouters betaald aan vracht, voor vervoer van visch. De nieuwe lijn zal, wat Lemmer betreft, in de eerste plaats ten goede komen aan het snelle vervoer van visch, die hier ter markt wordt gebracht. Ik drink op de nieuwe lijn en op haar directeur, den heer Hamelink.

De gasten stapten nu in de gereed staande tram en precies te kwart voor drie werd de tramtocht aanvaard. We stoomden eerst, zoover het oog reikte, door schoone weilanden, „gestoffeerd met prachtig vee", zooals een Hollander zich uitdrukte, „mei moaie beestjes", zooals een Fries het zei.

Anderszijds Follegabrug tot aan den rijksstraatweg over eene lengte van ongeveer 200 M, passeerden we de plek der tegenspoeden, der voortdurende verzakkingen, waarover zooveel geschreven is en die het tijdstip der opening van de nieuwe lijn aanzienlijk hebben vertraagd.
Gelukkig heeft men ten slotte met honderden waggons zand, de verzakkingen tot staan weten te brengen.

St.-Micolaasga kwam in zicht. Weer waaide het dundoek uit op kerk en huis, op schip en paal. Heel St.-Nicolaasga was leeg geïoopen ter opwachting van de nieuwe tram. De klok der R. K. kerk luidde het wel- kom toe ; een eerepoort was opgericht met het opschrift: „Welkom in ons dorp". Bij het station werd een oogenblik halt gehouden; toen ging het weer verder.

Meisjes aan de weg wuifden met palmtakken. Te Scharsterbrug al weer vlaggen uit. Te half vier aankomst te Joure. Ook hier vele menschen in opwachting. De muziek in den open tramwagen speelde het Friesche Volkslied. Verder aan den weg overal wuivende menschen. Precies te 4 uur, op den gestelden tijd, arriveerden we te Heerenveen. Hiermede was het einde van den tocht bereikt.

De genoodigden verzamelden zich in het hotel Jorissen tot een diner, dat weer eens te meer een bevestiging gaf van den goeden naam, dien de tafel in dit heerenlogement zich heeft verworven.
En nu kwamen de toasten los. De heer Erdbrink, commissaris der Ned. Tramw. Mij., bracht eerst een dronk uit op onze geëerbiedigde Koningin, de Koningin-Moeder en den Prins der Nederlanden.

Toen werd er achtereenvolgens gesproken door de heeren Erdbrink, vorengenoemd, J. N. Witteveen, lid van Ged. Staten, v.d. Strijden, oud minister van Waterstaat, C. Hamelink, directeur der Ned. Tramw. Mij., A. v. Riesen, waarnemend burgemeester van Schoterland, v. Marken, commissaris der Ned. Tramweg Mij., mr. J. Siêkenga, oud-lid van Ged. Staten, C. v. d. Veen, burgemeester van Bolsward, v. Nijmegen Schonegevel, burgemeester van Doniawerstal, Kooien, oud-vriend van den overleden directeur, A. Donker, vice-voorz. der Amsterdamsche Expeditie-vereen., J. Hepkema, uitgever „Nbl. v. Friesland", v.d. Wetering, commissaris der Ned. Tramw. Mij., Gerritsen, pres.-commissaris der Tramw. Mij. Breskens-Maldegem en v. Heyningen Bosch. Verslag te geven van hetgeen al deze heeren hebben gezegd, is ons niet doenlijk met het oog op de plaatsruimte. Laten we volstaan met te zeggen, dat ieder op zijne wijze zijn sympathie uitsprak.

Tegen 7 uur moesten vele der Hollandsche gasten ons verlaten, om per sneltrein naar huis terug te keeren. Vele anderen bleven en in zeer opgewekte stemming werd er nog langen tijd onafgebroken getoast. Bij 't moeilijk scheiden waren allen één in de uitspraak: we hebben een schoonen dag doorleefd, we hebben Holland en Friesland nader tot elkander gebracht en zeer gewis ook de Hollanders en de Friezen.

En bij het huiswaarts keeren gevoelden we de waarheid van wat een tweede memoriesteen op het Centraal-station te Amsterdam, — niet ver van de ligplaats en de afvaart der booten — te lezen geeft:

Daar vonkt een dierbre geest in eigen huis en haard. Neemt men van daar zijn vlucht met sterk gesperde vleuglen. De wijze weet zijn kracht te vieren en te teuglen. Hij kent de weelde hem in 't welkom thuis bewaard.