Langweer

LANGWEER of Langeweer, d., prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet. Doniawarstal, arr. en 2 u. Z. Z. O. van Sneek, kant, en 3 u. N. van de Lemmer, aan de Langweerder-wielen.

Dit d. bestaat uit een fraaije buurt huizen, versierd met twee rijen lindeboomen. Men telt er in de kom van het d. 62 h. en 385 inw., en met de b. Terhorne of de Hoek en Zandeburen of Zandgaast, 82 h. en 520 inw., die meest in den landbouw hun bestaan vinden.

Ten Oosten en Westen heeft men hier schoone weilanden, benevens heerlijke plantaadjen, die geheel tot aan den algemeenen rijweg loopen, en schoon brandhout geven. De eikenboomen, langs de rijwegen geplant, zijn meestal schraal en dun wegens de vochtigheid der gronden; doch de berk en vooral de els groeit hier zeer welig.

Ook heeft men er eene scheepstimmerwerf, eene looijerij en eenen korenmolen. Er is veel intogt van de Lemmer naar Sneek met beurtschepen van Langweer en terug; ook is het zeer vermakelijk, door het menigvuldige geboomte, en levert op eenen afstand, inzonderheid van het vaarwater de Wielen gezien, een fraai gezigt op.

Eertijds woonden hier vele schippers, die met het aldaar groeijende hout naar Holland en elders voeren, en in dit dorp eene bekwame haven hadden, om, gedurende den winter, hunne schepen op te leggen.

Bron: vanderaa.tresoar.nl

Naamlijst Predikanten Langweer en Teroele. Idskenhuizen hiermede gecombineerd tot 1668.

  • 1597. Johannes Lindenus wordt in de Synodale acten van 't jaar 1597 genoemd als predikant hier, nog in 1599, nog den 22 Junij 1601, volgens klassikale acten d.d. van 't Westerkwartier , waar een testimonium van hem over Wouchius te Tolbert werd ingeleverd.

Johannes Heppius, geboren in Westphalen, was in 1605 deputatus Synodi, en is in dat zelfde jaar nog verroepen naar Burum.

  • 1603. Johannes Melbomaeus was in 1603 reeds predikant onder deze klassis en van wege dezelve lid der Synode te Harlingen; doch het is onzeker waar. Hij was in 1606 en 1607 deputatus Burs. en Ex-Burs., en schoon zijne standplaats niet genoemd wordt, ongetwijfeld toen hier, althans zeker in 1610. Hij was praeses der klassis den 11 October 1619, toen de onderteekening der formulieren geschiedde in tegenwoordigheid en ten overstaan van twee predikanten en een ouderling, daartoe in dat jaar gecommitteerd van de Synode te Leeuwarden. Hij was hier nog in 1624, en toen lid der Synode te Harlingen.
  • 1626. Henricus Mol, broeder van Petr., beroepen van Wommels ca., was den 5 Mei 1631 nog scriba der klassis, en is zeer waarschijnlijk in het laatst van dat jaar overleden, omdat den 17 Mei 1632 deze plaats reeds eenigen tijd vacant geweest was.
  • 1632. Abralianius Oberti Miederhuys, Obertus Foppe zoon, te Tjerkgaast, en broeder van Foppe, te Blankenham en Wanneperveen. De toemalige manier van examineeren is opgegeven klassis Zevenw. A. O. M. is als kandidaat geapprobeerd den 4 October, bij ruiling verplaatst naar Goingarijp, door de klassis geapprobeerd den 20 Januarij 1641.
  • 1641. Elias Hannoides, hier door ruiling met den voorgaanden gekomen van Goingarijp, door de klassis geapprobeerd den 20 Januarij, is verroepen naar Ried, en gedimitteerd den 18 November 1657.
  • 1658. Petrus Crans, geboren te Leeuwarden, kandidaat, geapprobeerd den 21 April, lid der klassis den 12 Mei, is verroepen naar Lippenhuizen, geapprobeerd en gedimitteerd den 12 October 1667.
  • 1667. Pierius Stellingwerff, geboren te Franeker 1631, Pier Joh. zoon, geapprobeerd 21 November, is verroepen naar Stiens, en gedimitteerd in April 1674.
  • 1674. Suffridus Cantor, kandidaat, geapprobeerd 5 Augustus, lid der klassis den 7 October, klaagde aan de Synode in 1678 over zijne behoeftige omstandigheden en
    verzocht eenige subsidie.
  • 1681. Regnerus Meijlema, beroepen naar Jutrijp en gedimitteerd den 5 Julij, is op vertooning van zijn testimonium dimissionis uit de klassis van Sneek tot lid aangenomen den 7 September; zijn verzoek om onder de klassis van Sneek te blijven werd afgeslagen; hij is emeritus verklaard, en ontslagen in het begin van 1714. Zijne opvolgers hier hebben uit zijne nalatenschap jaarlijks eenige verhooging van tractement.
  • 1714. Melchior Alma, Nic. zoon, beroepen van Oosterhaule, geapprobeerd en gedimitteerd den 2 Augustus, is in 't laatst van Maart 1719 in de nieuwe Wijtringa, niet verre van de Oude Schouw, op eenen Zaterdagmorgen van zijne slaapplaats opstaande, buiten boord gevallen en verdronken.
  • 1720. Nicolaus Nicolaides, geboren te Lippenhuizen den 22 November 1691, Hil. zoon en ouder broeder van Gajus, beiden predikanten te Lippenhuizen, kandidaat en paodagogus aan het huis van den heer August Lijcklama à Nijeholt, Grietman van Opsterland, te Beets, is hier beroepen, geapprobeerd den 2 October, verroepen naar Wommels, en gedimitteerd den 6 Mei 1722.
  • 1722. Nicolaus Altena, geboren te Franeker, kandidaat, bevestigd den 15 November, overleed den 21 September 1742 , in 't 46ste jaar zijns ouderdoms.
  • 1743. Egbertus Lansbach, beroepen van Morra, deed zijn intreerede den 27 Mei , en overleed den 7 Augustus 1762.
  • 1763. Hillebrand Mentes, geboren te Rauwerd den 10 October 1740, Theod. zoon, broeder van Occo Alb. die volgt, gelijk ook van Alb. Reen , kandidaat, beroepen den 24 Julij na eene vergeefsche beroeping in 1762 op P. F. Couperus te Woudsend, nam, verroepen naar Workum, afscheid den 2 Februarij 1766
  • 1766. Johannes van Assen, geboren te Beetgum. den 20 Augustus 1741 , Win. zoon, kandidaat, bevestigd 31 Augustus, nam, verroepen naar St. Anna Parochie, afscheid den 25 Februarij 1770.
  • 1770. Albertus Reen à Mentes, geboren te Rauwerd den 22 Februarij 1747, Theod. zoon, broeder van Hillebrand, hier bovengenoemd en van Occo Albertus, die volgt, kandidaat, bevestigd don 17 Junij , nam, verroepen naar Harlingen , afscheid den 14 April 1771.
  • 1772. Occo Albertus Mentes, geboren te Rauwerd den 19 December 1742, Theod. zoon, broeder van Hillebr. en Alb. Reen, beiden bovengenoemd, kandidaat, bevestigd den 14 Junij, nam, verroepen naar Rijperkerk, afscheid den 23 November 1777.
  • 1778. Hendrik Cannegieter, geboren te Witmarsum den 25 Mei 1757, Hend. Ger. zoon, broeder van Herm. te Parrega, Dom. te Marssum en Joh. te Witmarsum, kandidaat, bevestigt den 15 November, nam, verroepen naar Deersum, afscheid den 3 April 1785.
  • 1785. Johannes Weselius, Herm. zoon, deed, beroepen van Wijnjeterp, zijn intreerede den 24 Julij, en nam, verroepen naar Oldeholtpade, afscheid den 19 October 1794.
  • 1796. Hermannus Schlikker, beroepen van Scherpenzeel ca., deed zijn intreerede den 31 Januarij, en werd emeritus den 1 Julij 1844.

Er ontbreken: A. M. Bokma de Boer 1845—56. J. Engelsma Mebius 1857—1886.

Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf

Nederlands Hervormde kerk en Pastorie.

1922: Jubileum. Ds H. P. Stegenga te Langweer (Fr.), hoopt 15 Augustus, a.s. zijn zilveren ambtsfeest te vieren.

De Herv., die hier 490 in getal zijn, behooren tot de gem. Langweer-Dijken-Ter-Oele-en-Boornzwaaag, die hier eene kerk hebben, welke omstreeks het jaar 1779 nieuw opgebouwd is, en met eenen fraaijen toren versierd, die een spits heeft ter hoogte van 18 ellen. Van binnen pronkt de kerk met een fraai orgel van zestien registers, met uitmuntend snijwerk versierd. De beroemde Hoogleeraar Elias Annes Borger, geb. te Joure den 26 Februarij 1784, † te Leyden den 12 October 1820, heeft hier in de pastorie zijne eerste letterkundige opleiding genoten.

De Doopsgez., van welke men er 30 aantreft, worden tot de gem. van de Joure gerekend.

De enkele R. K., die men er aantreft, behoort tot de stat. van Sint-Nicolaasga.

De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 90 leerlingen bezocht.

In dit d. heeft men ook het grietenijhuis van Doniawerstal, alsmede de aloude Douma-state, eens de verblijfplaats van den beroemde Jancko Douwama, benevens de deftige Osinga-state. De eerstgenoemde state was in 1792 in modernen stijl fraai herbouwd, doch wordt thans (Maart 1845) voor afbraak verkocht. De adellijke geslachten Vegilin van Claerbergen en van Eysinga, die beide deze huizen het laatst bezaten, hebben door het aanleggen van polders, wegen en beplantingen veel tot ontginning en verfraaijing van dit oord bijgedragen.

Foto van Wikimedia Commons: Gezicht op Douma State te Langweer

LANGWEER

Douma

Douma in Langweer is het stamhuis van de familie Douwama. Volgens de traditie zouden zij evenals de Broersma's van Legemeer van de Ockema's op de grens van de Hommerts en Smallebrugge afstammen. De Douwama's waren frequent betrokken bij de partijstrijd in de 15de eeuw. Hun huis te Langweer werd in 1722 nog als een klassieke omgrachte woontoren afgebeeld. Op de kadastrale minuutplans en de Vegelin-kaarten van Doniawerstal is de omgrachte huisplaats duidelijk te zien. De familie Douwama en haar stinzen in Langweer, Irnsum, Akkrum en Oldeboorn verdient nader onderzoek.

P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners

De jaarmarkt, welke vroeger op den eersten Pinksterdag inviel, wordt thans op den laatsten Donderdag in Augustus gehouden.

Langweer ligt maar twee uren gaans van Sneek, doch men kon er voor dezen niet anders dan te scheep komen, of men moest eenen zeer grooten omweg, over de Nieuwe- en Oude-Schouw, maken, waardoor het reizen derwaarts veelmalen moeijelijk viel.

Dit bewoog Jonkheer van Eysinga, een der vroegere Grietmannen, (woonde op Huize Osinga-state in Langweer) in de vorige eeuw, om een plan te beramen, tot het aanleggen van eenen rijweg van dit dorp naar Sneek, waar langs men, met veel minder moeite, van daar naar het Heerenveen en de Lemmer, en ook van Leeuwarden over Sneek naar de Lemmer zou kunnen komen, hetgeen voorzeker niet weinig tot den bloei van dit dorp zou versterkt hebben.

De noodige maatregelen tot dit werk waren reeds genomen; ook was de toestemming van de eigenaren der grond; ook was de toestemming van de eigenaren der gronden verkregen, doch met dit alles is er, tot dus verre, van deze heilzame zaak niets gekomen; doch door den aanleg van den straatweg van Sneek naar de Lemmer, in 1843, 1844 en 1845, is dit d. nader bij de algemeene route gekomen, en zal denkelijk van hier een zijtak naar dien straatweg aangelegd worden.

Dit d. is van ouds vermaard, voornamelijk in de onrustige tijden der Schieringers en Vetkoopers. Ook is het, in het jaar 1517, benevens meer andere daarbij gelegenen dorpen, door de Bourgondiërs is de asch gelegd.

Het wordt door velen opgegeven als de geboortepl. van den Godgeleerde Sibrandus Lubbertus, die in 1556 geboren was, en den 21 januarij 1625, als Hoogleeraar te Franeker, overleden is; doch deze heeft te Langweer, in Oost-Friesland, het eerste levenslicht gezien.

LANGWEERDER-WIELEN, meer, prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet. Doniawarstal, N. van Langweer, dat door de Haaytze-sloot met het Vollandswiel, door de Langweerdervaart met het Fetse-hol, door de Kaai met de Brekken; door de Oude-weg met Trijntjewiel; door de Scharsterryn met de Wester-Zypen en door de Janesloot met de Koevorde in verbinding staat. Voorheen had dit meer ook door de Dollegracht gemeenschap met het Koevordermeer, doch deze gracht bestaat niet meer.

LANGWEER-DIJKEN-TER-OELE-EN-BOORNZWAAG, kerk. gem. prov. Friesland, klass. van Heerenveen, ring van de Lemmer.

Men heeft er eene kerk te Langweer, en telt er 700 zielen, onder welke ruim 170 Ledematen. De eerste, die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest, Abraham Boertig, die nog in het jaar 1632 hier het Evangelie verkondige.

Bron: vanderaa.tresoar.nl

Openbare lagere school te Langweer

Onderwijs en schoolmeesters te Langweer

In 1434 is er al sprake is van enig onderwijs. De school, heeft samen met de schoolmeesterswoning, destijds of later naast de kerk gestaan.

  • In mei 1590 was Dedde Sipckesz "mester" en ontvanger te Langweer. In 1592 werd hij ook genoemd als dorprechter.
  • In 1593 was er een andere schoolmeester, namelijk mr. Cornelis Jansz, die evenwel in 1595 te Joure stond.
  • In 1596 en 1597 was mr. Ulrich Tyardts, hier als schooldienaar. Kort na 1600 trok hij naar Franeker als "meister der meyskensschole".
  • In 1608 was mr. Gerrijt Jellesz, schoolmeester te Langweer. In de kerkvoogdij-rekeningboeken wordt hij ook vermeld: hij kreeg 30 g.gld. (of 42 c.g.) voor zijn schoolpencie (traktement); in 1614 evenzo. Hij deed ook kerkdienst in Teroele (als voorzanger), waarvoor die kerk hem met 3 c.g. per jaar beloonde. Op 8 febr. 1634 was mr. Gerrijt Jellesz nog "schoelmeister op Langweer". Voor 1639 is hij met zijn vrouw Sijbrigh Tialledr. naar Uitwellingerga vertrokken.
  • Waarschijnlijk werd hij opgevolgd door mr. Philippus Syouckes, die hier op 4 juni 1643 tot lidmaat aangenomen werd op belijdenis van zijn geloof, met zijn vrouw Reynu Isbrantdr. In 1645 of 1646 zijn ze naar Tzummarum vertrokken, waar hij nog vele jaren schoolmeester geweest is.
  • In 1646 was mr. Abe Hendricksz, hier als schoolmeester; hij was hier op 31 juli 1659 nog. In de lidmatenlijst van dat jaar kwam hij voor met Antie Cornelis, zijn huisvrouw.

In de kerkvoogdij-rekeningboeken kwam geen schoolmeesterstraktement voor. Er was kosterijland, de meesterfenne, dat door de kerk werd verhuurd. Daarvan trok de schoolmeester zijn inkomsten, benevens natuurlijk de schoolpenningen van de leerlingen. Wel werd alle jaren een bedrag van ruim 3 c.g. verantwoord, dat meester ontving voor het schoonmaken van de kerk.

Er was hier in het dorp ook een mr. Jan Drewis, van 1659 tot 1678, die was echter chirurgijn. Deze had ook de zorg voor het uurwerk in de toren en luidde de klok, voor 24 c.g. per jaar. In de rekeningen was ook sprake van "reid en soden op de schoolmeestershuis", waaruit we ons een voorstelling van dit huis, met het schoolvertrek onder één dak, kunnen vormen.

  • In 1661 werd mr. Willem Jacobs, schoolmeester te Langweer. Hij kwam van Sloten, vanwaar op 9 febr. 1662 attestatie inkwam van hem en zijn vrouw Taetske Mensis. Hij was ook schoolmeester geweest te Luinjeberd en daarna van 1658 tot 1661 te Sloten. Te Luinjeberd was hij in jan. 1658 met Taetske Mensis, getrouwd, die van Wijckel afkomstig was. Hij was te Langweer ook dorprechter; in 1667 en 1672 bijv. In 1662 verdiende hij 16 c.g. aan het vergulden van weerhaan en pijnappel op de toren, waaruit blijkt, dat hij ook verver was. Ook hij kreeg jaarlijks iets voor het schoonmaken van de kerk en voor het inschrijven van de rekeningen in het kerkboek. In dec. 1673 was sprake van mr. Willems weduwe; in dat jaar moet hij dus overleden zijn, want in 1672 kwam hij hier nog voor.
  • Waarschijnlijk werd toen de school voor de weduwe en de kinderen enige jaren waargenomen - wellicht door mr. Jan Drewis - totdat de zoon Mintse Willems, oud genoeg was om de taak op zich te nemen. In elk geval was in 1680 Mintse Willems hier de schoolmeester; in de lidmatenlijst van 1681 staat hij als mr. Minse Willems Broockenkerck. Ook hij was weer verver; hij ontving bijv. 2 c.g. voor "verven aan de Pastoorshuijsinge gedaan". In 1711 (her)trouwde mr. Minse met Johanniske Hessels. Hij was af en toe pachter van het "merkgelt" (in 1684/85 bijv.), of van de dorpswaag (in 1707 en 1714 bijv.). Hij was ook dorprechter (in 1713 en 1727 nog) en kwam hier in mei 1730 nog voor als getuige bij de kerkvoogdij-rekening. Kort daarna heeft hij van de school afstand gedaan. In april 1737 is hij overleden: op 27 april werd brandewijn betaald bij zijn dood en op 28 april ontving mr. Foekes 12 st. wegens het beluiden van Mintse Willems.

Het schoolmeesterstraktement werd nog altijd niet in de rekeningen verantwoord; de inkomsten kwamen dus nog steeds uit kosterijland en de schoolgelden. Nog steeds werd jaarlijks 2½ à 3 c.g. gegeven voor "boomoly, besems etc.", voor het smeren van de klok en het schoonmaken van de kerk; ook iets voor het inschrijven van de rekeningen in het boek.

  • In mei 1732 was mr. Jan Harmens, hier als schoolmeester. In mei 1733 was hij hier nog. Daar de rekeningen geen traktement vermelden, is het moeilijk te zeggen, hoe lang hij hier precies gestaan heeft als schoolmeester.
  • Waarschijnlijk is hij in 1733 opgevolgd door mr. Sijbren Foekes, die hier tot 1737 als schoolmeester is geweest.
  • In mei 1738 was er evenwel een nieuwe meester, Johannes Brinksma, wiens huwelijk met Tijttie Gerben Brandts, van IJlst toen geproclameerd werd. In het Register van huisgezinnen van 1744 en in het Quotisatiecohier van 1749 werd hij ook genoemd als schoolmeester van Langweer. Hij stond hier tot zijn dood, die voorviel tussen febr. en mei 1755.
  • Zijn opvolger was mr. Lieuwe Hanzes, schoolmeester en voorzanger, die als zodanig op 12 mei 1756 reeds genoemd werd. In mei 1757 trouwde hij met Antje Pieters, van Ypecolsga. In mei 1772, en ook in jan. 1775 kwam hij hier nog voor. Hoe lang hij hier nog gestaan heeft, is mij niet gebleken.
  • Maar in 1783 stond hier de schoolmeester Julius Buhr. In febr. 1786 werd het bouwen van een nieuwe school te Langweer uitbesteed. Meester Julius de Buhr, was hier de eerste organist: in 1784 werd in de kerk een orgel geplaatst door de orgelbouwer L. van Dam, uit Leeuwarden. Hij stond hier tot 1796 of 1797 als schoolmeester.
  • In maart 1797 was B. Lubbers, schoolmeester, voorzanger en organist te Langweer. Hij vertrok omstreeks mei 1803 naar Meppel en werd in febr. 1806 beroepen tot lector in wiskunde aan een onderwijsinrichting te Elburg.
  • Zijn opvolger te Langweer was mr. Pieter Hendriks Buisma, van Oudehaske, die hier op 25 juli 1803 kwam. Hij trouwde in 1804 met IJke Gerbens Joustra. Hij was een voorstander van de vernieuwing van het onderwijs, die zich na de invoering van de schoolwetten in het begin van de 19e eeuw (vooral de Wet op het Lager Onderwijs van 1806) een weg baande in Friesland en elders. Hij sloeg aan de studie, en onderwierp zich reeds op 10 nov. 1803 aan een examen voor de Departementale Commissie van Onderwijs in Friesland (de gezamenlijke schoolopzieners), die hem een volledig getuigschrift toekenden, waaruit bleek, dat hij "in alle vakken van openbaar L.O. genoegzaam en in de Onderwijskunde, zo theoretisch als practisch, meer dan gewone bekwaamheid aan de dag legde en van beschaafden geest en oordeel was". Toen de wet van 1806 de 4 rangen invoerde, verkreeg hij op 13 okt. 1813 de 2e rang, die later volgens de wet van 1857 gelijkgesteld werd met de hoofdakte. In 1817 gingen hier gemiddeld 60 leerlingen naar school. Het traktement bedroeg toen ƒ 150 uit de dorpskas en ƒ 50 van de kerk (als organist en koster), benevens de schoolgelden van de leerlingen (die ongeveer ƒ 80 opbrachten) en een vrije woning. De woning behoorde aan de kerk. In de Franse tijd was mr. Buisma "gaarder" (ontvanger) van enige plaatselijke belastingen, maar dit mocht later niet meer; wel was hij nog dijksontvanger, wat hem jaarlijks ƒ 47 opbracht. De schoolopziener was over deze meester zeer tevreden; in een rapport heette zijn gedrag en vlijt zeer goed. In 1845 gingen er gemiddeld 90 leerlingen op school, zodat mr. Buisma, de hulp van een ondermeester genoot, nl. van Binne Martens Maakal, die ook de 2e rang bezat en toen 25 jaar oud was. "Master" Pieter heeft hier in zijn - in 1828 vernieuwde - school gestaan tot 1 dec. 1857, toen hij eervol ontslag en een pensioentje van de gemeente verkreeg. Hij is hier op 5 sept. 1860, op 84-jarige leeftijd overleden. (In juli 1853 had hij zijn 50-jarige schooldienst te Langweer herdacht.)
  • De ondermeester Binne Martens Maakal, reeds vele jaren de hulp van mr. Buisma, en die sedert 1 jan. 1854 ook het organistschap van hem had overgenomen, werd in 1857 tot hoofdonderwijzer te Langweer benoemd. Hij was reeds op 7 maart 1844 getrouwd met G.K. de Jong. Als hulponderwijzer was Jan Sjoerds Dijkstra, hier werkzaam; op 16 aug. 1860 vertrok deze naar Donkerbroek. Bij de invoering van de nieuwe Wet op het Lager Onderwijs van 1857, op 1 jan. 1861, werd het traktement bepaald op ƒ 500 plus vrije woning; de ondermeester kreeg ƒ 250.

Bestond in bijna alle gemeenten van Friesland een Onderwijzersgezelsschap, Doniawerstal bezat zoiets niet; de meesters van Broek, Goingarijp, Langweer, Ouwsterhaule en Scharren sloten zich aan bij het gezelschap te Joure, die van Doniaga, Idskenhuizen, St. Nicolaasga en Tjerkgaast bij dat van Lemmer.

Te Langweer werd nog steeds avondschool gehouden. In 1861 wilde de kerk de onderwijzerswoning niet meer aan de meester verhuren, waarom de raad hem toen ƒ 70 voor huishuur toekende. Men had een zodanige regeling getroffen, dat de gemeente de jaarwedden betaalde en de dorpsadministratiën het onderhoud van de scholen en schoolhuizen, de schoolmeubelen, vuur en licht, enz. Boornzwaag en Dijken hadden zelf geen school, maar droegen resp. 1/12 en 1/8 bij in de kosten van het onderwijs te Langweer.

Hier gingen in 1862 gemiddeld 104 kinderen naar school. Na een vacature van meer dan drie jaar, kwam hier op 1 jan. 1864 weer een ondermeester: Jacob Tjebbes Hepkema, op een traktement van ƒ 300. Hij werd in 1870 hoofd te Doniaga, zoals we eerder gezien hebben. In dat jaar werd Djoerd Stevens van Kammen, geboren op 18 febr. 1849, hier hulponderwijzer.

Omstreeks 1875 zijn de afzonderlijke dorpsadministratiën opgeheven en kwam alles aan de gemeente.

  • In 1880 kocht de gemeente de onderwijzerswoning te Langweer van de kerk, voor ƒ 2.050. Na de wet van 1878 werden de traktementen verhoogd: het hoofd te Langweer kreeg nu ƒ 750; de onderwijzer ƒ 600. Deze functie werd in 1881 vervuld door A. van Loon. Meester Maakal, heeft tot 1882 aan het hoofd van deze school gestaan.
  • Op 13 okt. van dat jaar benoemde de raad tot zijn opvolger: Jacob Hazelhoff, hoofd te Nietap en Terheil (Dr.). Hij trad nog in 1882 in functie.
  • In dec. 1884 werd Douwe Gerbensma, onderwijzer te Leeuwarden, benoemd tot hulponderwijzer te Langweer. Hij bleef tot 1909 als zodanig in functie. Van dec. 1884 tot 1893 was Hijlke Schuurmans, eerder onderwijzer te Heerenveen, hulponderwijzer. Deze werd in 1893 opgevolgd door J. Postema, onderwijzer te Heidenschap, die in 1895 vertrok naar Enkhuizen. In 1909 werd Douwe Gerbensma opgevolgd door J.R. Prakken, van Zwartemeer, die in 1912 weer vertrok.
  • In 1911 kwam J. Hazelhoff jr., die later hoofd te Tjerkgaast werd.
  • In 1912 werd P. de Waard, van Rottevalle benoemd als hulponderwijzer in Langweer.

In 1887 werd hier een nieuwe onderwijzerswoning gebouwd en in 1889 werd de school verbouwd en uitgebreid tot 3 lokalen. (Op 4 juli werd dit werk aanbesteed voor ƒ 1445; D.K. Wielinga, te Idskenhuizen was de uitvoerder.)

  • In 1890 deed de eerste onderwijzeres haar intrede in de gemeente: mej. B. Sijperda, uit Ouwsterhaule; aan de andere scholen waren helpsters voor de nuttige handwerken verbonden.

In 1898 stelde de gemeente 50 ct. per leerling van alle scholen beschikbaar voor het houden van schoolfeesten ter gelegenheid van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina. Omstreeks 1900 waren er 3 leerkrachten aan de school te Langweer verbonden: het hoofd, een onderwijzer en een onderwijzeres.

In 1910 besloot de raad hier een nieuwe school te stichten op een vrij terrein, dat werd aangekocht. Voor de bouw werd een rijkssubsidie gevraagd. Een en ander zat lang in de molen; het betrof vier nieuwe scholen: die te Langweer, Goingarijp, St. Nicolaasga en Tjerkgaast. Eerst in 1914 werd de nieuwe school te Langweer gebouwd.

Meester Hazelhoff ging in 1917 met pensioen en is in 1926 overleden.

  • Van 1917 tot 1921 was L. Statema, eerder hoofd te Appelscha-Beneden, hoofd van de school te Langweer.
  • Op 1 jan. 1922 kwam zijn opvolger, R.R. Venekamp. In 1954 was hij nog aan deze school verbonden.

Bron: www.fryske-akademy.nl

De waag van Langweer werd in 1879 gebouwd ten behoeve van de boter- en kaashandel. Het verving een eerder bouwwerk dat achter de herberg ‘de Drie Zwaantjes’ stond. Al in de zestiende eeuw was er een waag in Langweer.

In 1908 werd de Coöperatieve Zuivelfabriek te Langweer opgericht, waarin ook de door enkele boeren beheerde boterfabriek in Boornzwaag werd opgenomen. Deze fabriek werd gesticht in 1887 op initiatief van jonkheer Cees van Eysinga, en moet als voorloper van het coöperatieve zuivelgebeuren in Langweer worden gezien.

In 1956 werd de zuivelfabriek gesloten, waarna "Hotel de Wielen", de plaats innam waar eerder de melk van de Langweerder boeren werd verwerkt.

Vrachtauto T. Ford, van ondernemer H.W. Vikkerman, uit Langweer. Vikkerman, had een geregelde vrachtdienst, Langweer-Joure en Langweer-Joure-Heerenveen. Op deze afdruk de heer Vikkerman samen met zijn zoon.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.