Honderd jaar Lemster schippers (1809-1920)

Door Jaap van der Zwaag. j.s.vanderzwaag@planet.nl

"De tjalken schieten aan tussen de strakke dijken
en vullen ’t glad kanaal met driftig schuimgedruis,
totdat zij met een vaart de lange zeilen strijken
en glijdend binnengaan in ’t veilig vak der sluis
Daar dringen zij dooreen; de harde boorden kraken,
Zodat een druk rumoer zich opzet in de lucht,
Totdat de wachters weer de poorten openmaken
En al dat ongeduld ver in de ruimte vlucht."

(uit: de schutsluis door Jan Prins)

Voor de sluis te Lemmer.

Inleiding

De ligging van Nederland in een van de belangrijkste rivierdelta’s van Europa heeft ons land van nature tot een land van transport over water gemaakt. Toch is de kennisachterstand over de mens in de binnenvaart erg groot. Ten onrechte.

De omvang van de binnenvloot in de 17de eeuw heeft ongeveer 8.000 schepen en in de daarop volgende twee eeuwen ongeveer 10.000 schepen bedragen, vele malen groter dan de vloot van zeeschepen. Over het aantal opvarenden per schip en de werkgelegenheid in de binnenvaart is echter zo goed als niets bekend. Schattingen liggen tussen de 20.000 en 40.000 mensen die in de binnenvaart in de 19de eeuw hebben gewerkt, gezinsleden niet meegerekend.

De binnenwateren waren tot in de 19de eeuw in duidelijk te onderscheiden regio’s te verdelen. De belangrijkste waren: de noordelijke provincies (Groningen, Friesland, Drenthe en Noord-Overijssel), de regio Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht en tenslotte het rivierengebied. Elk vaargebied stelde andere eisen aan de eigenschappen van de schepen. De maximale lengte, breedte en diepgang werden bepaald door de knelpunten op de route. Bovendien verschilden de vaarseizoenen en de te transporteren goederen. Hierdoor had elke regio zijn eigen, soms zeer specifieke scheepstypes en kenden de streken in bepaalde opzichten verschillende economische conjuncturen.

Kooplieden vervoerden heel vroeger zelf hun goederen van de ene plaats naar de andere. Naarmate de vraag naar producten steeg, nam ook de hoeveelheid te vervoeren goederen toe. Dit had tot gevolg, dat kooplieden steeds meer gebruik gingen maken van de diensten van personen die van het goederen (en -personen)vervoer hun beroep maakten. Nog tot ver in de 19de eeuw bestond het merendeel van de verbindingen over land uit onverharde klei- en zandwegen, waarover het vervoer niet bepaald vlot en gemakkelijk verliep, ik heb daarover op een andere plaats op deze site uitvoerig geschreven. Het vervoer ging dan ook meestal over het water.

Rivieren en kanalen vormden in die tijd de belangrijkste handelsverbindingen. Niet alleen waren vaarwegen relatief veiliger, ook konden goederen in grotere hoeveelheden en daardoor goedkoper van de ene naar de andere plaats worden getransporteerd. Vooral turf werden in grote hoeveelheden over het water vervoerd.

In de veengebieden waren daarvoor grote en kleine kanalen gegraven. De zeilende binnenvaart in Nederland heeft haar oorsprong voor een groot deel te danken aan de turfwinning. Vooral Friese schippers zijn actief geweest op het vervoer van turf. Allerlei soorten schepen werden hiervoor gebruikt: pramen, schuiten, tjalken, noem maar op. Erg druk was het tegen de winter, wanneer iedereen turfvoorraden aanlegde.

"De turf was zo duur geworden. Want nu alle vaarten waren dichtgevroren, kwamen er geen schepen met nieuwe voorraad. De enige turfschipper, van wie het schip in de dorpsvaart lag vastgevroren, maakte van deze gelegenheid gebruik om zijn waar duur te verkopen" (Afke’s tiental" van Nynke van Hichtum, ca. 1890)

Turf werd in de loop der jaren steeds minder als brandstof gebruikt, onder meer door de opkomst van steenkool. De schippers schakelden dan ook langzamerhand over op het vervoer van andere producten, zoals aardappelen, mest, graan, hout, stenen, etc.

Een geladen turfschip in het Dok te Lemmer

De beurtvaart

Het vervoer per schip was aanvankelijk ongeregeld. De schippers bleven met hun schepen net zolang aan de kade liggen, totdat zij voldoende lading hadden om te kunnen vertrekken. Voor de koopman die slechts een geringe hoeveelheid goederen had te vervoeren was dat uiteraard nadelig. Hij moest immers wachten totdat het schip voldoende geladen was. Alleen kooplieden die veel goederen te vervoeren hadden konden het vertrek, de route en de bestemming van het schip beïnvloeden. Door de toename van de handel en het goederenvervoer ontstond de zogenaamde beurtvaart.

Onder "beurtvaart" mag worden verstaan de tak van vervoer, waarbij schepen om beurten en op vaste tijden een vervoersdienst onderhouden tussen twee (of meer) plaatsen. Van het instellen van deze veerdiensten of "beurtveren" hadden zowel schippers als kooplieden profijt. De schipper kon erop rekenen dat kooplieden op geregelde tijden lading aanboden, waardoor lange wachttijden aan de kade werden vermeden. Hierdoor kreeg de schipper een redelijk gegarandeerd bestaan. En kooplieden waren ervan verzekerd dat een schip op gezette tijden vertrok en op een vaste verbinding voer, waardoor een betrouwbaarder vorm van vrachtvervoer was verkregen. Soms ontstonden beurtveren uit overeenkomsten tussen plaatsen. Zo verkreeg in 1625 bijvoorbeeld het Grootschippersgilde het uitsluitend recht van beurtvaart tussen Groningen en De Lemmer.

Aan het eind van de 16de en in de loop van de 17de eeuw was in Nederland een netwerk van beurtveren ontstaan. De beurtvaart genoot op den duur dan ook een bevoorrechte plaats boven de ongeregelde (wilde) vaart. De beurtschippers hadden de "uitsluitende vaart", we zouden nu zeggen "monopolie". Andere schippers waren in principe van het goederenvervoer op die verbinding uitgesloten. In principe, want op bepaalde, drukke, routes voeren soms meer beurtschippers.

Na de Bataafse omwenteling in 1795 werden o.m. de gilden afgeschaft en vrije uitoefening van bedrijf van beroep erkend. In 1798 werd bepaald dat deze maatregelen niet de beurtvaart en de wagenveren zouden betreffen. De positie van de beurtvaart bleef hierdoor onaangetast.

Pas na de komst van de Wet Openbare Vervoersmiddelen, die op 1 september 1880 in werking trad, kwam er een eind aan het monopoliekarakter van de beurtvaart. In veel plaatsen waren inmiddels al veel beurtveren opgeheven, terwijl de nog bestaande – zeilende – beurtvaart steeds meer concurrentie kreeg van de stoomvaart, de spoorwegen en het wegtransport, dat laatste vooral door de betere wegen. En in De Lemmer werd de goederentram van de NTM een geduchte concurrent.

Inmiddels waren steeds meer schippers in de landelijke wilde vaart gegaan. Een belangrijke aanbieder van lading werd de akkerbouw, die meer en meer gingen produceren voor fabrieken, die de producten vervolgens verwerkten. Het ging vooral om graan, peulvruchten, vlas, suikerbieten en aardappelen. Daarnaast was er toenemende vraag naar mest. Vooral de bloembollenteelt in het westen van het land had veel mest nodig, welke bijvoorbeeld uit Friesland kwam. De binnenvaart nam door de groei van de economie en de industrialisatie in die jaren een enorme schaalvergroting door en daardoor ook de werkgelegenheid.

De tjalk

Pramen en tjalken waren in de 19de eeuw de meest gangbare binnenschepen. Er waren heel veel soorten tjalken. De tjalk is vooral te herkennen aan het voorschip met zijn bolle wangen met daartussen een stevige neus, de grote kromme steven. Vandaar lopen de berghouten (stootbalken) over de hele lengte van het schip naar de achtersteven, in een fraaie gebogen lijn (de "zeeg"). Het boord boven het berghout heet "boeisel". Een tjalk heeft geen kiel en daarom hangen aan weerszijden van het schip eivormige zwaarden.

Op het achterschip bevindt zich de roef, het verblijf van de schipper en zijn gezin. Vroeger huisde het hele gezin in het "paviljoen", een piepkleine ruimte onder het achterdek, nu meestal nog in gebruik als slaapruimte en herkenbaar aan de twee klokvormige poortjes aan weerszijden van het roer onder het berghout. Deze tjalken werden dan ook "paviljoentjalken" genoemd.

Paviljoentjalk-Damrak - Foto van: www.kustvaartforum.com

Tot in de 18de eeuw hadden de meeste tjalken een bijzondere hekvorm, waarbij de boorden van het achterschip naar boven waren verhoogd en spits toelopend waren samengebouwd. Dit opbouwsel werd "staats" of "staatsie" genoemd, waarin een driehoekige opening was uitgespaard, het "hennegat", waardoor de helmstok liep. De onderkant van het hennegat werd gevormd door de hekbalk die horizontaal op de achtersteven rustte. Dit type schepen werd "hektjalk" genoemd. De zwaai die de helmstok bij deze schepen kon maken was beperkt, zulks in tegenstelling met de gewone tjalk, waar de helmstok over het boord heendraait. Verschillende Lemster schippers hebben vroeger een hektjalk gehad. De enige originele hektjalk in Nederland is in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen te vinden.

Hoewel "tjalk" van oorsprong een Fries woord is, werd (en wordt) in Friesland gesproken van "skûte" en "skûtsje".

De stoommachine, die al sinds het midden van de 19de eeuw functioneerde als voortstuwer van schepen, heeft, uitgezonderd in de beurtvaart, niet veel belangstelling gehad van de particuliere binnenvaart. Dat is niet verwonderlijk, want een stoommachine met ketel en stookplaats had erg veel plaatsruimte nodig, waardoor in de betrekkelijk kleine schepen veel laadruimte verloren ging. Hierdoor kwam het dat tot en met de Tweede Wereldoorlog de zeilende binnenvaart zich behoorlijk kon handhaven.

De schipper was ook in de meeste gevallen de eigenaar van het schip. Maar er werden ook wel schepen gehuurd, zoals bijvoorbeeld in De Lemmer in een aantal gevallen is gebeurd in de laatste helft van de 19de eeuw.  Hier heeft de burgemeester van Gaasterland, jonkheer Jan Hendrik Frans Karel van Swinderen, schepen verhuurd aan Lemster schippers, waaronder Eelke de Boer, Romke Andries Boonstra, Gerrit Pieters Faber, Jan Hoeksma, Johannes Egberts Poepjes, Sjouke Aants Riemersma, Reinder Cornelis Smit en Wigle Cornelis de Vries En de grietman Regnerus Livius van Andringa de Kempenaer (1752-1813) stelde op een eigen schip een schipper aan, namelijk Frans Frans Menses (ook geschreven als Mensesz).

Schippers woonden op hun schip, maar ook aan de wal, zoals bijvoorbeeld de beurtschippers. Een voorbeeld van schippers die aan de wal woonden waren Kleis Johannes (mijn voorvader) en zijn zoon Jan Kleises. Kleis Johannes was op 5 januari 1727 geboren in Oosterzee. Hij trouwde op 12 april 1750 in Delfstrahuizen met Geertje Jans. Kleis ging met zijn vrouw in Delfstrahuizen wonen. Hij "gebruykt maar een halve schoorsteen onder een afdak", staat ergens in een akte. Dat scheelde dus in de belastingen. Zijn gezin bestond uit twee "halve hoofden". Er waren dus twee personen boven de zestien jaar, die, gezien hun vermogenspositie, slechts half hoofdgeld verschuldigd waren. Alleen rijke mensen draaiden op als "hele hoofden" voor het hoofdgeld.

Na verschillende malen te zijn verhuisd bewoonden Kleis en zijn gezin in 1805 in een "arme woning". Hij was toen 78 jaar oud; een jaar later zou hij overlijden. Hij was door het schippersvak niet rijk geworden.

Kleis was schipper en woonde niet op zijn schip zoals hierboven dus blijkt. Ook zijn zoon, Jan Kleises, geboren op 6 maart 1752 in Delfstrahuizen was schipper. Hij trouwde in 1774 in Echten met Lammigje Jans Lamberts. Hun zoon, Kleis Jans, geboren in 1779 en Trouwde met de in 1784 in De Lemmer geboren Grietje Taekes de Boer, was ook schipper, net als zijn vader en zijn grootvader. In 1811 nam Kleis Jans de achternaam "Visser" aan, evenals zijn vader.

Nadat Kleis Jans Visser op 47-jarige leeftijd in 1826 plotseling was overleden nam zijn vrouw Grietje het beroep van haar man over en werd "potschipperin". Potschipper was een specifiek beroep. Het was iemand die met een schip vol potten en pannen van dorp naar dorp voer om die daar te verkopen.

Het echtpaar Visser/de Boer had een zoon, Lammert Kleizes (mijn bet-overgrootvader), geboren in 1822 in Delfstrahuizen. Lammert zou in 1820 in De Lemmer trouwen met een dochter (Albertje Nolkes Hoekstra) van de tapper/schipper Nolke Hylkes Hoekstra in De Lemmer.

Het schippersleven.

Een schippersfamilie had een vrij leven. Desondanks was het voor veel schippers een hard en moeizaam bestaan. In de winter kon vaak niet worden gevaren en waren er dus ook geen inkomsten. Het schip lag doelloos aan de kant, soms héél lang. In de zomer werkte men dag en nacht. Maar soms lag men dan ook lange tijd langs de wal wegens gebrek aan vrachten of door ongunstig weer. De romantische plaatjes en foto's die wij kennen van grachten en kanalen met schilderachtige binnenschepen, soms overdekt met een laag sneeuw, laten niet zien dat deze schepen vaak daar lang werkloos lagen en dat de schippers maar moesten zien hoe ze de eindjes aan elkaar moesten knopen.

Bij een goed bezeilde wind werden vaak lange dagen gemaakt en werd ook wel 's nachts doorgevaren. De schipper kon dan geen oog dichtdoen. Met slecht weer was het koud aan boord. Alles was dan nat en kil. Als men bedenkt dat de schippers altijd in weer en wind buiten stonden (er waren (nog) geen stuurhutten) dan is er weinig fantasie nodig om te beseffen, wat ze moeten hebben geleden. Het hele gezin werkte mee, moest meewerken, omdat er vaak geen geld was voor een knecht.

Een schip in het Dok te Lemmer.

De schippers leefden letterlijk van de wind en in het bijzonder met de richting en de kracht van de wind. De nauwe vaarwateren, waar niet gelaveerd kon worden en die bovendien nog extra bochtig waren, veranderde de situatie steeds weer en moest men, ook dicht bij bebossing en hoge gebouwen, soms jagen en bomen om vooruit te komen. Het hele gezin (behalve de baby’s) hielp bij het jagen. Met het eigen gewicht, enigszins steil voorover gebogen, werd de lijn stevig en gelijkmatig strak gehouden. Ook vrouwen en kinderen trokken mee en ik heb vaak mijn grootmoeder (Grietje Lubbers) aan de lijn zien hangen, stapje voor stapje het zware schip trekkend, zonder protest, terwijl mijn grootvader (Siebe van der Zwaag) aan zijn pijpje lurkend op de helmstok zat. Uiteraard werd er voortdurend gewisseld van taak.

Dat jagen was een gebeurtenis apart. Een lange lijn, met daaraan een soort tuig, waarmee het schip werd voortgetrokken. Bij sommige bruggen moest de mast naar beneden. Beulswerk, maar ook vakwerk. Schippers waren uitstekende vakmensen. Ze moesten kunnen navigeren, maar ook nog een soort weerman zijn.

Onder de meest erbarmelijke weersomstandigheden werd er doorgevaren. Ook op de Zuiderzee. Soms vergingen schepen met man en muis, d.w.z. de schipper, zijn vrouw, zijn kinderen en zijn knecht. Verschrikkelijke drama’s hebben zich op de Zuiderzee afgespeeld. Elke schipper die de Zuiderzee moest oversteken deelde het traject zoveel mogelijk op in etappes die langs geschikte vluchthavens en veilige ankerplaatsen liepen.

Voer men bijvoorbeeld van Amsterdam naar Stavoren dan werden de volgende etappes in acht genomen: 1. Oranjesluizen (bij Amsterdam) naar de rede van het eiland Marken; 2. de rede van Marken, via Oosterleek naar het Krabbersgat bij Enkhuizen); 3. de oversteek Enkhuizen naar Stavoren. Omdat er in Nederland overwegend westelijke winden waaien had bovenvermelde route langs de kust van Noord-Holland het voordeel, dat er betrekkelijk weinig zeegang was, belangrijk voor een volgeladen schip. Pas bij Enkhuizen werd de oversteek gewaagd. Bij een opkomende storm uit het noordwesten kon eventueel nog worden afgeweken naar De Lemmer, voor de wind en de golven uit.

De meest veilige, maar niet de kortste route van Amsterdam naar De Lemmer ging eveneens via Enkhuizen, maar bij bestendig weer kon ook vanuit Amsterdam rechtstreeks naar De Lemmer worden gevaren, meestal eerst op de Zuidwal aan om vervolgens achter de beschutting biedende uitgestrekte zandplaat de Knar koers te zetten naar het noorden. Bij opkomende noordwester storm waren er overigens weinig uitwijkmogelijkheden. Eventueel kon men Urk aanlopen of  voor anker te gaan op de rede van Schokland.

Bij stormweer werd bij het binnenlopen van De Lemmer de nok gevierd en werden zowel fok als grootzeil gereefd. Overigens moet men zich niet een te primitief denkbeeld van het vervoer per zeilend vrachtschip. Vaak werden bij gunstige winden per dag zeer behoorlijke afstanden afgelegd.

De schippersvrouw had geen gemakkelijk bestaan. Als ze in verwachting was bleef ze zolang mogelijk meewerken, ook al was dat soms zeer zwaar. Kinderen werden aan boord geboren en dat gebeurde soms erg vaak. Was de baby geboren, dan ging men zo snel mogelijk weer aan de slag, soms zelfs dezelfde dag. Net als op de wal kwamen ook op  binnenvaartschepen gezinnen voor van tien kinderen. En dat woonde allemaal in de roef op het achterdek. Zo´n roef leek op een miniatuur-huiskamer.

Naarmate de schepen groter werden, nam ook de oppervlakte van een roef toe, maar een dergelijke oppervlakte was nooit meer dan acht vierkante meter, de meeste schepen hadden kleinere roeven. De ruimte werd zeer efficiënt gebruikt. Aan de zijkanten van de roef waren bankjes geplaatst. Onder de wegneembare zittingen van deze bankjes werden de levensmiddelen en andere spullen opgeborgen. Boven de banken waren kastjes voor kleding en andere huisraad. Aardappelen werden in een ruimte onder vloer opgeborgen. In het midden stond een tafel, waarboven een petroleumlamp hing. Een klein fornuis zorgde voor de verwarming en het koken. Sommige protestantse schippers hadden een orgeltje (harmonium) aan boord.

Onder het achterdek sliepen vader en moeder in een tweepersoonskooi (met een kribje voor een baby) en  in smalle kooien lagen de kinderen. Ook onder het voordek waren er slaapkooien. Uiteraard was geen enkele roef gelijk. Gebruikte men stoelen in een roef, dan moest een stuk van de stoelpoten worden afgezaagd, om rechtop te kunnen zitten. De roeven waren allemaal zeer klein, maar wel gezellig.

Zó klein, dat wanneer er 's avonds visite kwam, de kinderen naar hun kooi moesten, omdat er niet genoeg ruimte was in de roef.  En erg lang moest je ook niet zijn, want de hoogte van een roef was meestal minder dan 1,80 meter. Met mijn lengte van 1,89 meter heb ik héél vaak mijn hoofd gestoten, wanneer ik bij een schipper familielid op visite was. IJskasten waren er niet aan boord. Door geregeld koken kon je melk een week goed houden.

Had de schipper volwassen zoons, dan voer men met eigen mensen, maar die zonen liet men ook wel bij andere schippers als knecht varen om hen te leren later beter op eigen benen te staan. Bovendien had dit als voordeel, dat men een kind minder aan boord had.

"Schipper te Lemmer"

We kennen de verhalen van vroeger, van de zwaar geladen tjalk, die met volle zeilen vanaf de Zuiderzee op de sluis van De Lemmer aanstuift. Aan het roer de schipper, met schippersbaardje aan een verweerde kop, ringetjes in de oren en in de mond een pijp geklemd. Voorop de knecht. Met zijn tweeën zijn ze het grote schip volledig de baas. Een woord, een gebaar en daar valt de piek. Even later valt het grootzeil aan dek. De tjalk vermindert vaart, maar kan door de fok nog voldoende hoogte houden om de sluis te bereiken. En dan, precies op het juiste moment, komt ook de fok naar beneden. Het schip drijft daarna de sluis in waar schipper en knecht ieder een landvast over de op de wal aanwezige bolders leggen.

Zo zijn de loop der jaren honderden binnenvaartschepen de sluis van De Lemmer binnengekomen. De meeste schepen hadden De Lemmer niet als eindbestemming, maar voeren verder Friesland in of nog verder. Maar er waren ook Lemster schippers die hun schip na gedane arbeid ergens in het dorp aanmeerden, in de Rien of in het Dok.

In De Lemmer hebben altijd veel schippers gewoond, meer dan ik dacht. In de loop der eeuwen hebben veel binnenschippers De Lemmer als hun thuishaven opgegeven in ambtelijke of andere officiële stukken. Over een periode van honderd jaar, d.w.z. van 1809 tot 1920 heb ik ongeveer 160 namen gevonden, waarvan bekend is dat ze "schipper te Lemmer" waren. Deze namen staan in onderstaande lijst. Van een aantal van die schippers heb ik wat bijzonderheden gevonden, van andere is weinig of niets bekend. Wellicht zijn er afstammelingen van deze mensen, die nog iets over hun voorvader-schipper weten.

  • Lijst van Lemster schippers in de periode 1809-1920.

Abels, Gerbrand. Geboren 1 juli 1762 te Lemmer, zoon van Abel Girbes en Durkje Jans. Trouwde met Sietske Minses.

Lemsterland, huwelijken 1788
Vermelding: Bevestiging huwelijk op 15 juni 1788 in Lemmer
Man: Gerbrand Abelesz afkomstig van Lemmer
Vrouw: Zietske Menses afkomstig van Lemmer

Familienamen 1811:
Lemmer, deel 1 folio 54 verso
Knijpinga, Gerbrand Abels, ongehuwd, Lemmer

Certificate of Registry
Year registered 1814
Number in register 18140070
Name ship JUFFROUW CORNELIA
Type Kof
Lasts 62
Built provence/country Woudsend, Friesland
Binnenland
Remarks
Date agenda 1814-01-31
Passport requested by Bordes, P.F. de
City Amsterdam
Master at time of request Abels, Gerbrand: Bron: www.marhisdata.nl

Ages, Tiemen Hendriks. Zoon van Hendrik Tjeerds Ages en Trijntje Gurbes Koopman.

Andries, Lammert. Trouwde op 6 januari 1805 te Lemmer met Klaaske Joostes.

In 1811 verkocht Lammert Andries de helft van een schip

Annes, Hans. Geboren in 1766 te Koudum, overleden op 11 april 1848 te Lemmer. Zoon van Anne Bouwes en Fopkjen Nolkes. Trouwde met Janneke Alberts.

Familienamen 1811:
Lemmer, deel 1 folio 11
Wouda, Hans Annes, Lemmer
Kinderen: Hendrikje 16, Fopkjen14, Aaltje 13, Anne 10, Dyuke 7, Boukjen 3

Annes, Johannes (Brouwer?) Geboren op 14 februari 1774 te Anjum. Overleden 9 september 1817 te Lemmer. Zoon van Anne Johannes en Jantje Sijmens. Trouwde met Trijntje Jacobs.

Notities overlijden Aangiftedatum: 11 september 1817
Overleden: 9 september 1817 om 15.00 uur te Lemmer
Overledene: Johannes Annes Brouwer, oud 43 jaar
Geboren te --, wonende te Lemmer
"nalatende deszelfs vrouw en vier kinderen"
Aangever 1: Jouwert Sybrands Stapert, oud 51 jaar, mastmaker
Aangever 2: Ane Willems Brouwer, oud 74 jaar, mr. smid,
"beide wonend in de Lemmer"

Arbeider, Albert.

Bakker, Anne.

Klaas Bakker te Leeuwarden verkocht in 1904 de ijzeren tjalk 'Petronella' voor 3500 gulden aan Anne Bakker

Bakker, Klaas.

Beer, Jouke Lolkes de. Zoon van Lolke Ottes de Beer en Maria Lolkes. Trouwde op 21 juni 1814 te Lemmer met Baukjen Gerrits Feeringa (Boukje Gerrits Veringe/Boukjen Gerrits Veersma).

Bla(a)uw, Ebele.

Boer, Eelke de (1853-1934) Trouwde in 1883 Cornelia de Graad.

Huurde in 1880 van de burgemeester van Gaasterland een overdekte praamschip 'De Goede Verwachting' voor 16 jaar. Huur 295 gulden per jaar en "ieder jaar 7 gulden minder".

Boer, Fokke Jacobus de (1848-1904) Zoon van Jacobus Poppes de Boer en Trijntje Linzes Waning. Trouwde in 1875 Aaltje Woudstra.

Boer, Linze Sibbeles de (1843-1922 ) zoon van Sible Jans de Boer en Aukje
Johannes Pool
. Trouwde met Grietje Hendriks Schimmel.

Linze de Boer, koopman in De Lemmer, verhuurde in 1876 overdekte tjalk 'De Twee Zusters' voor 17 jaar aan Linze Sibles de Boer. Huur 92 gulden per jaar en "ieder volgend jaar 2 gulden minder".

Boer, Poppe de.

Boer, Roelof Thomas de (1825-) Trouwde 1855 Rinske Koopmans.

Boer, Sibbele Linzes.

Verkocht in 1900 het praamschip 'Christiana' voor 1465 gulden aan schipper Romke Keuning in Amsterdam.

Boon, Jan Lips (1833-1915) Zoon van Lips Jans Boon en Pietje Johannes Tamines. Trouwde in 1882 Oedske Wagenmakers

Boonstra, Romke Andries (1839-) Trouwde 1870 Pietertje Propsma.

Huurde in 1878 van de burgemeester van Gaasterland overdekte tjalk 'De Goede Verwachting' voor 9 jaar. Huur 145 gulden per jaar en "ieder jaar 5 gulden minder".

Brouwer, A.W.

Bijlsma, Minke Taekes.

In 1883 verkocht Minke, samen met zijn broer Uilke Taekes de overdekte tjalk 'De Twee Gebroeders' voor 527 gulden aan de zeilmaker Siemen Jans Visser in Lemmer.

Bijlsma, Tietje.

Beurtdienst tussen Lemmer en Leeuwarden.

Cornel, Marten Jans. Trouwde Grietje Heins.

Bezat een "coffijschip".

● Certificate of Registry
Year registered 1814
Number in register 18140547
Name ship VROUW HERMINA (DE)
Type Kof
Lasts 83
Built provence/country Lemmer, Friesland
Binnenland
Remarks
Date agenda 1814-04-25
Passport requested by Stapert, S.J.
City Lemmer
Master at time of request Wijk, J.K. van
Harbour Amsterdam
Other Remarks mede-reder. Bron: www.marhisdata.nl

Driest, Jelke Jans (1789-1844) Trouwde ca. 1816 Tjaltje Alberts Oosterhout.

Dijkstra, Bouwe Alberts (1829- ) Trouwde 1859 Johanna Christiaans Krips.

Verkocht in 1882 het hektjalkschip 'De Vier Gebroeders' voor 3375 gulden aan Cornelis Krijnsen in Broekerhaven (NH). Was broer van Jelle Alberts Dijkstra.

Dijkstra, Jelle Alberts (1831-) Trouwde 1862 Antje Roelofs de Jong.

Esther, Bartele (Bartle) Barres (1851-1931)

Verkocht in 1879 het kofscheepje 'De Goede Hoop'. Hij trouwde in 1882 Ymkje de Boer, dochter van Jacobus Poppes de Boer. Hij was broer van Jan en Pier Barres Esther.

Esther, Jan Barres. Trouwde ca. 1873 met Froukje Rippen.

Esther, Pier Barres (1848-) Trouwde in 1877 met Akke de Hengst.

Faber, Gerrit Pieters (1814-1888) Trouwde in 1846 Akke Visser.

In 1871 huurde hij van de burgemeester van Gaasterland de tjalk 'De Twee Gebroeders' voor 10 jaar. Huur 91 gulden per jaar.

Feenstra, Jacob Sierds (1860- ) Trouwde ca. 1890 Taetske Fokkes Veltman.

Finnema, J.

Fortuin, Carst Dirks (1758-1843) (85 jaar oud).

Fortuin, Hans Carstes (Cerstes) Zoon van Carst Dirks Fortuin. Trouwde in 1860 Met Trijntje Sienes Koopman.

Hij was schipper en winkelier. Hij huurde in 1875 van de ontvanger der Gemeente Lemsterland Rienk Sleeswijk het overdekte beurtschip 'De Drie Gebroeders' voor 16 jaar. Huur 213 gulden per jaar.

Geerts, Jan.

Geerts, Rommert.

Schip 'Le Jeune Nicolas'

Gerrits, Johannes. Trouwde 1804 Tietske Wiebes.

Groot, Gerben Lolkes de. Geboren op 10 november 1857 te ?. Zoon van Lolke Gerbens de Groot. Trouwde op 13 januari 1882 Grietje Bijlsma.

Groot, Lolke Gerbens de. Trouwde op 21 september 1856 met Jacoba Ennes Drent.

Haan, de.

Haarsma, Johannes Annes (1750-1824)

Hage, Pieter Johannes.

Haringsma, Pier.

Heimans, Klaas (1832-1900)

Heimans, Tiede Gerrits (1791-1862) Trouwde ca. 1836 Trijntje Remmelts (Rimmerts)

Heymans, Hendrik Tiedes.

Heimens, Heimen. Heimen Heimens, trouwde vóór 1797 met Gerarda Hummius. Hun zoon Hermanus Dilling Heimens, geboren rond 1797 te Amsterdam, werd schippersknecht. Die trad op 2 april 1815 te Amsterdam in het huwelijk met Sara Minkhorst.

Hoeksma, Fokke (1812-1894) Trouwde ca. 1851 Geertje Jacobs de Jong.

Hoeksma, Hylke Feytes.

Hoeksma, Jan.

Huurde in 1881 overdekte tjalk 'Vrouw Geertje' voor 10 jaar van de burgemeester van Gaasterland. Huur 126 gulden per jaar.

Hoeksma, Pieter Fokkes. Zoon van Fokke Hoeksma. Trouwde 1870 Geeske Johannes van der Meer.

Hoekstra, Nolke Hylkes (1785-1859)

Was schipper/tapper.

Hoekstra, Rinze Rinzes. Trouwde 1853 Elizabeth Roelofs Groen.

Hoekstra, Ruurd Pieters. Trouwde ca. 1847 Jantje Hendriks Meyer.

Hoekstra, Wouter Rinzes (1862-1912) Zoon van Rinze Rinzes Hoekstra. Trouwde 1887 Joltje Tjalma.

Was schipper en winkelier.

Hoff, Anne. Trouwde op 27 jan. 1867 met Geertje Rinderts de Vries.

Beurtschip Lemmer-Leeuwarden. In 1872 kocht Anne van Jogchum Sibbeles Lemstra, stoombootkapitein te Lemmer het overdekte veerschip 'Dorothea' voor 650 gulden.

Hoff, Gerrit (1878-)

Hoff, Pieter (1875-1915) Zoon van Anne Hoff. Trouwde in 1904 met Djoeke Ena van der Veen.

Hoornstra, Jacob (1858-1917) Trouwde op 4 februari 1888 met Afke de Vries te Amsterdam. Na het overlijden van Afke de Vries (3 feb 1898 R'dam) hertrouwde hij op 9 december 1898 te Lemsterland met Jantje Dijkstra, die weduwe was van Roelof de Jong.

Jacob verkocht in 1898 het houten roefschip "De Jonge Jan" voor 650 gulden aan Pieter Schotsman.

Hukema, Reintje. Trouwde ca. 1867 met Ietje Oosterveld.

Jellings, Wiebe.

Jong, Ale de.

Jong, Benjamin Pieters. Trouwde 1788 Pietje Falkama.

Jong, Cornelis Oenes de.

Jong, Dirk Douwes de. Trouwde ca. 1849 Jantje Jochums Mast.

Voer als schipper op het stoomschip 'Willem II'.

Jong, Jan Gerrits de. Trouwde 1854 Iemkjen (Ymkje) Ieges (Iges, Yges) Vlieger (Flieger)

Jong, Johannes Uilkes de. Trouwde ca. 1838 Trijntje Abrahams ten Cate.

Jong, Klaas Gijsberts de.

Jongsma, Bauke. Trouwde met Jeltje van der Zande.

Schip 'De Twee Gebroeders'.

Jonkes, Ynse.

Bezat een tjalk die hij in 1810 verkocht aan Pieter Roelofs Siegers.

Keimpema, Gerrit Rienks van (1820-1898) Trouwde ca. 1865 Dieuwke Gorter.

Keimpema, Rienk van.

Kliphuis, Stoffel.

Koe, Greelt Harings de (1790-1826) Zoon van Haring Martens de Koe en Hinke Greelts. Trouwde 1817 Aaltje Karstes Fortuin.

Kooistra, Kornelis Piebes. Trouwde 1886 Aaltje Zeilstra.

Broer van Lieuwe Piebes Kooistra

Kooistra, Lieuwe Piebes (1830-1889) Trouwde 1860 Grietje Sloterdijk.

Kooistra (Kooystra), Siebe. Zoon van Klaas Siebes Kooystra.

Kooistra, Uiltje. Trouwde ca. 1888 Hendrikje Koenen.

In 1904 kocht Uiltje een werkplaats met erf van de Vissersvereeniging Lemmer.

Koopman, Jacob Luitzens (1833-1900) Trouwde 1861 Fim Hielkes Haagsma.

Kuyper, Franke. Trouwde 1866 Hendrikje Jochums Muurling.

Voer met de tjalk 'Engelina'.

Kuipers, Rouke. Trouwde 1853 Hendrika Abrahams Tappers.

Lemstra, Bartele Sibbeles (1824-) Trouwde in 1852 Geertruida Egberts Meyer.

Verkocht in 1851 de helft van de tjalk 'De Vier Gebroeders' aan zijn broer Jelke Sibbeles Lemstra.

Lemstra, Jan Jelles (1778-1849, ongehuwd)

Lemstra, Jelke Sibbeles (1821-1851) Trouwde 1850 Jacoba Ennes Drent.

Kocht in 1851 de helft van tjalk 'De Vier Gebroeders' van zijn broer Bartele Sibbeles Lemstra.

Lemstra, Sibbele Jelles (1779-) Trouwde op 25 dec. 1805 met Roelofje Jochems Dijkstra.

Was veerschipper. Hij was geboren in Oosterzee/Echten op 11 okt. 1779.  In 1811 kocht Sibbele de helft van veerschip van Hans Annes.

Masseur, Jozef.

Mastenbroek, Jozef (Joseph) Trouwde ca. 1889 Aaltje van der Plas.

Meer, Reinder Rudolphus van der (1868- ) Zoon van Rudolphus van der Meer. Trouwde 1897 Jantje de Vries.

Meer, Rudolphus van der (1837-1913) Trouwde 1868 Antje Siebes Visser.

Menses (Mensesz), Frans Frans. Trouwde met Tijsjen (Tiesje) Bokkes (de Vries)

Hij was schipper op een schip van R.L. van Andringa de Kempenaar.

Meulen, Sjirk van der. Trouwde 1877 Gjilkje de Weerd.

Meyer, Hielke Everts (1839-1909). Trouwde met Wiepkje Hessels de Jong 1874.

Meyer, Machiel (Michiel) Trouwde ca. 1882 Geertje Wayer.

Hij verkocht in 1887 hektjalk 'De Jonge Antje' voor 1235 gulden aan Koop van Veen in Makkum.

Mulder, Klaas Freerks.

Nijdam, Sibbele. Trouwde met Susanna Lips Boon ca. 1876

Nijdam, Sietze Wietzes.

Oord, Siebe Piers (1844-1932) Trouwde 1877 Bontje de Jong.

Was schipper en winkelier.

Pal, Dirk Wiebes van der. Trouwde ca. 1886 Trijntje Akkerman.

Pilon, Jacob. Trouwde met Reinke Valk ca. 1900

Poepjes, Hendrik Johannes. Zoon van Johannes Egberts Poepjes.

Poepjes, Johannes Egberts. Trouwde ca. 1865 Hiltje Hendriks.

Huurde in 1875 schip van burgemeester van Gaasterland, namelijk het kofscheepje 'De Vrouwe Hiltje' voor 9 jaar. Huur 117 gulden per jaar.

Postma, Johannes Sikkes. Zoon van Sikke Postma.

Postma, Sikke.

Prins, Harmen Jelles.

Prins, Hendrik.

Prins, Jan Hendriks (1828-) Zoon van Hendrik Prins.

Riemersma, Arent Andries (1785-1865)

Riemersma, Sjouke Aants. Trouwde 1859 Maria Joseph Oosterwelder.

Huurde in 1881 overdekte schuit 'Hoop op Zegen' voor 16 jaar van burgemeester van Gaasterland. Huur 142 gulden per jaar.

Rientsma, Rient.

Rippen, Jurjen Lourens (1859-1935) Trouwde in 1889 met Grietje Mulder.

Rogaar, Reintje (1842-1902)

Sakes, Keimpe (1784-1826) Zoon van Tjets Keimpes. Trouwde in 1811 met Elisabeth Hendriks Hergarden.

Scheepstra, Egbert Feddes. Trouwde in 1879 Hendrikje Reyenga.

Hij kocht in 1879 overdekte praamschip 'De Twee Gebroeders' voor 1650 gulden van Rouke Jans Kuipers, schipper te Echten.

Schippers, Jan Roelofs (1850-1908) Trouwde Dieuwke Jans Bok.

Schotsman, Pieter.

Pieter kocht in 1898 roefschip 'De Jong Jan' voor 650 gulden van Jacob Hoornstra.

Siegers, Bronne Roelofs. Zoon van Roelof Siegers. Getrouwd met Janna Jans de Graad.

Huurde in 1832 schip van Cornelis Sleeswijk.

02-03-1837 Men schrijft ons uit de Provincie ZEELAND , dd. 26 Febr.: "De hevige storm die in den nacht van den 22 op den 23ste heeft gewoed, was voor velen in deze provincie allernoodlottigst, de dijk van den Dintelerpolder te Prinsland is zwaar beschadigd, en het land gedeeltelijk geinondeerd. Bij het Veersche gat, is eene Vriesche tjalk vergaan, en de schipper Bronne Siegers, met zijn knecht en een werkman uit Vlissingen zijn daarbij ongelukkig verdronken ; eerstgenoemde laat eene weduwe en zeven kinderen in hulpbehoevende omstandigheden achter. [bron: Algemeen Handelsblad van 2-3-1837 onder Binnenland:]

04-03-1837 In de Vlissingsche Courant van 28 Februarij leest men: "In den nacht van den 23sten op den 24sten dezer, tusschen 11 en 12 ure, is door den heerschenden storm aan de noordzijde van het eiland Noord-Beveland , onder Wissenkerke, totaal verbrijzeld, het vaartuig van den schipper Bronne R. Siegers, dewelke met deszelfs twee knechts zijnen dood jammerlijk in de golven heeft gevonden; gemelde schipper laat alhier eene vrouw na en zes hulpbehoevende kinderen, welke door zijnen dood van hunnen verzorger en onderhouder verstoken zijn. Een der gemelde knechts, genaamd Marinus de Jong, was mede alhier woonachtig, en laat eene vrouw en drie kinderen na; van den anderen is ons geen naam bekend dan Leendert, woonachtig te Berghoek, bij Rotterdam."  

Siegers, Pieter Roelofs. Zoon van Roelof Siegers en Hendrika ter Spil. (Roelof Siegers en Hendrika ter Spil, woonden, destijds op de Langestreek 94 te Lemmer.) Trouwde 1809 Geertruida Feites Hoeksma. Trouwde Frouke Harms Oosterman, 16-08-1826 te Vlissingen.

Bezat tjalk 'De Vrouwe Roelfina', die hij in 1810 verkocht voor 3090 gulden aan Haring Martens de Koe (te Sneek). In 1810 had hij van Ynse Jonkers een tjalk voor 2000 gekocht. Of het om dezelfde tjalk gaat, weet ik (nog) niet.

Sleeswijk, Cornelis.

Verhuurde in 1832 schip aan Bronne Roelofs Siegers en was in 1838 gemachtigde bij de verkoop van de tjalk 'De Drie Gezusters' door Helmer Roelof Siegers te Middelburg aan Kerst Jans Woudstra.

Smit, Reinder Cornelis.

Reinder huurde in 1879 van de burgemeester van Gaasterland de overdekte tjalk 'De Vriendschap' voor 10 jaar. Huur 240 gulden per jaar en `ieder jaar 8 gulden minder`.

Stapert, Sjoerd Jouwerts.

Verkocht in 1810 tjalk voor 1999 gulden aan Jan Roelof Siegers te Sappemeer.

Steensma, Bouwe Gerkes. Zoon van Gerke Steensma.

Steensma, Gerke. Trouwde in 1892 Froukje Jans Visser.

Taekema, Doekele (1847-1913) Trouwde ca. 1879 Baukje Molenaar.

Veen, Johannes Lippes van der. Geboren in 1771. Overl. 22 okt. 1855, 84 jaar oud. Zoon van Lippe Gerbens van der Veen. Trouwde met Ynske Severijns.

Veen, Jurjen van der.

Veen, Lippe Gerbens van der (1803-) Geboren in De Lemmer op 22 april 1803. Trouwde ca. 1832 Froukje Christiaans Wagenaar. Trouwde met Froukjen Christiaans.

Veen, Sybrand (Siebren) Johannes van der. Trouwde met Dieuwke Hanzes Wouda.

Veenstra, Auke Annes (1836-1917) Trouwde in 1862 Aaltje Hessels de Jong.

Vegter, Jan Jacobs (1833-1889) Zoon van Jacob Geerts Vegter en Jikke Jelles Troelstra. Trouwde ca. 1862 Popkjen Andries Feenstra.

Vegter, Jelle Jacobs (1831-1895) Zoon van Jacob Geerts Vegter en Jikke Jelles Troelstra. Trouwde ca. 1864 Janke Rienks Vlieger.

Vegter, Reinhard (1837-1902. Zoon van Jacob Geerts Vegter en Jikke Jelles Troelstra. Trouwde in 1861 Hester Sipkes Koster.

Velde, Laas Fokkes ter. Zoon van Focke Lases en Siuke Gerkes. Getrouwd met Trijntje Gerrits ter Velde.

Velde, Gerrit Lases ter. Zoon van Laas Fokkes ter Velde en Trijntje Gerrits ter Velde.

Verbeek, Jan Folkerts. Trouwde in 1859 Beeuw Sjirks Haga en in 1868 Eefje Dierdorp.

Schipper en winkelier.

JAN FOLKERTS VERBEEK, zn van Folkert Jans Verbeek en Trijntje Abes Siersma, geboren te Lemmer op 29-11-1814, overleden (78 jr) te Lemsterland op 1-10-1893.

Gehuwd (26 jr, timmermansknecht) te Lemsterland op 29-11-1840 met Pietertje Pieters de Vries (26 jr, dienstmeid), geboren te Lemmer op 26-3-1814, overleden (44 jr) te Lemmer op 10-12-1858, dr van Pieter Sipkes de Vries en Grietje Moeles.

Gehuwd II te Lemsterland op 13-11-1859 met Beeuw Sjirks Haga, geboren te Gaasterland op 1-2-1820, overleden (46 jr) te Lemsterland op 10-4-1867 (kort na de geboorte van zoon Geert..), dr van Sjirk Jans Haga en Gettie Gosses Gossema. 

Visser, Jan Jans.

Visser, Jan Rinzes. Trouwde Hinke Tjerks van der Ley ca. 1869.

Visser, Jelte Harmens.

Bezat hektjalk 'De Vrouwe Janna'

Visser, Lupke Rinzes. Rinse Visser Getrouwd met Antje Jans de Vries.

Visser, Pietje Rinzes.

Visser, Rinze Lupkes (1878-1941) Zoon van Lupke Visser en Aaltje Visser.

Visser, Tjerk Jans. Zoon van Jan Visser Trouwde 1896 met Gepke Scheffer.

Vlieger, Fedderik Gerkes.

Vlietstra, Duye Poppes. Trouwde 1871 Anna Schroor en 1875 Jetske van Brug.

Vos, Berend. Trouwde in 1881 Tettje Talsma.

Vries, Anne Haitzes de (1844-) Trouwde 1862 Sjoerdtje Siebolts Hilsma.

Vries, Berend Jelles de.

Verkocht tjalk in 1820 voor 2344 gulden aan Marten Verschuur te Waspik.

Vries, Christiaan de (1840-1926) Trouwde in 1867 met Trijntje Dirks Plug.

Vries, Geert de.

Vries, Gerrit Hendriks de.

Vries, Haitze Jans de.

Vries, Jan Martens de.

Vries, Jan Siemens de.

Vries, Rindert Siebes de (1813-1876) Trouwde ca. 1837 Hanske Gerrits de Leeuw.

Vries, Wigle Cornelis de (1848-1891) Trouwde 1877 Goske de Weerd.

Wigle huurde in 1881 van de burgemeester van Gaasterland overdekte praamschip 'De Voorwaarts' voor 15 jaar. Huur 140 gulden per jaar.

Waning, Wouter (1810-1891)

Wapstra, Jan Jans.

Bezat hekschip 'De Drie Gebroeders'

Weerman, Gabriel. Trouwde ca. 1894 met Annechiena Fransen.

Willems, Klaas.

Wind, Obbe de.

Wint (Wind), Girbe Jans de (1796-1836) Trouwde 1833 Rigtje Minnes Conradi.

Witkop, Lammert Hoites.

Wouda, Anne Hanses (Hanzes) Beurtschipper. In 1802 geboren, overleden op 3 okt. 1869, 67 jaar oud. Trouwde met Minke Martens en op 9 dec. 1827 met Pietje Jans Mensesz.

Wouda, Hans Annes. Zoon van Anne Hanses Wouda.

Wouda, Jan Annes (1833-1895) Ongehuwd.

Woudstra, Durk Eelkes.

Woudstra, Kerst Jans.

Kocht in 1838 tjalk 'De Drie Gezusters' voor 1000 gulden van Helmer Roelofs Siegers te Middelburg. Gemachtigde bij deze koop was Cornelis Sleeswijk.

Wouters, Stoffel. Zoon van Wouter Stoffels uit Eesterga.

Zande, Lammert Hendriks van der (1844-1921) Zoon van Hendrik Andries van der Zande en Jeltje Alles de Vries. Trouwde in 1875 met Akke Tuinman.

Zee, Gerrit Harmens van der. Trouwde in 1885 Tjitske Lamsma.

Zee, Gerrit Jacobs van der. Trouwde met Rinskje de Jong.

Zoethout, Jelle.

Reactie plaatsen

Reacties

Gerard Molenkamp
4 jaar geleden

Weet U waar Rinze Rinzes Hoekstra (schipper) is begraven?

Roelie Spanjaard-Visser
4 jaar geleden

Mijnheer Molenkamp, Jaap van der Zwaag, weet het volgende: Ik heb drie Rinze Rinzes gevonden, t.w. 1. Rinze Rinzes Hoekstra, geboren in 1834 en overleden in 1914 in Lemsterland (en daar dus waarschijnlijk ook daar begraven); 2. Diens zoon Rinze Rinzes, geboren in 1854 en overleden in 1938 in Lemmer en 3. diens zoon Rinze Rinzes geboren in 1882 en overleden in 1938 in Lemmer.