Oudesluis nummer 9 te Lemmer

|    1    |    2    |

Beschrijving van het huis.

Exterieur.

Het pand toont een woonhuis onder zadeldak, tegen een klokgevel met rijke allure. De voorgevel is opgetrokken in een enigszins paars getinte baksteen, die als een soort spouwmuur is opgebouwd. Achter de vijf centimeter brede spouw is een binnenmuur aangebracht van gele baksteen. De top van de gevel heeft een van een in die tijd veel voorkomende klok, en wordt versierd met beeldhouwwerk in de stijl van Lodewijk XV (rococo).

Het beeldhouwwerk vertoont in het midden een cartouche, omringd met symbolische uitbeeldingen van de vier jaargetijden. Rechts onderin het werk stellen een paar schaatsen tegen een achtergrond van ijspegels, de winter voor. Daarboven beelden twee volle druiventrossen en een bos bloeiende tulpen, respectievelijk de herfst en de lente uit. Links onder tenslotte symboliseren rijpe korenaren en een sikkel de zomer.

De klokgevel wordt door bewerkte zandstenen vleugelstukken geflankeerd, welke aan de uiteinden uitmonden in gehouwen klauwstukken. De klauwstukken worden als het ware gedragen door rijkversierde cartouches (jaartal stenen), gedekt met een Ionisch kapiteel. In de cartouches staat de aanduiding "Anno 1773".

De toegang naar de kelder (nu restaurant), met hardstenen dorpel, wordt geflankeerd door een tweetal ellipsvormige ramen. Tijdens de restauratie zijn ze opnieuw aangebracht. Voorheen is dat mogelijk gebeurd, toen in de kelder een winkel kwam. De voorkamer is voorzien van twee schuiframen, met rechts daarvan de door kolommen omlijste ingang, welke door een fronton wordt afgesloten, in de stijl van Lodewijk XVI.

Over de hele breedte van het huis, op het niveau van de woonverdieping, bevind zich een bordes, deels rustend op vier gedraaide pilaren van hout. Het bordes dat voorzien is van een hek met gietijzeren balusters, is bereikbaar via een houten trap, die is opgesteld langs de gevel van het naast gelegen pand aan de rechterzijde.

Het bordes is tijdens de eerste fase van de jongste restauratie opnieuw geplaatst, en van een nieuwe trap voorzien. Vroeger bevond dit platvorm zich alleen bij de voordeur, maar is later langs de hele gevel uitgebreid. De linker zijgevel bevat, bijna tegen de voorgevel, een raam in de voorkamer, over het geheel wat kleiner dan de ramen aan de voorzijde, maar in dezelfde verhouding. De afmetingen zijn geringer omdat de balkeinde van de bovenliggende balklaag juist boven het kozijn is geplaatst. Voorst is deze gevel, die grenst aan de steeg, een raam rijk in de middenkamer (thans keuken), dat oorspronkelijk dezelfde afmeting had als voornoemd raam, zo leert ons een vermetseling.

Ook de ramen in de achtergevel zijn niet authentiek, de dagkanten bestaan gedeeltelijk uit klisklezoren, (Om het verband goed te kunnen leggen, worden stenen gehakt tot drieklezoren, klisklezoren of klezoren) de openingen zijn ingehakt. Voorheen bezaten de ramen zonneblinden. In deze eeuw werd een weinig fraai deurskozijn in de gevel aangebracht, die via het toilet toegang geeft tot de gang. Tijdens de verbouwing van de kelder, in 1980 werd deze met een berging met plat dak naar achteren uitgebreid. De rechterzijgevel (noord gevel) is aan het oog ontrokken, maar kwam vrij na de brand in het naast gelegen pand (makelaardij Friesland) in 1972. Daarbij bleek dat dit de oorspronkelijke zuid muur was van het verwoeste winkelpand.

In 1773 is deze gevel met een meter verhoogd, waarop vervolgens de muurplaat en de spantbenen van het in aanbouw zijnde huis werden geplaatst. De oude zuid muur is ook in de achtergevel nog terug te vinden, waar een bouwnaad de sluiting nog aangeeft van de bestaande en nieuw gebouwde gevel.

Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen, de goten worden gedragen door gietijzeren gootbeugels, waarvan er nog slechts enkele bewaard waren gebleven, toen met de restauratie werd begonnen. Naar bestaand voorbeeld zijn daarna nieuwe beugels bijgemaakt.

Inventarisatietekening uit 1975

De voormalige tuin was enkele vruchtbomen rijk, met aan de kant van Makelaardij Friesland, een pand van oude Friese gele steen. Deze bestrating liep vanaf de woning naar het achter in de tuin gelegen olie hok. Tot 1954 bevond zich daar tevens, boven de sloot het "hûske". Tijdens de bewoning van de heer G. van der Heide, heeft de tuin een metamorfose ondergaan, en verdween de bestrating onder een strook beton. De tuin werd verder voor een deel belegd met betontegels,en kreeg zelfs een vijver. Thans is het hele terrein verhard, ten behoeve van het restaurantbedrijf.

Interieur

Van het oorspronkelijke interieur is, behalve de betimmeringen in de voorkamer en enkele binnendeuren, jammer genoeg weinig bewaard gebleven. Ik wil dan ook bij de beschrijving van het interieur tevens enkele feiten vertellen, die die mij desgevraagd door enige oud bewoners zijn meegedeeld, over vroegere situatie. Via de bordestrap komt men door de fraaie ingangspartij in de gang, waarin weinig meer aan de vroegere allure herinnert. De toegangen naar de voor en achterkamer bevatte nog de originele deuren. Voorheen bezat de gang aan de rechterzijde een blauw betegelde lambrisering, met daarin de voormalige toegang naar het naburige pand.

Ongeveer in het midden van de gang stond stond een hekwerk rond het trapgat, waardoor men via de trap naar de kelder kon begeven. Achter in de gang bevond zich een tweede trap, vanwaar uit men een hoger gelegen deel van de kelder kon bereiken. Op dit punt leidde een derde trap naar de slaapverdieping. Deze is thans nog aanwezig.

De voorkamer bezit een schouwpartij in de Lodewijk XVI stijl, die echter door een verbouwing tot open haard, erg aan originaliteit heeft verloren. De versieringen, die we er op tegen komen vinden we terug in het snijwerk van het kalf der ingangspartij.

De schoorsteenmantel bevatte vroeger een schilderij. Hendrik Wilder gaf het mee aan een onbekende "deskundige" uit Amsterdam, ter restauratie. Men heeft het schilderij nooit meer terug gezien. Het stuk zou een gezicht tonen op het Dok, met voor de wal liggende schepen.

De schuifdeur naar de keuken werd in 1954 aangebracht. Daarvóór waren beide vertrekken met elkaar verbonden door een deur tegen de buitenmuur, aan steegzijde. Rondom in de kamer vinden we een lambrisering met panelen, welke tezamen met de deur naar de gang, en de schoorsteenmantel in 1940 van gegipst smogwerk werden voorzien. Dit werk werd uitgevoerd door de plaatselijke schilder C. van Slageren. Alle ramen bezaten toen nog de originele binnenluiken.Tegen de wand van de gang bevond zich in die tijd van Wierda nog een smalle hoge kast aangebracht over de volle hoogte van de wand.

De ronde balklaag kreeg in 1968 een bekisting, waarop een houtimitatie- van lichteiken geschilderd. De tegenwoordige is geheel gemoderniseerd. Tegen het plafond zijn schrootjes aangebracht, en op de vloer ligt parket. Vóór 1954 bezat deze keuken nog een bedstede tegen de voorkamer-wand aan de gangzijde. Deze bedstede was tevens vanuit de voorkamer toegankelijk.

In het vertrek kwam schaars licht binnen door het raam in de steeg muur. Het was geschilderd in een donkergroene, bijna zwarte kleur. Het laat zich makkelijk raden hoe donker deze ruimte, zonder de suitedeuren naar de voorkamer, voorheen moet zijn geweest.

In de achterkamer bevond zich eerder, tegen de keukenmuur, een bedstedenwand. Hierin zaten twee bedsteden, en een kast, met in het midden een bedstede, die van binnen roze was geschilderd. Rond de deuren was een geprofileerde lijst aangebracht, omslingert met bloem-guirlandes. Boven de deuren bevonden zich rococo-krullen met tot in de periode van Hendrik Wilder, geschilderde taferelen.

Schouwpartij in Lodewijk XVI stijl, met moderne haard, in de voorkamer.

Detail, schoorsteenmantel bij de aansluiting met het balkonplafond.

Paneeldeur met lambrisering in de voorkamer. In deze kamer werden alle panelen in de deur, lambrisering en en schoorsteenmantel voorzien van gegipst smokwerk. Dit gebeurde in 1940.

Voorts was in deze kamer een zwarte eenvoudige schoorsteenmantel tegen de steegmuur. De wanden waren van een lambrisering voorzien, die rond liep via de vensterbank. Deze thans nog aanwezige vensterbank bestaat uit een S-vormige versiering, die vroeger evenals de rest van het interieur, in groene tinten was geschilderd.

Behalve boven de bedstede deuren, bevond zich ook boven de deur naar de gang een schilderstuk, waarop menselijke figuren waren afgebeeld. Deze voorstellingen die waarschijnlijk op behang waren geschilderd, zijn verdwenen toen het pand door Hendrik Wilder werd bewoond. De zolder herbergde vroeger één slaapkamer tegen de voorkant. Dit vertrek was al in 1827 aanwezig, en bevatte tijdens de bewoning door de familie Wierda nog twee bedsteden en zeven kasten. Ten behoeve van zijn gezin liet Gosse Wierda later extra kamers maken en een douche.

De kelder, welke thans geheel als restaurant is ingericht, heeft een zoldering die bestaat uit een zware balklaag van grenenhout. Vermoedelijk is dit hout aangevoerd uit één der landen rond de Oostzee. De balk laag is bevloerd met houten delen van vijf centimeter dik, die herinneren aan de periode dat het pand als opslagruimte gebruikt werd. Het gebruik van de kelderruimte wijzigde doorgaans, zodra de bewoners plachten te verhuizen. Zo diende de ruimte aanvankelijk voor het opslaan van goederen. In 1837 werd het voorste deel als winkel ingericht. Dat is zo gebleven tot 1890, toen Wilder er een drukkerij in begon. in 1920 werd de ruimte gebruikt voor opslag van brandstoffen turf en steenkool. Later werd een gedeelte van de kelder geschikt gemaakt voor kantoorruimten.

In de jaren 60 was er een showroom van haarden en kachels in gevestigd, terwijl er daarna, tot de verbouwing tot restaurant, sanitaire artikelen in werden tentoon gesteld. Vermeldenswaardig is het feit dat van het achtergedeelte van de kelder 'de voormalige provisieruimte' de wanden waren betegeld met blauwe tegels.

Tenslotte is de vondst van een kanonskogel het vermelden waard, deze werd door de voormalige bewoner G. van der Heide ontdekt in één van de vroegere doorgangen naar het naast gelegen woonhuis. Deze egaal ronden stenen kogel heeft een middellijn van zeven centimeter. Waarschijnlijk betreft het hier een kogel, die herinnerd aan een beschieting door Engelse oorlogsschepen in september 1799. Meer hier over te lezen in het boek "Lemsterlan,in kuijjerke troch it forline" van A.E. Klijnsma.

Restauratie.

De restauratie van het pand is in twee fasen uit gevoerd, en behelsde A. de verbouwing van de kelder tot restaurant met de daar bijbehorende wijzigingen in de voorgevel, en B. de restauratie werkzaamheden aan het dak, de gevels en de kozijnen. Fase 1 is uitgevoerd in 1980. De bestaande kelder werd ontruimd, terwijl de vloer van het achterste deel moest worden verlaagd, om het vloer niveau in de gehele ruimte gelijk te krijgen. Naar achteren toe werd de ruimte vergroot met een bering, waarin tevens plaats kwam voor de verwarmingsketel.

Het restaurant werd gesitueerd aan de straatzijde, met daarachter de keuken en de sanitaire ruimte. De toegangsdeuren van de ingang zijn vernieuwd, terwijl de originele hardstenen onderdorpel, weggestopt onder de bestrating, in ere is hersteld. De voorgevel kreeg zijn balkon, over de volle breedte van de gevel, terug, waarbij oude foto's als voorbeeld hebben gediend. De daarbij aangebrachte gietijzeren balustrade is geen reconstructie, maar een alternatieve oplossing, die beter paste in het restauratieplan.

Voorts werden de vroegere segmentvorige etalageramen opnieuw aangebracht. Bij die gelegenheid is tevens de oude trap vervangen door een nieuwe. De bestrating onder het balkon onderging een wijziging. De oude Friese geeltjes kwam in de plaats voor betonnen tegels.

In de tweede fase, die in 1982 zijn beslag kreeg, is het dak grondig nagekeken, en waar nodig gerestaureerd. De kapconstructie bevond zich in goede staat, uitgezonderd de muur platen, die geheel werden vernieuwd, terwijl het bestaande hout werd door gespijkerd. Over de dakvloer is ter bescherming een ventilerende pvc folie aangebracht. De daklatten moesten allen worden vernieuwd, waarna de bestaande pannen weer konden worden gelegd.

Rondom het dak is een nieuwe, met zink beklede goot aangebracht, voorzien van een geprofileerde voorboei, passend bij de achttiende -eeuwse architectuur van het pand. Het merendeel van de gootbeugels moest worden bijgemaakt na bestaand voorbeeld. Bij de aanvang van de restauratie waren daarvan nog slechts drie over.

Het metselwerk van de gevels verkeerde in het algemeen in goede staat. In de voorgevel hadden blinde ankers schade toegebracht aan het metselwerk. Dit was reden om de ankers uit te nemen, ze werden niet meer aangebracht. Vroeger was al eens een extra verankering gemonteerd door middel van zogenaamde rozetankers. De gescheurde gedeelten metselwerk zijn hersteld. Het natuursteenwerk van de halsgevel is gerestaureerd met een twee componentenmortel. Met name de horizontale vlakken waren door verwering aan restauratie toe. Naderhand is al het zandsteenwerk geschilderd, waarbij de gebeeldhouwde voorstellingen op kleur werden gebracht. Onderzoek had opgeleverd, dat ook voorheen de afbeeldingen waren geschilderd, doch niet van af het eerste begin.

De buitenkozijnen verkeerden alle in goede staat. Eén onderdorpel, in een der ramen in de achtergevel moest worden vernieuwd. Het raamhout van de kozijnen van de achtergevel werd vervangen. Voor het oog zijn het schuiframen geworden in empirestijl, die echter zijn voorzien van een stolpraam-constructie. De roede verdeling van de ramen in de voorgevel is niet origineel. De wisseldorpel zat vroeger lager, blijkens opgevulde sponningen in de dagkanten van het kozijn.

Over de vraag, hoe de roede verdeling vroeger is geweest, werd overleg gepleegd met de Rijksdienst voor de monumentenzorg te Zeist, Ramen met twaalf (4 x 3 ) en vijfendertig ( 5 x 7 ) ruiten per kozijn werden waarschijnlijk geacht, maar gezien nooit de juiste zou worden achterhaald, werd besloten af te zien van reconstructie, en de huidige ramen te herstellen. Deze ramen hebben al een geschatte leeftijd van 130 jaar.

Ter herinnering aan deze restauratie heeft de opdrachtgever in de voorgevel een gedenksteen laten plaatsen, waarop de naam van de opdrachtgever, en het jaar van restauratie.

Restauratie 2e fase (herfst 1982)

Gerestaureerde ingangspartij in Lodewijk XVI stijl. Bovenlicht en toegangsdeur werden vernieuwd naar ontwerp van het Architectenbureau Feike Kroes in Lemmer.

Foto: User: Gouwenaar|Gouwenaar (wiki CC BY-SA 3.0) Detail van de klokgevel met de afbeelding van de vier jaargetijden. Links onder de korenaren met sikkel, die de zomer uitbeelden. Daarboven een bos tulpen, de lente. Rechtsboven trossen met druiven, die het symbool zijn van de herfst en rechts beneden ijspegels met een paar schaatsen, de winter voorstellende.

Reactie plaatsen

Reacties

M.langedijk-wierda
4 jaar geleden

Heel leuk om de geschiedenis van broer van mijn opa Johannes te lezen!!ik ben dochter van wiebe Wierda(geb.1946) a.dam

|    1    |    2    |