Verzameling van Sleat Eartiids |4|

LE 47 Het schouwtje van Jan visser ( Jan mei de centen)


Lemmer, Markt


TACHTIGJARIGE TWEELING IN LEMMER


DE LEMSTER VISSCHERS


Mevrouw Van dei Wolf—Dijkstra bij haar prachtig bloeiende vingerplant „Myn man sil wol sizze: hastou nou dyn sin?"

LEMSTER HUISVROUW KREEG VINGERPLANT IN BLOEI

(Van een onzer verslaggevers)

LEMMER — Mevrouw K. van der Wolf—Dijkstra in de Bantegastraat in Lemmer, heeft in haar voorkamer een prachtige, grote vingerplant, die op het ogenblik in volle bloei staat. Deze plant, de Fatsia Japonica (zoals de Latijnse naam luidt), is afkomstig uit Japan en China en het gelukt slechts weinige particulieren haar in ons koude klimaat tot bloei te brengen. Vandaar dat wij grote bewondering hadden voor de prestatie van mevrouw Van der Wolf.
De bloei begon een week of drie geleden met een dikke prop (de bloeiknop) in de top van de plant. Uit die prop kwam een crèmekleurige stengel tevoorschijn, die zich vertakte. Aan het eind van elke vertakking zit een trosvormige bloem, die is samengesteld uit heel kleine, wittige bloemetjes met vijf puntige blaadjes en lange meeldraden. Op ieder bloemetje liggen als diamantjes druppeltjes honing, die in de zon helder schitteren. De honing druipt nu langzamerhand op de bladeren af. Het is geen bloem die opvalt door kleur of geur, maar als men de bloemetjes van dichtbij bekijkt, ziet men dat zij heel mooi en teer gemaakt zijn.

Geërfde gave

Mevrouw Van der Wolf kreeg de vingerplant als beginnelingetje, ongeveer anderhalf jaar geleden met Pasen van haar zoon. omdat in de strenge winter haar kamerlinde bevroren was. Zij heeft nooit iets bijzonders gedaan om hem in bloei te krijgen. Alleen altijd veel water, iedere morgen en toen het warm was ook 's avonds nog. En verder wat kunstmest. Overigens heeft zij aan deze plant niet méér aandacht besteed dan aan de vele andere, die haar kamer sieren. Planten in bloei krijgen is vermoedelijk een gave die mevrouw Van der Wolf van haar moeder heeft geërfd.
“Alde búfrou skuonmakker", zoals de oude mevrouw Dijkstra genoemd werd, had namelijk ook veel mooie planten, die even welvarend waren als die van haar dochter nu. Maar wij moeten er eerlijkheidshalve aan toevoegen dat de heer Van der Wolf ook een grote liefde heeft voor planten en daar tijdens de afwezigheid van zijn vrouw voortreffelijk voor zorgt, zoals zij ons vertelde.


AREND POEPJES: “IK STAAN HIER GOED."

Weerkundig medewerker Hans de Jong uit Gorredijk zond ons bijgaand verhaaltje en foto's:

In 1901 behaalde Arend Poepjes, inwoner van Delfstrahuizen, op 14 januari tijdens een schaatswedstrijd van „Eendracht" in Gorredijk de eerste prijs. Aan het eind van de strenge winter van 1963 behaalde dezelfde toen 83-jarige Arend Poepjes in Staveren, waar hij toen woonde, een heel wat minder eervol resultaat. Nog op 10 maart(!) presteerde hij het op de Stadsgracht een paar baantjes te rijden. Dat lukte eerst wonderwel getuige de foto gemaakt door J. de Vries te Koudum.

De Vries: „Ik wie doetiids molkboer en kaam út myn winkel nei bûten. Dêr seach ik Poepjes op redens. Ik fûn it de muoite wurdich om dat tafrieltsje even op in foto fêst te lizzen. Doe’t it bard wie kaam in âld mantsje, Douwe van der Wal, myn winkel yn. „Hast him op de kyk setten?", frege hy.
„Ja", andere ik, „en as er der trochlazert, nim ik him noch ris".

Van der Wal stap oer de drompel nei bûten ta, draait him daliks wer om en seit: „No jonkje dan meist der fuortendaliks wol hinne gean!" Poepjes helle in snoek, mar hy seach der net oars fan. Earst woe'k him helpe, betocht my doe en sei: „Wachtsje even, ik sil earst myn fototastel noch even helje foar in plaatsje". Seit Poepjes iiskâld: „Man, doe mar rustig an ...ik staan hier goed"


WINST JUNIOR TIEMEN GROEN IN BALK

Langebaan afval te Balk
B. Speerstra en T. Groen wonnen eerste prijzen

Bonne Speerstra uit Tjerkwerd en Tiemen Groen uit Follega hebben de langebaan afvalwedstrijden van de ijsclub Balk gewonnen. Bonne Speerstra won bij de seniores vanaf achttien jaar en Tiemen Groen toonde zich de sterkste bij de juniores tot en met zeventien jaar. De publieke belangstelling voor deze goed georganiseerde en vaak spannende wedstrijden was groot, de bijzonder mooi gelegen baan was in behoorlijke conditie en de jonge rijders (de cracks waren vrijwel allemaal aanwezig bij het huwelijk van Jeen Wester) streden met veel animo voor de waardebonnen.

Bij de juniores hadden zich zestien rijders gemeld, waarvan Theun de Leeuw, Tijnje in de halve finale door een val in de eerste ronde, zoveel van zijn krachten verspeelde, dat hij na Jouke Hoekstra uit Harich werd uitgeschakeld. De zeer lange baan (ongeveer 500 meter) vergde veel van het uithoudingsvermogen van de rijders. Piet Yntema en Herre Nieuwenhuis uit Hommerts wisten zich voor de finale te plaatsen. Uit de tweede halve finale gingen de wielrenner-hardrijder Tiemen Groen en Sietse van Zuiden uit Jorwerd over. Tiemen liet Van Zuiden lange tijd voorgaan, maar won in de sprint. De zeventienjarige, goed rijdende Fokje Schotanus uit Harich, wist zich niet nog een ronde verder te werken. Ze reed uitstekend maar Van Zuilen en Groen waren te sterk. D. Folkerts uit Workum viel ook af.

In de finale ging het, zoals verwacht, weer tussen Tiemen Groen en Sietse van Zuiden. Piet Yntema viel het eerst af en werd dus vierde, Herre Nieuwenhuis kon daarna het tempo niet meer bijbenen. In de laatste ronde bleef Van Zuiden voor rijden, zeer tot genoegen van Tiemen Groen, die evenals in de halve finale op de laatste twintig meter naar voren ging en in de sprint won.
Bij de seniores (vanaf achttien jaar) vielen in de kwartfinales enkele verrassingen. De Harichsters Henk Brouwer en Douwe Schotanus werkten zich uit de eerste serie in de halve finales, de achttienjarige Uulke van der Kooy uit Koufurderige voor Piet Visserman Heeg uit de tweede, maar leme de Vries, Scharnegoutum en Anno Abma, Sneek lieten het afweten in de derde tegen Tjitse Rijpkema, Langweer en W. Couperus, Woudsend.

Anno kreeg op het rechte eind naar de finish een miszet en leme viel vervolgens in de bocht bij een inhaalmanoeuvre. Bonne Speerstra was oppermachtig in de vierde serie en Sietse Osinga uit Koufurderige ging met hem over.
Uulke van der Kooi, W. Couperus en Douwe Schotanus leverden felle strijd in de halve finale om met Bonne Speerstra, die veruit de sterkste was aan te blijven. Couperus gaf zich het eerst over en Douwe Schotanus (broer van Fokje) kon Bonne en Uulke daarna niet bijbenen. Bonne veroverde natuurlijk de twee punten. In de volgende halve finale deed Henk Brouwer uit Harich aanvankelijk veel werk en dat werd hem als eerste noodlottig. Piet Visserman liet zich in de bocht verrassen en gaf op, waarna Sietse Osinga en Tjitse Rijpkema de finale bereikten.

De finale

In de finale was Bonne Speerstra duidelijk de sterkste. Na de loze ronde, gingen in de volgende ronde Uulke v. d Kooy en Sietse Osinga vrijwel gelijktijdig door de finish, Uulke was iets achter en dat betekende de vierde prijs. Sietse was echter ook leeg en gaf zich snel gewonnen, waarna Tjitse Rijpkema uit Langweer nog wel trachtte om met Bonne Speerstra mee te gaan, maar de Tjerkwerder gaf de Langweerder toch geen kans.

Rondenwedstrijden

Voor de verliezers van de juniores en de seniores werden rondenwedstrijden over vijf ronden verreden met alle rijders, die de finale niet hadden bereikt. Bij de jeugdgroep leverde de zestienjarige Feike van der Kooy uit Koufurderrige een goede prestatie. Hij won dit mooie duel voor zijn plaatsgenoot Douwe Kooistra en D. Swierstra uit Mantgum. Fokje Schotanus weerde zich weer best, moest echter in de laatste ronde de meerderheid van de mannelijke jeugd erkennen, maar kreeg toch een troostprijs. Bij de seniores kwamen een groot aantal rijders in de baan, die verwoed om de leiding streden. Otto Lageweg uit Workum ging er in de laatste ronde alleen tussen uit en won voor leme de Vries en Romke van der Meer uit Harich, die vrijwel gelijk aankwamen. leme werd tweede.

Uitslagen: Tot en met zeventien jaar: 1, Tiemen Groen, Follega 7 p.; 2. Sietse van Zuiden, Jorwerd. 6 p.; 3. Herre Nieuwenhuis, Hommerts 5 p.; 4. Piet Yntema, Hommerts 4 p.
Seniores: 1. Bonne Speerstra Tjerkwerd 10 p.; 2. Tjitse Rijpkema, Langweer 8 p.; 3. Sietse Osinga, Koufurderige 9 p.; 4. Uulke v. d. Kooy. Koufurderige 6 p.
Prijzen: waardebonnen.


FOTO: Bij de firma P. de Rook van Lemmer, waar vroeger wel een dertig veertig mensen werkten, vinden nu nog maar een paar arbeiders brood. Op de foto staan Pieter Feenstra en Jan Rottiné. Ze zijn bezig ansjovis te fileren. Feenstra en Rottiné behoren — met een enkele onderbreking — al ongeveer vijftig jaar tot de vaste staf.

LEMSTER BOKKING

Over de bokking (Fries: bokken, bokkum) bestaan mopjes met eerbiedwaardige, lange en waarschijnlijk grijze baarden. Eén van de bekendste is de vraag, waar de bokking wordt gevangen. Een in de moppenwereld onervarene antwoordt doorgaans prompt: „In de Zuiderzee" of „Bij Lemmer". Uitbundig gelach en sarcastische opmerkingen bewijzen naderhand wel, dat het slachtoffer de plank op een reuze manier mis sloeg, maar .... wat kan men verwachten van iemand, die de vissoorten kent van de kar of de etalage en alleen maar weet, dat een haring zuur of zout is en een schelvis gebakken? Bovendien is de naam „Lemster bokking" wel erg misleidend, immers, de bokking werd niet in de buurt van Lemmer als bokking gevangen, maar als haring en pas wanneer ze in een „hang" flink was doorgerookt, maakte ze onder de naam bokking haar entree by het vis-etende publiek.

Wie het laatste zinnetje nauwkeurig heeft gelezen, zal hebben ontdekt, dat het in de verleden tijd is gesteld. Dat kon moeilijk anders, want de echte, onvervalste Lemster bokking verdween al een jaar of wat geleden van het toneel. Na de afsluiting van de Zuiderzee werd het water zoet en de haringen lieten verstek gaan. De rokerijen verlegden daarom hun activiteiten en op het ogenblik kan men wel zeggen, dat Lemmer de paling als voornaamste „rookartikel" beschouwt.

Tijdens een gesprek met een van de firmanten van de Fa. P. de Rook kwam deze, in de grond van de zaak wat tragische geschiedenis weer even naar voren. Het bedrijf, misschien een honderd jaar oud, rookte destijds met wel vier collega's een massa haring. De haring kwam, als de wind gunstig was — let wel: de vissers gebruikten in die tijd nog geen motoren — in Lemmer aan de afslag. Ook voer men met een boot naar de andere afslagen rond de Zuiderzee. Zodoende gaf De Rook vaak een dertig-veertig mensen werk.

Na de afsluiting verliepen de rokerijen. Tal van vissers zochten hun heil ergens anders, de haring moest van elders komen en de concurrentie met de bedrijven in het westen van het land, die toen veel gunstiger zaten, was bijna niet vol te houden.De ene „hang" na de andere werd opgedoekt. De firma De Rook, die het uiteraard ook zwaar kreeg te verduren, zag licht in de ansjovis, al lang, en legde zich toe op de export naar Duitsland. Ook dat is niet meer wat het is geweest. Spanje zit laag in de prijs. Het kan dat doen, want het heeft een overvloed van ansjovis. De ansjovis, die via Lemmer de grens overgaat, wordt in de meeste gevallen in Harlingen, Makkum en Den Oever aan land gebracht.

Zo kan men concluderen, dat de afsluiting van de Zuiderzee en de voor de visserij trieste gevolgen daarvan ook de Lemster „hangen" een zware slag hebben toegebracht. Gerookte paling komt nog wel uit het dorp vandaan — niet van de fa. De Rook, want die rookt niet meer —, maar echte Lemster bokking niet. Een in Lemmer gerookte haring is immers geen Lemster bokking. Het IJsselmeer levert geen haring meer op. De bokking, die nu in de viswinkels ligt uitgestald, komt uit Noorwegen of zo. Ze is groter van stuk en wordt, al zou ze in Lemmer zijn gerookt, toch niet meer Lemster bokking genoemd. De Lemster bokking verdween van het toneel....


REISBRIEF UIT LEMMER

Mijn aan de achterkant van de Wildeman gelegen hotelkamer biedt uitzicht op een omvangrijke kermis, waarvan ik de vrolijke klanken tot laat in de avond heb kunnen horen. Maar het reuzenrad, de heartbreak, de rollerbob en wat er verder maar tot dit kunstmatige pretpark mag behoren, kunnen weemoedige gedachten aan de oude, karakteristieke kermis aan de Langestreek met de luchtschommels, de dodenrit en de bioscooptent van Schouten niet verdrijven.

De kermis zou daar nu trouwens niet meer kunnen staan; er zijn aan het water terrasjes gekomen. Gisteravond, met het prachtige weer, waren ze helemaal bezet. Het Dok lag vol boten en ik realiseerde me dat de achttiende eeuwse hervormde kerk en de door een sierlijke koepel gedekte toren, tegen de achtergrond van een fraaie wolkenlucht, hier eigenlijk het enige herkenningspunt van het oude Lemmer vormen. Maar ik herinner me toch nog goed de zomeravonden waarop Excelsior, het korps van vissers, mastmakers en houtbewerkers, op de muziektent concerten gaf en de mensen bleven staan luisteren naar het volle geluid van de klarinetten en het schetteren van een trompet. Het was of het hele dorp zich met muziek vulde.

Terug naar het heden. Bij de oude sluis staan ook vandaag 'onder de hoek' mannen, die weinig haast hebben. Daar worden de dagelijkse gesprekken gevoerd. Ze hebben gewoonlijk betrekking op plaatselijke toestanden, maar soms wordt de wereldpolitiek niet geschuwd. Met hel oog op enkele oud-Lemsters wordt nog even over vroeger gepraat. De legendarische Hamboe komt ter sprake. Als je (voor de oorlog) een dubbeltje in het toen nog heldere sluiswater gooide dook hij het zonder mankeren op. Een bekende figuur was ook de Moskjeferver, die blijkbaar niet alleen de dakgoten, maar ook de mussen een nieuw kleurtje gaf.

Maar er zijn ook actueler zaken. Een scooterrijder had zojuist bijna een botsing met een onvoorzichtig overstekende Duitse toerist en werd ook nog door de man uitgescholden. „Yn in frjemd lân moatte jo je witte te gedragen", is het algemene oordeel. Een gesprek over het voor en tegen van de vele Duitsers in Lemmer ontwikkelt zich boeiend.

Toch wandel ik maar verder, naar de Lijnbaan, waar vroeger PALVU (Proletariers aller landen verenigt u) stond. Het was de vergaderplaats van de Lemster communisten, die geleid werden door de idealistische visroker en musicus Jacob de Rook. Hij zat voor de Communistische Partij Holland in de gemeenteraad, maar onderwierp zich niet altijd aan de Amsterdamse partijdiscipline. Bij de algemene beschouwingen over de gemeentebegroting sprak hij op visionaire wijze over een toekomstige tijd, waarin er geen verdrukten meer zouden zijn en een rechtvaardige maatschappij volgens de denkbeelden van Marx zou bestaan. Maar ook op korter front voerde De Rook zijn strijd: hij kwam op voor de noden van de kleine man en werd in het dorp algemeen gerespecteerd. Het viel te voorspellen dat hij met de Duitsers in conflict zou komen. De Rook werd tijdens de bezetting gearresteerd en overleed in het Kamp Buchenwald. Het gebouwtje staat er nog. Het wordt sinds korte tiid beheerd door Arend Poepjes, die de ruimte gezellig heeft ingericht. Het wordt nu voor allerlei vergaderingen en bijeenkomsten gebruikt.

Ik praat met Poepjes even over het verdwenen communisme. Wel heeft de groep in Lemmer nog steeds een vertegenwoordiger in de gemeenteraad: Rinse Visser van de Vrije Communisten. „Hy set him yn foar alle minsken, dy't help nedich hawwe en by har eigen partij soms foar de tichte doar komme", verzekert Poepjes. „Ek foar de âlderen, dy't har mei de sosjale problemen en belêstingen net sa best rêde kinne" De geest van Jacob de Rook leeft dus voort.

Na het skûtsjesilen, dat teleurstellend verloopt, gonst het weer van leven in het centrum van Lemmer. Inwoners en vroegere inwoners halen nog tot laat in de avond herinneringen op en nemen ten slotte afscheid met de belofte, dat ze elkaar volgend jaar wéér zullen zien. Wat een prachtige dagen! Wat een prachtig dorp! Als oud-Lemster citeer ik ook vandaag Fedde Schurer: „Hy wil foargoed en altyd Lemster wêze - Dit hert fergeat syn âlde Lemmer nea."


HARDRIJDER AREND POEPJES

Het hardrijden in Friesland

Arend Poepjes een hardrijder van bizonder groot formaat. De generatie van nu heeft hem in zijn goeden tijd niet meer gekend. Maar zij zal van hem hebben gehoord uit den mond van ouderen. We weten echter hoe dat gaat, overlevering en overdrijving plegen hand aan hand te wandelen. Schrijver dezes heeft in zijn jeugd over Arend Poepjes' snelheid en uithoudingsvermogen de meest fantastische verhalen gehoord en ze natuurlijk ook voor waarheid aangenomen. Toen bestond er echter geen enkel vermoeden dat hij nog eens in aanraking zou komen met den man die zelf van overdrijving niets moet hebben. Want daarvoor heeft hij gedurende het onderhoud zichzelf met zorg behoed. Maar per slot van rekening kon ook hij de feiten niet weg redeneeren en waren er de eereteekenen om te bewijzen met welk een groote figuur uit de hardrijderswereld we te doen hadden.

Het heeft nog al wat moeite gekost om hem te pakken te krijgen. Niet omdat hij iets tegen een interview had, integendeel, zooals bleek zag hij daarin een middel om op te komen tegen de overdreven verhalen als de 160 meter in 11 seconden en dergelijke. Neen, het was anders moeilijk, omdat Poepjes nog met hart en ziel visscherman is. Zondagsavonds vertrekt hij met zijn zoons naar Makkum en Zaterdagsavonds komt hij weer terug. Het was een toevallige omstandigheid die ons hem Dinsdagmorgen in zijn huisje „Esperance", aan den weg Balk— Rljs, deed thuis treffen.
Zoo langzamerhand zal er aan het zwerversleven een einde moeten komen en dan is het daar in de Gaasterlandsche bosschen goed rusten. Poepjes heeft het goed bekeken al vindt hij dan toch, dat voor hem de tijd van rusten nog niet is aangebroken. Ik ben nog maar 56 jaar en al willen de kinderen me dan wel in een grooten leunstoel planten voorloopig blijf ik nog visschen.

Wie altijd op het water heeft geleefd kan daarvan niet zoo een, twee, drie afstand doen.
En Arend Poepjes heeft altijd op het water geleefd, is daarop zelfs geboren en wel te Nijverdal op 30 Augustus 1880. Zijn vader oefende toen het beroep van riviervisscher uit. Zelf heeft echter de hardrijder Arend Poepjes niet binnen den dijk gevischt. Hij zat en zit nog steeds op de Wadden of het IJselmeer. Maar daarover zullen we het nu niet meer hebben, al ging aan het onderwerp waarvoor we speciaal kwamen een inleidend praatje over de visscherij vooraf. Hij had toen zijn domicilie te Delfstrahuizen.

Hardrijder is Arend Poepjes al geworden op zijn elfde jaar, toen de jongens van dien tijd ondervonden hoe deze visscherszoon vooruit kon komen. Op 14-jarigen leeftijd won hij te Driehoek aan de Engelenvaart onder Heerenveen een nikkelen horloge met ketting als premie. Van toen tot aan zijn zestiende heeft hij weinig meer van zich doen spreken, maar toen hij zestien was geworden begaf hij zich met het zelfvertrouwen de jeugd eigen, onder de mannen. Het eerste resultaat was een premie te St. Johannesga, waar hij het tegen den zeer bekenden W. Sijtsma, van Rotstergaast, moest afleggen. In Wolvega behaalde hij den eersten prijs van 169 rijders. En toen begon de roem van Arend Poepjes zoo niet de snelste, dan toch zeker een der snelste rijders, welke Friesland ooit gekend heeft. Hij was in zijn goeden tijd ongenaakbaar. Te Sneek b.v. won hij driemaal den eersten prijs van 32 uitgenoodigde rijders. Te Dokkum behaalde hij driemaal het eerelint met schaatsje, dat daar aan den eersten prijs was verbonden. Het dient als toegangsbewijs tot de baan aldaar voor het geheele leven.

Eenmaal kwam hij in Sneek uit met drie van zijn broers. Want de familie Poepjes is er wel een geweest van hardrijders. Namen als die van Lijkle, Johannes, Arend en Klaas leven nog steeds voort in de hardrijderswereld en daarbuiten. Het is niet meer na te gaan waar, wanneer en hoe Arend Poepjes al niet heeft gewonnen. Uit zijn geheugen opgeteld komt hij tot 103 prijzen en premies. Zijn hoogste prijs was die van ƒ 175 te Stadskanaal, terwijl hij voorts nog twee van ƒ 150 heeft gewonnen. Hij heeft medailles van: Sneek twee, Zoutkamp, Joure, Leeuwarden Nieuwe Leeuwarder IJsclub een, en Joure van oud-hardrrjders een. In Meppel heeft hij dan het roemruchte stukje volbracht om de 160 meter in 11 sec. te rijden. Toen echter de directie van de ijsbaan zulks op een bord bekend maakte was Poepjes er als de kippen bij om het opschrift weer te laten verwijderen.

Dat was onmogelijk, zoo vertelde hij. Wat was n.l. het geval. We startten op schot, maar waren zoo op elkaar ingesteld, mijn tegenstander Sijtsma en ik, dat we staande op de streep oogenblikkelijk vertrokken. Ook in Meppel waar we reeds 10 a 12 meter weg waren voor en aleer het schot ging. Natuurlijk maakten we toen een snellen tijd. Bij de medailles hing er ook een welke niet met hardrijden was verdiend, maar welke toch wel even naar voren mag worden gehaald, omdat zij „gewonnen" is met een daad welke ver boven het winnen van een schaatswedstrijd uitgaat. Het was n.l. op 12 Mei 1907, dat een stoere visscherman te Enkhuizen zich wrong door een menigte menschen, welke aan de haven zonder iets te doen, stond te kijken naar een dreumesje van vier jaar, dat in het water lag te spartelen.

Eenige weken daarvoor was op dezelfde plaats een zwemmer verdronken en de werkeloosheid der toeschouwers was dus verklaarbaar. De visscherman, die in normale omstandigheden maar liefst zoover mogelijk bleef van de plaats waar veel menschen bij elkaar waren bedacht zich echter niet, maar sprong pardoes in het water om het meisje te redden. Het is gelukt, maar met heel veel moeite. De wallen en sluizen waren n.l. te hoog om zoo direct van den wal af het drenkelingetje en den redder naar het droge te halen. Bovendien was het Zondag en zaten alle bootjes en booten verankerd en op slot. Een half uur heeft Arend Poepjes, want hij was de redder, toen met het kindje moeten rondzwemmen. Afhangend heeft ten slotte zijn broer het kindje van hem overgenomen. Zijn daad werd beloond met den dank der gelukkige ouders en een medaille met diploma van de Koningin.

Zwemmen kon Arend als de beste bijna even best als hardrijden. En de oorzaken daarvan. Een zeer soliede levenswijze, geen alcohol als hij wedstrijden moest rijden en training. Het mag misschien een beetje gek klinken, dat déze rijder in zijn tijd oefende voor het hardrijden, maar toch is het zoo. Eigen initiatief was dit evenwel niet. Er zijn n.l. indertijd plannen geweest om Arend Poepjes te bekwamen voor de langebaan. Het is er niet van gekomen, hetgeen hem nu nog altijd spijt. Maar voor dit langebaan werk werd hem den raad gegeven zich te oefenen, wat hij dan ook trouw deed. Van September af iederen dag 1500 meter hardloopen en dit volhouden weer of geen weer.

De resultaten staan in de hardrijdersgeschiedenis van Friesland geboekstaafd. En dan te weten dat deze rijder met zijn enorme successen, die 9 jaar geleden nog in Enkhuizen een eersten prijs behaalde, aan zijn rechtervoet bijna lam is, al sinds zijn twaalfde jaar. Toen is hij met zijn hiel in aanraking gekomen met een zeis, waardoor spieren werden doorgesneden.
Vandaar dat Poepjes steeds met den linkervoet afzette en eerst altijd achter zijn tegenstanders aankwam. Zou hij met zijn rechtervoet hebben afgezet hij zou oogenblikkelijk ten val zijn gekomen. Steeds is hij weer de eerste geweest. Hoevele malen het wel is, is niet na te gaan. Maar nu is hij de laatste, want met deze prominente figuur, met dezen sympathieken visscherman wordt de rubriek „Het hardrijden in Friesland" afgesloten.

Zondag begint officieel de lente. Het is nu tijd om gedachten aan ijs en wat daarmee verband houdt uit te bannen. Zij, die niet voor het voetlicht zijn gehaald gelieven geduld te hebben tot het volgend seizoen. Bij voorbaat houden we ons dan aanbevolen voor een medewerking, als welke in de afgeloopen maanden zoo ruimschoots ons deel was. Het heeft den blik op hardrijders (sters) en het hardrijden ten zeerste verruimd.

H.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.