Vluchthaven, Lemmer |1|

Op de voorgrond een schip met veel mensen. Op de achtergrond de R.K. kerk, de huizen boven de 'baan', de nettenmakerij van Jan Pen en rechts de rokerij van S. A. de Blauw en links die van de Jager. Op de haven zijn de palen voor het drogen van de netten te zien. In de Vluchthaven liggen een aak en een botter voor de wal.

Detailafdruk van bovenstaande foto.

Detailafdruk van 1e bovenstaande foto.

Detailafdruk van 1e bovenstaande foto.

Detailafdruk van bovenstaande foto.

Detailafdruk van bovenstaande foto.

Om bij de rechterpaal te beginnen, daar staat ondergetekende met naast mij Jurjen Bootsma. Dan komen Sietse Poepjes en Wieberen Seldenthuis. Vooraan bij de eerste ton staat Johannes Bosma dat was een jongen die je alle dagen zag en die ineens een week of wat verdwenen was. En als je dan vroeg buurman waar heb je zolang gezeten, dan was het antwoord "onkruid vergaat niet". Verder op de foto zien we Siemen Seldenthuis, deze kende ik heel goed om dat mijn oudste broer Ferdinand bij hem voer. Er werd altijd veel gelachen, als het 's morgens 11 uur was zei hij Ferdinand, jij red het verder wel, dan ga ik geld van de afslag halen. Seldenthuis had drie zoons, Wieberen, Hans, Marten en drie meisjes, Kee getrouwd met Johannes de Jong en Hielke en Renske die in Amsterdam wonen.

Evert de Vries

Detailafdruk van bovenstaande foto.

Een foto uit 1948: De afgebeelde personen zijn v.l.n.r. Marten Zeldenthuis, Andries Coehoorn met daarvoor Jan Coehoorn. Dan volgen Leeuwke Zandstra, Wiep Coehoorn en Lolle Zandstra.

Detailafdruk van bovenstaande foto.

Detailafdruk van bovenstaande foto.

Leeuwke Bootsma: Op de achtergrond de loods van de NNK (Noord Nederlandse Kunstmest handel.

Leeuwke Bootsma: Met personeel van de NNK (Noord Nederlandse Kunstmest handel (jaren 50) v.l.n.r. (omke) Manus Bootsma, Bosma, J. Balsma en Sake Bergsma.

De Lemster Vluchthaven, gezien vanaf de Zeedijk, links beneden het Oosthoekje, een stukje van de Oostdam en in de haven een baggermolen, bezig om het water op diepte te houden. Langs de kade liggen wat aken en schouwen van de Lemster vissersvloot. Recht vooruit zien we de spuisluis. Als je vanaf de Oostdam iets riep, antwoordde de echo even later vanaf de spuisluis. Links van de spuisluis staat het hokje waar de reddingboot in lag. Het hek op de dijk moest het loslopende vee buiten het dorp houden.

Onderaan de dijk staat het hokje voor de man die daar stond om het tolhek voor het doorgaande verkeer te openen. De tolgaarders waren toen Jan Spiekholt en Andries Bergsma. Tegen een kleine vergoeding werd het hek onder aan de dijk geopend. Geheel rechts, naast het tolhek, de boot en wagenmakerij van Gerrit Wierda, de smederij van Van der Wolf en de boerderij van Huitema. Verder nog de toren van de R.K. Kerk en een kijkje de Schans in.

De Lemstervloot is afgemeerd. De foto geeft maar een klein gedeelte van de toenmalige vloot weer. Zo te zien ligt Johannes Poepjes met zijn botter de LE 57 vooraan. Daarnaast lijkt wel zijn broer Liekele met de LE 69. Daarbinnen lijkt de LE ? te zijn van Pieter Poepjes, erachter liggen de LE 21 van Andries Fleer met daarnaast de LE 63 van Wiebren en Renze Hoekstra, het kan ook de aak van Arend Poepjes zijn. De witte daarachter is de LE 37 van Siebe Kooistra, en lijkt de volgende de LE 12 van Johannes Visser. Het was in de herfst want de schepen hebben een wonderkûle in de mast hangen te drogen, daar werd mee gevist op spiering. De garnalen die mede gevangen werden, gingen zo weer overboord, want ze waren niks waard.

De "baan" waar vroeger de netten werden gedroogd, is geheel in beslag genomen door de loods van de N.B.M. en de opslag van bouwmaterialen (zand en grind). Door de aanleg van vrachtschepen is er nauwelijks plaats voor vissersschepen.

  • Klaas Verhoeff:  Dat lytse jonkje foaroan bin ik, us heit en myn omkes wienen us skip oant fol kroadjen

Een opname van de Vluchthaven, genomen vanaf de Oostdam of vanaf het water. Het is achter in de haven met op de wal een ouderwets ogende hijskraan. Voor de wal een paar schepen waaruit blijkbaar gelost wordt. Er liggen hopen materiaal, waarschijnlijk zand of grind, zoals we dat enkele tientallen jaren geleden nog wel kenden. Die hopen nemen het zicht voor een groot deel weg op de huizen boven de baan. Ook de andere bebouwing van ’t Leeg is nauwelijks te herkennen, verstopt achter allerlei spullen op de haven.

Daar lijken ook een deel van de stokken bij te zijn waaraan de netten werden gedroogd. Wel zijn de schoorstenen van één van de hangen (Sterk of De Jager) goed te zien. Naast de Katholieke kerk is de pastorie te zien. Dat betekent dus dat de hang van Seerp de Blauw er nog niet stond, in ieder geval dat het stuk grond er achter nog niet met een muur afgesloten was. Naar ik meen werd daar het houtafval voor het stoken van de hangen bewaard